In heel wat voormalige oorlogsgebieden blijft clustermunitie nog jarenlang een dodelijk probleem. Zo ook in Kosovo, waar nu nog altijd de bommen worden opgeruimd die NAVO-vliegtuigen er in 1999 massaal uitwierpen.

INFO : Op dinsdag 22 november wordt wereldwijd het Landmine Monitor Report 2005 voorgesteld. Meer info: www.icbl.org/lm en www.handicapinternational.be.

(*) De plaatsnamen in dit artikel volgen de Albanese schrijfwijze wanneer het om dorpen of steden met een duidelijke Albanese meerderheid gaat. Officieel worden in Kosovo nog altijd Servische plaatsnamen gehanteerd.

Bericht uit Kosovo

Het is dinsdag 8 november, de avond valt over het dorpje Nerodimlje, nabij de zuidelijke stad Ferizaj (*). In de woonkamer van een eenvoudig huis vertellen moeder Sida, dochter Ymrie en zoon Adnan Maloku hoe clustermunitie hun leven heeft verwoest. Op 11 augustus 1999, de oorlog in Kosovo was al twee maanden voorbij, ging Adnan samen met zijn vader en zijn broer Gazmend zwemmen in een meertje in de buurt. Adnan, zes jaar oud op dat moment, vond er een gesloten metalen koker met een gele kleur. Een koffiemolen? Toen hij het aan zijn oudere broer toonde, liet die het ding vallen. Er weerklonk een luide knal. Zowel Gazmend als zijn vader bleven dood achter. Adnan zelf raakte zwaargewond. De ‘koffiemolen’ was een bom.

Het nieuws bereikte al snel het dorp. Moeder Sida werd meteen in shock in het ziekenhuis opgenomen. De volgende dag ging Adnans veertienjarige zus Sanije de kleren van haar broers en vader oppikken bij het meer. Opnieuw sloeg het noodlot toe: ook Sanije botste op een bom. Ze overleefde de explosie niet. Haar been werd dertig meter verderop teruggevonden. Van de zes gezinsleden bleven er maar drie over. Moeder Sida kwam de klap niet meer te boven. Ze heeft intussen twee zelfmoordpogingen achter de rug. De zware medicatie die ze moet nemen, kost maandelijks 56 euro. De uitkering die het gezin ontvangt, bedraagt 62 euro. Ook Adnan is niet meer de oude. Hij is heel stil en teruggetrokken, en kan niet volgen op school.

Amerikaanse bommenwerpers dropten tijdens de NAVO-campagne in Kosovo meer dan 1000 clusterbommen. Elk exemplaar daarvan strooit 202 kleinere bommen uit (lengte: 20 cm, diameter: 6 cm), die ook wel de submunitie worden genoemd. De submunitie maakt zich al in de lucht los van de moederbom en kan daardoor een veel groter gebied bestrijken dan een gewone bom – drie voetbalvelden, zo zeggen de fabrikanten. Ook het Britse leger maakte in 1999 gebruik van clusterbommen om Servische tanks en stellingen aan te vallen. Volgens officiële rapporten dropten de Britten 500 clusterbommen in Kosovo.

Zo’n 5 tot 30 procent van de submunitie komt niet tot ontploffing op het moment van impact. Heel wat van die projectielen blijven dus na een bombardement op of half onder de grond liggen, wachtend op een nieuwsgierige of onvoorzichtige voorbijganger. Zoals Adnan.

Het UCK ruimt op

Het drama in Nerodimlje is er maar een van de vele. Tussen juni 1999, het einde van de oorlog, en juli 2005 vielen in Kosovo in totaal 110 doden door achtergebleven explosieven. Clusterbommen zijn verantwoordelijk voor 53 van die doden, meer dan er in diezelfde periode sneuvelden door de Servische landmijnen die her en der nog in de grond zitten.

Volgens Paul McCullough, een Britse ex-militair die voor de ngo Handicap International verscheidene opruimoperaties in het westen van Kosovo co-ordineert, is het laatste slachtoffer van de clusterbommen in dit gebied nog niet gevallen. Op een site in de Dulje-bergpas, nabij Suharekë, waar een van de teams al sinds augustus aan de slag is, worden op de dag van ons bezoek veertien cluster bomb units gevonden. Veertien bommen, allemaal meteen onschadelijk gemaakt, maar wel grotendeels gevonden in een deel dat officieel niet doorzocht hoefde te worden. Het toont aan dat de clusterbommen vaak een groter gebied bestrijken dan was vermoed, en dat het haast onmogelijk is om honderd procent zekerheid te bieden over de veiligheid van een gebombardeerd stuk terrein.

‘We hebben van de NAVO kaarten gekregen waarop de plaatsen van de inslagen bij benadering staan aangeduid’, zegt McCullough. ‘Helaas is het in het geval van een clusterbom moeilijk te bepalen hoe ver en in welke richting de submunitie is uitgewaaierd. En dan zijn er bovendien nog heel wat bommen die blijkbaar nergens op de kaarten staan. Die vinden we meestal na tips van burgers. Of na een ongeval.’

McCullough wijst op de hoge kostprijs van het ruimen. ‘Eén bom van het type BLU-97 kost het Amerikaanse leger slechts 60 euro. Het bommenvrij maken van het terrein in Suharekë, dat zo’n 90.000 m2 beslaat, kost 60.000 euro. Bij landmijnen is de verhouding nog waanzinniger: de meeste mijnen kun je kopen voor enkele euro’s, terwijl het opsporen en onschadelijk maken ervan gemiddeld 1000 euro kost.’

Mika Toivonen, een Fin die vanuit zijn bureau in Pristina mee de opruimingswerken van alle ngo’s en andere organisaties coördineert, vertelt dat er nog een twintigtal sites op het programma staan voor 2006. De laatste twintig. Toivonen: ‘Het geplande werk is bijna afgerond, daarna zullen de ontmijningsteams alleen nog uitrukken als er ergens een probleem wordt gesignaleerd. Het aantal slachtoffers is ook sterk afgenomen. Dit jaar waren er nog maar vijf ongevallen, waarbij slechts drie doden vielen. En die doden waren niet eens het gevolg van mijnen of clusterbommen: het ging om kinderen die met een granaat speelden die ze ergens, waarschijnlijk binnenshuis, hadden gevonden. Ook dat is natuurlijk een triest gevolg van de oorlog: veel mensen hebben nog altijd wapens en springtuigen, voor het geval dat…’

In Kosovo zijn behalve Handicap International nog enkele internationale organisaties aan de slag, zoals het Britse Halo Trust en het kleinere Mine Awareness Trust. Maar sinds enige tijd worden de meeste explosieven opgespoord en onschadelijk gemaakt door het Kosovo Protection Corps (KPC), een soort civiele bescherming die voor een groot deel uit ex-UCK-guerrilla’s bestaat. Zij werden en worden voor hun opruimingswerk opgeleid door Handicap International, dat op die manier zelf zijn activiteiten stilaan kan afbouwen.

Made in Herstal?

Wereldwijd voeren talloze ngo’s en vredesactivisten al jaren strijd tegen het gebruik van clusterbommen en andere ‘laffe moordenaars’. Want ook in Irak, Afghanistan en Tsjetsjenië maken de bommen nog dagelijks slachtoffers. Wettelijk geldt er nergens ter wereld een beperking. Al komt daar binnenkort misschien verandering in. Philippe Mahoux, fractieleider van de PS in de Senaat, diende begin dit jaar een wetsvoorstel in dat een totaalverbod op fragmentatiebommen of clusterbommen moet instellen. Op 7 juli werd het voorstel alvast goedgekeurd in de Senaat. Als de tekst ook in de Kamer van Volksvertegenwoordigers een meerderheid haalt, wordt België het eerste land dat de aanmaak, opslag en verspreiding van clusterbommen verbiedt.

Stan Brabant van Handicap International België hoopt dat de wettekst, als hij aangenomen wordt, eenzelfde voorbeeldfunctie kan vervullen als de wet op de antipersoonsmijnen uit 1995, waarop het voorstel-Mahoux eigenlijk een aanvulling is. ‘Die wet heeft echt een impact gehad. Zo’n 150 landen hebben een soortgelijk verbod goedgekeurd, er is een internationaal verdrag gesloten en het aantal nieuwe slachtoffers van onontploft oorlogstuig is toch gedaald van één dode per twintig minuten in 1997 naar één dode per dertig minuten vandaag.’

Opmerkelijk feit: volgens een rapport van Human Rights Watch (HRW) van april dit jaar wordt ook in België clustermunitie geproduceerd. Met name bij het Belgische Forges de Zee- bruge (FZ), een bedrijf dat ondanks zijn naam in Herstal gevestigd blijkt. Bij FZ werken 48 mensen, jaarlijks draait de firma een omzet van rond de 20 miljoen euro. Algemeen directeur Dany Drion ontkent meteen de beweringen van HRW. ‘Dat nieuws duikt af en toe op in een bepaalde pers, ja. Maar wij produceren dat soort wapens echt niet. Dat kunt u in onze catalogus nakijken.’ Vanwaar dan die vermelding in het rapport? ‘Ik zou het echt niet weten. Voor 1988 maakten wij ook vliegtuigmunitie, misschien heeft het daarmee te maken. Maar ik kan er ook alleen maar naar raden. Volstaat dat als antwoord? Oké. Nog een goede dag, meneer.’

Volgens Stan Brabant (HI) ontwijkt Forges de Zeebruge de eigenlijke vraag. ‘Ze zeggen blijkbaar altijd dat ze geen clusterbommen maken, maar vertellen er dan niet bij dat ze wel de bijbehorende submunitie produceren.’ Opnieuw naar FZ gebeld, maar daar blijkt de directeur-generaal ondanks herhaald aandringen niet meer te bereiken. ‘Hij is in vergadering, meneer.’

De enige revalidatiekliniek van Kosovo bevindt zich in Pristina. Hier werken heel wat slachtoffers van landmijnen en clusterbommen aan hun herstel. Mensen die hout gingen hakken of paddenstoelen plukken om in hun levensonderhoud te voorzien. Of spelende kinderen, zoals de kleine Endrit (9), die in april 2004 op een landmijn liep nabij Suha Reka, waar nu nog altijd geruimd wordt door een gemengd team van Handicap International en het KPC. Endrit kreeg een prothese, binnenkort mag hij weer naar huis. De kliniek kreunt onder de onderfinanciering en een gebrek aan dokters. Veel specialisten trekken naar het buitenland, waar meer geld te verdienen valt. Alleen de idealisten blijven in Kosovo. Zij trekken zich op aan de progressie die hun patiënten maken. En aan de hoop dat het aantal slachtoffers met de jaren langzaam zal verminderen.

Door Gerry Meeuwssen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content