Knack-recensent en homme de lettres Guido Lauwaert werd getroffen door de bliksem. Dat bracht hem tot eigenzinnige inzichten in de literatuur, die hij een hele zomer lang aan u voorstelt. In deel 3: Richard III van William Shakespeare.

Ik heb al zeer jong kennisgemaakt met William Shakespeare. Via de bekende stukken, Hamlet, en meteen daarna King Lear, Macbeth en Romeo & Julia. Ze worden terecht als meesterwerken erkend. En toch beleef ik meer plezier aan enkele van zijn minder gespeelde stukken. Met op kop Richard III.

Je zou kunnen denken dat het komt vanwege mijn sympathie voor iemand die net als ik allesbehalve een adonis is. Maar dat is het niet. Mij grijpen in de eerste plaats het verhaal en de stijl aan, en dan zeker in Risjaar modderfokker den derde, zoals Tom Lanoye het stuk in een veredeld Antwerps cockney herdoopt.

De bliksem die mij in dit stuk trof, sloeg al in op de eerste bladzijde. Het is een passus halverwege de openingsmonoloog, waarin Richard, op dat moment nog prins, zichzelf presenteert. De hele monoloog is van een ongekende schoonheid, maar met kop en schouders steekt de passage erbovenuit waarin hij zijn uiterlijk beschrijft. Toen ik het fragment de eerste keer las, en meteen herlas en weer las en weer, was ik als van de hand Gods geslagen. Zo’n haarscherpe portrettering in zes regels! Die man schilderde met de pen en staat op gelijke hoogte met Hans Holbein de Jongere.

I, that am curtail’d of this fair proportion,

Cheated of feature by dissembling nature,

Deform’d, unfinisht, sent before my time

Into this breathing world, scarce half make up,

And that so lamely and unfashionable

That dogs bark at me as I halt by them; –

De schuldige voor zijn niet zo fraaie uiterlijk is te vinden in de tweede regel van de passage. Prachtig. Raak getypeerd. Wat mij echter het diepst van al trof, waren niet de losse zinnen, maar de mix van koude analyse en muzikale poëzie. De regels zingen, door hun onderlinge harmonie.

Willy Courteaux heeft het oeuvre van Shakespeare vertaald, in 2007 heruitgegeven door Harold Polis van Meulenhoff/Manteau. De toelichting is accuraat en gedetailleerd, onmisbaar voor wie meer wil weten over de geschiedenis en de betekenis van elk stuk en de personages. Over de vertalingen zelf ben ik (iets) minder enthousiast. Ze bekken vaak niet goed, en dat maakt dat een deel van de gevoelens verloren gaat. Ik ben niet de enige die er zo over denkt. Maar het respect voor het titanenwerk van Courteaux is fabuleus groot. Hugo Claus vatte kritiek en respect als volgt samen: ‘Als ik Shakespeare vertaal, zit Willy Courteaux op mijn schouder’, terwijl Tom Lanoye hetzelfde zegt met andere woorden: ‘Dramaturgen, regisseurs, acteurs, bewerkers… Als het om Shakespeare gaat, raadpleegt iedereen de bijbel van Courteaux’.

De vertaling van de openingsmonoloog van Richard III is dan weer wel poëzie die de ziel koningsblauw kleurt. Het beste voorbeeld dat ik kan geven is de vertaling van de hier ingelijste passage.

Ik, die verstoken ben van fraaie vormen,

Gemeen door de natuur beroofd van schoonheid,

Mismaakt, onafgewerkt en voor mijn tijd

Dit leven ingezonden, half geschapen

En wel zo kreupel en zo onbehouwen

Dat honden blaffen als ik hen voorbijhink;

De grootsheid van Shakespeare manifesteert zich in elk stuk. Ook in de minder bekende. Waarom zijn het de minder bekende? Omdat ze door kenners als ‘moeilijker’ werden bestempeld. Zij zijn er verantwoordelijk voor dat stukken, zoals de Romeinse tragedies of bepaalde koningsdrama’s, al te weinig opgevoerd worden. Als ik hoor of lees dat een kenner een toneelstuk als ‘moeilijk’ kwalificeert, rijst de vraag of dat aan Shakespeare ligt of aan de kenner. Dat het ene stuk populairder is dan het andere, betekent niet dat de ‘moeilijker stukken’ van mindere kwaliteit zouden zijn. Sommige stukken zijn wat (al te) langdradig, maar dat doet niets af van hun kwaliteit. Het oordeel van de kenners ontstaat heel vaak door een – gezochte of gewilde – slordigheid. De vermenging van de tijdgeest van toen met die van nu. De tijdgeest waarin Shakespeare een stuk schreef en de tijdgeest waarin het stuk zich afspeelt.

Om een stuk van Shakespeare objectief te kunnen beoordelen, is het nodig om de wispelturigheid van de karakters van zijn personages te begrijpen, én de moraal van het verhaal in al zijn lagen te kennen. Die lagen zitten bij de bard verborgen in duistere hoekjes. In elk van zijn stukken. De bekende en de minder bekende.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content