“Pure Fiction”: een docudrama over Dutroux, zonder sensatie en demagogie.

De namen zijn veranderd, sommige gebeurtenissen iets anders verteld, maar toch is “Pure Fiction” onmiskenbaar een docudrama over de misdaden van Dutroux, Lelièvre, Nihoul en aanverwante figuren uit de kinderhandel. Het verbazende is dat de Belgische regisseur Marian Handwerker alle goedkope sensatie wist te vermijden – een hele prestatie! En iets wat we zeker niet verwachten van het bedenkelijke “Blue Belgium”, de film die de folkloristische Rob Van Eyck aan het maken is over de zaak-Dutroux.

De toon van “Pure Fiction” is niet aangedikt dramatisch, zeker niet melodramatisch – wat helemaal onaanvaardbaar zou zijn – maar koel zakelijk: een reportage – maar dan wel in de vorm van een speelfilm gegoten – in het land van het kwaad.

Handwerker en zijn scenaristen Luc Jabon en Philippe Elhem hebben de bekende gebeurtenissen uit het Dutroux-dossier niet zomaar gereconstrueerd, ze hebben de feiten en hypothesen verwerkt in een dubbele speurtocht: enerzijds een jong meisje, Cécile ( Anne Coesens) dat plotseling de stem van haar aanrander ( Michel Kartchevsky) herkent. Omdat ze door politie noch gerecht wordt geholpen, gaat ze zelf op onderzoek uit, wat naar de bergplaatsen voor ontvoerde kinderen leidt. Anderzijds een magistraat ( Jacques De Bock) die in de jaren tachtig bewijzen verzamelde voor het bestaan van pedofilienetwerken, maar op een zijspoor werd gezet. De hele zaak heeft hem ziek gemaakt en hij zoekt nu zijn heil in de psychoanalyse. Zijn “biecht” loopt parallel met het onderzoek van Cécile.

Handwerker is vooral bekend voor films waaruit zijn sociale bewogenheid spreekt (“La Cage aux ours”, “Marie”) en ook hier toont hij hoe de misdadigheid en het kennelijk ontbreken van enig moreel besef verankerd zit in een naargeestige sociaal-economische context. Niet alleen verwerkt hij sociale onlusten en kwalen (fabrieksstakingen, gijzelneming, drugshandel) in zijn kroniek, maar ook hete hangijzers als pedofilie in de kerk. Op een onnadrukkelijke manier observeert de cineast hoe het legale en het illegale op ontoelaatbare wijze in elkaar vloeien. Het meest akelige is misschien wel de grote rol van het toeval en de wreedheid van het lot bij het moorden en ontvoeren.

De streek rond Charleroi oogt als één grote urbane en menselijke puinhoop. De banaliteit van het kwaad krijgt op angstaanjagende manier gestalte in de beelden van een witte bestelwagen die door de grijze nacht doolt, van de wildgroei van koterijen rond de miserabele woningen, van het graven van lugubere kelders alsof het de gewoonste klus ter wereld is, van onfrisse zakelijke transacties in miezerige hotelkamers.

Het einde van de film toont een journaliste die met belastend bewijsmateriaal naar het Brussels Justitiepaleis stapt, een nietige figuur tegen dit verpletterend symbool van aftandse rechtspraak. De camera tast de monumentale trappen af, maakt dan een zwenking over het plein. Beschuldigend in de richting wijzend van de instellingen die nog even de monarchie overeind houden?

P.D.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content