Niet alleen Iran. Ook de wereld moet verder met Mahmoud Ahmadinejad. Dat brengt een vredesregeling in het Midden-Oosten niet dichterbij.

Even leken de presidentsverkiezingen in Iran in de laatste dagen van de campagne nog spannend te worden. Dat was de verdienste van de voormalige premier Mir Hossein Mousavi, die met een hervormingsgezind discours voor zoveel enthousiasme zorgde dat een recordaantal Iraniërs ging stemmen. Toen de officiële uitslag werd bekendgemaakt, was dat een koude douche. Het bleek dat de omstreden conservatief Mahmoud Ahmadinejad de verkiezingen met goed twee derde van de stemmenal in de eerste ronde had gewonnen.

De kans is groot dat het regime niet te veel aan het toeval wou overlaten en zijn kandidaat een handje hielp. Het is ook mogelijk, zoals wel vaker gebeurt, dat westerse media zich verkeken op de trendy stedelijke middenklasse die communiceert via het internet en de mobiele telefonie, en die de kant koos van uitdager Mousavi. Ahmadinejad heeft de steun van het platteland, van de arme stedelijke bevolking en van veel Iraanse nationalisten, die zich goed voelen bij de strijdlustige buitenlandse politiek van het land. Hij had en heeft ook de steun van de opperste religieuze leider, ayatollah Ali Khamenei, en het hele machtsapparaat waar die voor staat.

Mahmoud Ahmadinejad trad met scherpe uitspraken op de voorgrond, maar eigenlijk heeft de president in Iran een louter uitvoerende functie. Zeker in kwesties van gewicht, zoals het atoomprogramma of de relaties met de Verenigde Staten, worden de lijnen door Khamenei zelf uitgezet. Het is daarom de vraag of er met Mousavi veel zou zijn veranderd. Hij staat zeker aan de kant van de studenten die een vrijere samenleving willen. Maar over het atoomprogramma of over mensenrechten sprak hij zich niet uit. Hij zei alleen dat niemand het zou begrijpen als Iran zou stoppen met de verrijking van uranium.

Aziëkenner Jonathan Holslag van de Vrije Universiteit Brussel pleit voor realisme in de relatie met Iran. Hij vindt dat het Westen geen andere keuze heeft dan te accepteren dat het land voldoende nucleaire kennis verwerft om een atoombom te maken. Iran voelt zich belangrijk en het is ook belangrijk. Het beschikt over een grote voorraad aan olie en gas en het kan geostrategisch niet over het hoofd worden gezien. Het voelt zich met Irak, Afghanistan en Saudi-Arabië omringd door landen waarin aartsvijand Amerika het voor het zeggen heeft. Het vraagt zich af waarom van Pakistan, India en Israël wordt aanvaard dat ze atoomwapens hebben en van Iran niet. Tegelijk heeft Teheran de voorbije jaren diplomatiek zijn huiswerk gemaakt en banden aangeknoopt met China, Rusland en India.

Dit is voor de internationale diplomatie niet de gemakkelijkste uitkomst. Zeker niet als het theocratische regime geweld moet gebruiken om de oppositie in toom te houden. Het was voor Barack Obama gemakkelijker geweest om met een nieuw gezicht in Teheran over de toekomst te praten – ook al zou die in wezen geen andere politiek voeren of kunnen voeren. Amerika en ook Israël moeten voor ogen blijven houden dat er voor de problemen in het Midden-Oosten geen oplossing is zonder Iran.

door Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content