Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Bij de grote sprong voorwaarts in de bouw van het nieuwe Museum van Hedendaagse Kunst in Gent : De Rode Poort.

IEDEREEN die al eens een echt huis verbouwd heeft, weet : het raakt nooit helemaal af. Dat geldt bij uitbreiding voor een museum. Het oude Casinocomplex dat de stad Gent in schijfjes in een nieuw Museum van Hedendaagse Kunst verandert, zal nooit afgeraken. Het zal opengaan, wie weet al eind 1998, maar je kan er donder op zeggen dat het er ook dan als een work in progress zal uitzien. De totale oppervlakte (10.000 vierkante meter) is niet mis, het prijskaartje (350 miljoen frank) al evenmin, maar dat doet eigenlijk minder ter zake.

Het punt is dat hedendaagse kunst beter gedijt in een bewegende bouw dan in een tempel die tot in de puntjes afgelikt is. Twintig jaar lang was er echter geen of nauwelijks beweging te krijgen in de hoofden van de stadsvaderen. Ze lieten conservator Jan Hoet opgesloten in het achterste gedeelte van het neoklassieke Museum van Schone Kunsten, in feite een grote speelplaats. De dynamiek die er werd ontwikkeld verbreidde zich over de wereld. Daarvoor zorgden bewustzijnsverruimende tentoonstellingen (?Kunst in Europa na ’68? (1980), ?Chambres d’Amis? (1986), een collectievorming internationale kunst zonder weerga, en ten slotte de organisatie door Jan Hoet van de Documenta IX (1992) in Kassel.

De politici voelden al die tijd de hete adem van een tijger in hun nek en raakten verstrikt in een voortdurend ebbe en vloed van mooie beloften, tot burgemeester Frank Beke (SP) bereid bleek, het onder het vorige schepencollege (SP-VLD) aangegane engagement na te komen. Voor het einde van de eeuw zal in het Gentse Citadelpark een machtig reservoir van levende kunst operatief zijn.

Het speelveld wordt constant onder spanning gehouden door de museale normen doorborende verbeelding van hedendaagse kunstenaars en de behoefte aan een beschermende habitat waar een complete vrijheid van werken gegarandeerd is. Verhuisd uit zijn oorspronkelijke locatie, kan Hoet het creatieve potentieel niet tot de eeuwwisseling laten wachten om te functioneren.

Hij heeft de voltooiing van een verbouwingsfase voor het toekomstige museumdepot (4.200 m²) aangegrepen om een stroomstoot te geven. Veertig kunstenaars van China tot Cuba werden aangezocht om nagenoeg de hele oppervlakte in te nemen, met inbegrip van de voorlopige kantoren van de conservator en zijn staf.

OPEN MIND.

De Rode Poort, zoals het project gedoopt werd, is dus niet alleen een tentoonstelling van kunstwerken maar ook van een museum in al zijn aspecten van bedrijvigheid : foto-labo, schrijnwerkerij, bureaus van de staf, bibliotheek, opslagplaatsen, lokalen van de Vereniging voor Het Museum van Hedendaagse Kunst. Het voltallige museumpersoneel komt oog in oog met zijn publiek. Dit is een uniek experiment van doorgedreven glasnost. Al wie hier werkt, heeft een open mind, dat moet wel. Ze verdienen bezoekers die met dezelfde ingesteldheid komen.

Bij het maken van grote sprongen, komt een geweldige hoeveelheid energie vrij. Hoet houdt ervan om dit voor hem kapitale natuurfenomeen bij elke nieuwe sprong aanschouwelijk voor te stellen voor een zo breed mogelijk publiek. Daarom werd de openingsdag van De Rode Poort een cavalcade van performances. Een performance is een eenmalig gebeuren, waarbij een kunstenaar in levende lijve betrokken is. Het werk voltrekt zich in een min of meer korte tijdspanne. Daarna bestaat het meestal alleen nog in documenten en foto’s.

Soms blijven er tastbare sporen van over, een echt kunstwerk zelfs. Dat is het geval bij de grote draak van honderden meter kruitlont en vijftig bommetjes, door Cai Guo Qiang (China) aangebracht tegen een brede witte wand van de toekomstige opslagplaats voor driedimensionele werken. Luttele seconden lang schoot een vuurschicht van de staart naar de kop van de Dragon Skeleton. Onmiddellijk na het blussen ontstond het ?blijvende? werk : de grillige roetschim van een zwart geblakerde draak op een witte muur. Het opgekomen publiek mocht zelf de waarde bepalen van dit eerste horizontale vuurwerk sinds Antwerpen ’93, en reageerde even dankbaar en genereus als de kunstenaar en de conservator.

In de blauwe lucht boven de koperbruine bomen rond het Casino had hij die zaterdag in november graag drie F 16-straaljagers bloedrode sporen trekkend zien voorbijflitsen. Wat er als een post-futuristische ode aan krachtexplosie, snelheid en blitze machines had kunnen uitzien, werd vanwege praktische bezwaren herleid tot een vredelievende luchttekening van een antiek stuntvliegtuigje. De loopings van de kleine tweedekker, een Boeing Stearman, deed op zijn eigen manier de droom van De Rode Poort in vervulling gaan.

Zoals in de neo-dadaïstische feestdagen van de Fluxus-beweging in de jaren zestig, flirten sommige live optredende kunstenaars met de notie show en spektakel, om middels een ironisch en banaal optreden de verwachting van kunst met grote K naar beneden te halen. The Happy Female Artist, een digitale fusie van twee kunstenaressen, liet zich voorrijden als een dubbelhoofdige Star op het Filmfestival van Cannes, zonder dat er commotie ontstond : Lucie Lavickova en Klara Jiraskova (Tsjechië) zagen er wel zo oogverblindend uit als Madonna of Sharon Stone, maar geen kip die hen kende. Zo viel de wachtende massa ten prooi aan de verveling, het onvermijdelijke bijproduct van de gefrustreerde verwachting. Toen Lucie & Klara in de late avond uiteenvielen in louter dots, bits en bytes, werd er al lang niet meer op de hoofden gelopen.

CLEAR ZERO.

Enkele uren tevoren in volle performance Clear Zero van Tatsuo Miyajima (Japan) in de hoofdhal van het duistere Casino-skelet waren de dichtste drommen al richting Rode Poort afgezakt, waar de eigenlijke tentoonstelling zou geopend worden. Zo konden de dertig mensen van evenveel verschillende nationaliteiten die door Miyajima in het publiek werden gestuurd, ongehinderd hun werk doen. Elk herhaalde in zijn eigen taal en tempo de aflopende serie cijfers van 9 tot 1, een countdown die niet op een finale (of fatale) 0 eindigde, maar op een tel van bezinning met gebogen hoofd.

Ook Miyajima ziet geen heil in kunst die met een knal wordt afgevuurd maar in een geduldig herhaalde polyfonie van vreemde talen, een numeriek gedicht over de aflopende tijd, die almaar weerkeert. De omroepers van de cijfers belichaamden de klank van hun taal met een waarachtigheid die hun nationaliteit rijkdom en kleur gaf. De climax van de performance was bijna een harmonische samenspraak van Vurige Tongen, bijna een multicultureel anti-Babel, ware het niet dat ze allen in het duister tastend eenzaam hun weg zochten, mekaar duidelijk horend maar niet ziend.

Stilaan werd het aardedonker, bar koud en verlaten in het casino vol gaten. In één van die gaten, diep in een kelder, had Danny Devos (België) zich teruggetrokken. Wie langs een smal trapje afdaalde belandde in een vochtig kot. Door een gat in de muur keek je als een voyeur naar de kunstenaar die zich naakt op een stoel had laten vastbinden. Om de nek was een riem gespannen, verbonden aan een soort draaiende motor.

Schoksgewijs zette de met modder overdekte Devos zich tegen de foltering teweer, de ogen gericht op een muurschildering waarop, tegen een rood veld, de zwarte contouren van het gezicht van Marc Dutroux te zien waren. Devos zoekt contact met ?daders van dodingen?, zoals hij ze noemt. In de tentoonstelling ?De Rode Poort? kan de bezoeker in twee metalen cellen volgens een door Devos ingesteld programma een Internet-communicatie met een levenslang opgesloten doder proberen te verwezenlijken. Dat dit nog niet is gelukt komt doordat het Ministerie van Justitie daar nog geen toelating voor gegeven heeft.

Ook Oleg Kulik (Rusland) stelde zijn lichaam zwaar op de proef, zij het in het licht van de spotlights, tijdens zijn performance ?Armadillo for Your Show?. Staande in een langwerpige open kooi, vastgemaakt aan de zoldering, wentelde hij anderhalf uur lang om zijn as. Zijn naakte lichaam was van kop tot teen overdekt met vierkante spiegeltjes die het licht reflecteerden en draaiend uitstrooiden in de donkere ruimte. Draaiend op het ritme van luid schallende hits uit het rocktijdperk, afgewisseld met een klassiek Kyrie Eleison (?Ontferm U Heer? !), leek Kulik een spiegelbol uit de dancings en een profeet.

Het opzoeken van onmenselijke situaties maakt deel uit van zijn vergeefse zoektocht naar een ?niet-antropomorf Ander in zijn eigen ik?. Vroeger al in de rol van Hond van Pavlov, nu in de huid van het uitgestorven, gepantserde nachtdier Armadillo, draagt hij zijn boodschap uit : ?Ik deel u mee : achter elk teken, achter elke afbeelding, achter elk woord loert de werkelijke gruwel en de betovering van een niet-conventionele werkelijkheid.? De schaduw van de wentelende Kulik-kop op de zijbalken was praktisch een omkering van de tollende hoofden van Bruce Nauman op de Documenta IX. Wij tollen in de wereld.

DE STRIJD.

De rook van de performances is verdwenen, de Rode Poort blijft. Ze staat symbool voor de gevaarlijke passage naar de liefde, het lijden, het vuur en de strijd. Maar ze blijft gesloten. In de geest van de Documenta IX is er een displacement nodig om tot de kern van de zaak door te dringen, letterlijk en figuurlijk. Luc Deleu liet een loopbrug van een schip aanrukken om de bezoeker via een inderhaast gemaakt deurtje direct op de eerste verdieping binnen te loodsen. Daar komt hij onmiddellijk terecht in de hoog opspattende golven van een vuilniszee, oprijzend boven een met gebruikte bakstenen samengesteld grondpatroon van een krottenwijk. Op de grond en tegen de muren heeft Pascale Marthine Tayou (Kameroen) kreten van woede en machteloosheid gekrabbeld : ?Kapital is Shit ! / Je m’en fous de l’art ! / J’ai l’impression de me perdre.?

Bij nader toezien laten de fijn bedrade contouren van een scheepje zich ontwaren, vis in de netten en kratten vol geheimzinnige waar. We moeten tot mest terugkeren om elkaar in liefde te ontmoeten, is de boodschap van hoop voor de beschaving, zoals Tayou ze in zijn zelf verklaarde krotisme verspreidt. De rood en geel besmeurde handschoenen aan de mast zijn geleend van Masato Kobayashi (Japan), die ermee de kern van het bestaan in vurige abstracte doeken schildert. Twee ervan staan hier tegen een muur geleund als sculpturen met doorploegde, golvende oppervlakken.

In dezelfde grote ruimte, de storage waar ook Cai’s draak een wand bekleedt, heeft Ricardo Brey (Cuba) zijn ondergangsvisioen neergezet als een kruising tussen David Cronenbergs ?Crash? en een driedimensionale versie van Gericault’s grootse schilderij ?Le Radeau de la Méduse?. Het wrak van het schip met zijn noodlottige missie en het ondraaglijke lijden van de overlevenden, krijgt in zijn twintigste-eeuwse gestalte een doorwrocht sculpturale vorm uit autobanden, stangen, fladderende handschoenen, een olifantenpoot en kleine generatoren om zwarte veren, het straaltje hoop in Brey’s universum, te doen opwaaien.

Peter Santino (V.S.) vertrekt vanuit het besef dat zijn kunst zodanig weinig relevant is voor de oplossing van de problemen van de mensheid dat hij er, onder de vorm van kunst, zijn verontschuldigingen voor wil aanbieden. Voor de Rode Poort deed hij dat onder de vorm van een driedelig zandtapijt. Hij leerde dit nederige medium kennen door de zandtapijten van de oude Tibettaanse monniken. In een blauwe cirkel met de gele sterren van de Europese Gemeenschap zit een kleinere cirkel met de kleuren en de beginletter van het land Rwanda. Daarnaast, in de groene omtrekbanen van concentrische vierkanten, zitten de verontschuldigingen. Tussen de cirkel (figuur van het failliet in het verleden) en het vierkant (dat voor het heden staat), wil zich een rode wig drijven, bedekt met parelachtige bolletjes die een krul vormen. Elk bolletje bevat een datum, van nu tot het jaar 2.000. Het zijn Santino’s tekens van de verlossing, die hij tegen die tijd verwacht.

In zijn witte studiobox met wegblaasbare wanden lijkt Bjarne Melgaard (Noorwegen) soms te willen schuilen voor de gruwelen in deze Hall of Sufferings, hoewel hij er met zijn omgekeerd gekruisigde figuur, hoog in de spanten, ook voluit aan deelneemt. Gekruisigd werd Joey Stefano, een vriend voor wie Melgaard een kerk opgericht heeft. Zij houdt er vreemde rituelen op na, die geen universele ideologie dienen maar het recht opeisen om een hoogst individuele mythologie te belijden. Gehaakte wollen draden proberen de hopeloos versnipperde framenten van die mythologie bijeen te houden. Haastige krabbels op papier, tekeningen van antropomorfe fallussen, half opgerolde foto’s van kennelijk een beeldschone jongen, spookachtige kleipoppen en fetisjen. Ze dragen stukken aan van een tot het uiterste doorgedreven lichamelijk avontuur dat reddeloos uiteengespat is, en in vele vervormingen gerecreëerd en gememoreerd wil worden.

BEUYS.

Aan de rand van dit slagveld vol universele en private messages zijn twee korte video-statements verdwaald, die een klein bekend terrein op een verfrissende manier aftasten. De film van Elke Boon (België) in de stilstaande open lift is een choreografische beweging van de bloedstroom tussen de benen, van een meisje, plots ook van een jongen een picturale expressie van het narcistisch getinte verlangen naar de vervloeiing van generische eigenschappen, en ook een verrassend juiste metafoor van de Rode Poort. Dezelfde gespeelde onschuld, vermengd met ironie en respect, kleurt de video ?Joseph Beuys is underrated? van Dennis Bellone (V.S.). Het is een fluwelen demystificatie van het sacrale aura van de grote roerganger van de hedendaagse kunst, zoals het tot uiting kwam in enkele legendarische Aktionen. Bellone concentreert zich vooral op de filmregistratie van Beuys’ verblijf in een kooi in het gezelschap van een coyote, de confrontatie tussen de in een plaid gehulde en met een stok zwaaiende sjamanische bezweerder, en een wild dier. Bellone deed de hele sessie over in zijn gezellige huiskamer met zijn poes, niet bepaald een predator zoals blijkt.

Zonder het te merken is de bezoeker in een andere sfeer beland, zoals dat ook in het grote Documenta het geval was. In de bibliotheek en de schilderijenreserve ligt het accent niet op het getormenteerd fysieke aspect van de identiteit maar op de mentale component. Leken Bjarne Melgaards gekribbelde boodschappen meer de offspin van zijn extreem lichamelijke crisisbeleving, bij Joseph Grigely (V.S.) in de bibliotheek moet het met uiterste precisie gehanteerde woord een vitaal communicatieproces bewerkstelligen. Als gevolg van een fysiek gebrek – een in zijn jeugd opgelopen doofheid – kan het immers niet op een normaal orale wijze verlopen. Nu gaat Grigely natuurlijk ook als een beeldend kunstenaar met het woord om. In de dagen voor de opening was hij onafgebroken bezig om op een stoffen wand een compositie te maken van minutieus getypte en ingelijste, bespiegelende verhaaltjes over zijn conditie enerzijds, en gekleurde velletjes met een selectie van de geschreven boodschappen uit zijn dagelijkse communicatie anderzijds. In plaats van de wand meer en meer te vullen, trok Grigely er in feite dingen van af, tot er een minimaal tableau overbleef. In de metalen rekken van de schilderijenreserve geven enkele donkere tachistische schilderijen van Philippe Morel (legaat/België) een puur beeldende suggestie van eenzelfde dove stilte.

Eveneens in de tijd en de stilte verzonken zijn de erg lichtgevoelige doeken van Ed Gebski (Nederland). Het zijn experimenteel tot stand gebrachte vervloeiingen van acrylverf, zilvernitraat en een gelei van chemicaliën. Ze verwerven een transparantie als het glacis op oude schilderijen, waarmee ze ook inzake motief verwant zijn : de schilder registreert zichzelf ten voeten uit in interieurs die bestaan uit fragmenten van plaatsen die voor hem of de zijnen van betekenis zijn.

VRUCHTENSTILLEVEN.

De trap naar beneden voert langs de grote en wellicht blijvende wandtekening in houtskool van Otto Zitko (Oostenrijk). Doordat het zwart alle licht absorbeert, komt het werk soms saai en bedacht over. Tot het, gezegend met een helder daglicht, plots in de gloei komt staan. Hoewel helemaal opgebouwd uit abstracte wervelingen en spiralen, doet het werk qua fysieke volumebehandeling en zelfs in compositorisch opzicht een beetje denken aan Michelangelo’s scheppingsverhaal op de zoldering van de Sixtijnse kapel.

Eenmaal beneden, kan het alle kanten uit, teveel om op te noemen. Naar de lokalen van de vereniging bij voorbeeld, waar Roza El-Hassan (Hongarije) in het duister een driedimensionale, flonkerende evocatie van een zeventiende-eeuws vruchtenstilleven geïnstalleerd heeft, en Sam Taylor-Wood (Groot-Brittannië) een benauwend mooie lichaamsoefening op video.

Naar de reusachtige floraliahal van vroeger, waar de groep Maquette (België/Groot-Brittannië) onder een reusachtig plastic werfzeil de oersensatie van de filmkunst wil recreëren uit de geest van de mime als beweging in de niet-beweging.

Of meteen naar het bureau van de conservator waar de meest extatische momenten van mannelijke zelfverrukking, door Ariane Lopez-Huici (Frankrijk) in ongestoord kalme zwartwitfoto’s vastgelegd, boven de hoofden vrij in de ruimte hangen. Wie weet staat de Rode Poort toch op een kier, zodat je buiten lucht kan happen in het wild woekerende piepschuimbeeldenpark van David Bade (Nederland), volgestouwd met uitzinnige sculpturen die klei, plastic zakken en modder aantrekken.

Het minst in het oog springend zijn negen mini-objecten van Michael Ross (V.S.), verspreid over de witte kolommen langs de muren van de opslagplaats voor sculpturen.

Ze hebben zich eerst als kameleons aan de tijdelijke identiteit van hun tentoonstellingsplek aangepast : ready made piepschuimen propjes, chips en peanuts in snoepkleurtjes zoals ze bij verpakkingen gebruikt worden, en voor elk een metalen houdertje, een klemmetje of een clip. Wanneer elke chip in zijn houder gevat zit als een hand om een handschoen, wanneer er wat licht op schijnt, en de werking van de grote witte ruimte eromheen zich doet gevoelen, verandert de kameleon in een ?sculpture of the mind? volgens alle regels van de kunst, begiftigd met een sensuele, lichtjes perverse présence.

Dezelfde kunstenaar realiseerde in Knack nr. 45 (blz. 81) bij wijze van Art as Advertisement een post-cubistische fotocollage, gespannen tussen de macrocosmos van de wijde oceaan en de met het blote oog onzichtbare wereld van de fijnste juwelen. Zoals daar ook zijn : kunst, poëzie, een teen rond een ring op de bodem van de oceaan.

Jan Braet

Tot 2.2.97, Museum van Hedendaagse Kunst, Citadelpark Gent. Elke dag open van 9 u30 tot 17 u (gesloten op maandag). Nocturnes op aanvraag.

Begin van een serie interviews met kunstenaars uit De Rode Poort.

Pascale Marthine Tayou : krotisme.

Ariane Lopez-Huici : extatische momenten.

Ricardo Brey : tussen Cronenberg en Géricault.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content