Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Kleine tip van Knack: “Orale seks is te vergelijken met het schudden van een hand.” Jamaar enfin, dat gelooft toch geen mens dat zoiets in de Knack heeft gestaan. Toet. In het rood en het groot, twee weken geleden op bladzijde negentig. Een streamer zoals dat in het vak heet, een blikvanger die uit de tekst wordt gelicht. In dit geval zonder aanhalingstekens, dus ging het om een aanbeveling van de auteur: onze chef-Wetstraat. In de strijd om het monopolie van seks en geweld, hebben we de mannen van De Standaard weer een gevoelige slag toegebracht.

De manier waarop in dit blad is bericht over de zaak Lewinsky, toont trouwens twee uitersten op onze redactie. Waar onze hoofdredacteur in poëtische bewoordingen aandacht vraagt voor het treurige lot van het ongelukkige meisje (“Wat gebeurt er met Monica, als het licht van de schijnwerpers dooft?”), hitst onze chef-Wetstraat de dader nog een beetje op (“Ge moet ze langs vanachteren pakken, Bill. En een paar klappen terwijl ge bezig zijt kan heel stimulerend werken.”).

Van onze chef-Wetstraat kan men uiteraard niet verwachten dat hij anderen zedelijke lessen zou gaan geven. De dames Ancia en Milquet hebben hem nauwelijks ten afscheid gezoend, of daar verschijnen op ons kantoor al twee blitse inspectrices van de gerechtelijke politie, die een heel eigen invulling van het begrip “huiszoeking” hebben bedacht. Zodat wij na een tijdje verontrust door de traphall moeten roepen: “Rik, gaat het nog ?”

Het is niet onze gewoonte uit de biecht te klappen over collega’s. Maar een klein voorvalletje kan u misschien van dienst zijn bij het interpreteren van bepaalde reportages. Toen na een wat uitgelopen redactievergadering, onze chef-Wetstraat en onze chef-economie op een late dinsdagavond hun auto niet meer terugvonden, besloten ze om in een afspanning de planning voor de volgende week een laatste keer door te nemen. Want als er aan iets aandacht wordt besteed bij Knack, dan is het wel aan de planning voor de volgende week. En hoe daar onderuit te geraken.

Omdat zijn ogen tekenen van vermoeidheid begonnen te vertonen, had onze chef-economie een etablissement uitgekozen waarvan hij vermoedde dat er binnen veel licht zou zijn. “Als ze aan hun gevel al zoveel kleurige buislampen hangen”, stelde hij met een ijzeren logica, “dan zal het binnen zeker lumineus zijn.” Dat viel tegen, maar werd gecompenseerd door een aangename verrassing in de vorm van twee dames, die kennelijk warm weer verwachtten en zich aan het tafeltje van onze twee cheffen kwamen neervleien met de vraag: “Mogen wij een coupke meedrinken, heren?”

“Vaneigens dat gij een coupke moogt meedrinken”, juichte onze chef-Wetstraat die, eens hij het zitten heeft, zijn enthousiasme moeilijk kan verbergen, “wat zoudt gij geen coupke mogen meedrinken?” En onze chef-economie toog in zijn zakken verwoed op zoek naar twee extra sigaren. Eén coupke vloeide al snel over in vier of vijf coupkes, en pas toen de rekening werd gebracht, bleek dat de dames hadden bedoeld: “Op uw kosten.” Maar dat hadden ze er niet expliciet bij gezegd!

Onze chef-economie zou geen chef-economie zijn, als hij dit consumentenbedrog over zijn kant had laten gaan. En onze chef-Wetstraat was niet van plan om alweer krediet te gaan vragen bij zijn plaatselijke Cera-agent. Er ontstond dus een bitsige discussie met de patron en de beide vrouwen, waarna vanuit de achterkeuken plots een vervaarlijk uitziende Afrikaan van twee meter hoog en honderddertig kilo zwaar tevoorschijn kwam.

Zoiets kan misschien een chef-boeken afschrikken, mogelijk een chef-wetenschappen, maar in geen geval een chef-Wetstraat en een chef-economie. Beiden bovendien koperblazer bij een harmonie uit het Pajottenland. Onze chef-Wetstraat, een beetje verdwaasd van de drank en het gewrijf van vreemde vrouwendijen, zag die kolossale neger voor zich oprijzen, kreeg oude ingebakken reflexen terug, en sprong prompt in de beginhouding.

Toen onze chef-economie hem te hulp wou komen, maar wankelend van het overmatige alcoholgebruik met zijn hoofd tegen een koperen bel boven de bar viel, meende onze chef-Wetstraat dat de gong voor de volgende ronde ging, en mepte de Afrikaan met twee linkse hooks en een rechtse directe tegen de grond. Waarna hij de chef-economie bij de arm pakte en sprak: “Kom Guido, we zijn hier weg. Met oneerlijke mensen houden we ons niet op.”

Keren we nu terug naar het artikel over Bill Clinton. Waarin Monica Lewinsky, door onze hoofdredacteur getypeerd als “een wat te goedgelovige jonge vrouw”, bij onze chef-Wetstraat wordt omschreven als “een donkerharige speelse poes uit Californië, op wie men niet moet gaan surfen zonder een grondige beheersing van de basistechnieken”.

Hierna ging Van Cauwelaert nader in op het onderwerp “donkerharige poes”, beschreef enkele vreemde kenmerken van “de jongeheer van de president”, beledigde op zijn minst drie van Saksen Coburgs, pleitte voor een splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, en leverde kritiek op de al te frivole levenswandel van Lewinsky’s moeder Marcia Lewis en haar vriendin Marcia De Wachter. Toen kwam de streamer over de orale seks, en daarna gooide onze chef-Wetstraat alle remmen los en haalde de legendarische limerick van de Nederlandse letterkundige Charivarius vanonder het stof:

Al beheerste Lewinsky veel knepen,

Ze had nooit goed het deelwoord begrepen.

Toen Clinton weer zat,

Vroeg zij afgemat,

Heb ik nu gepijpt of gepepen?

Op dit punt gekomen, vond onze chef-buitenland het welletjes, en besteedde de rest van zijn rubriek aan het Midden-Oosten.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content