De merkwaardige politieke verrijzenis van oud-president Ali Akbar Hashemi Rafsanjani betekent niet dat de Iraniërs terug willen naar het verleden.

Hoe loods je een land waarin religieuze conservatieven in alle geledingen van de maatschappij de plak zwaaien de eenentwintigste eeuw binnen? Dat is de hamvraag in de Iraanse presidentsverkiezingen van 17 juni aanstaande. Een meerderheid van de bevolking denkt dat oud-president Ali Akbar Hashemi Rafsanjani (70) de beste troeven in handen heeft om nu eens echt werk te maken van politieke vernieuwing. Volgens, weliswaar officieuze, opiniepeilingen heeft Rafsanjani het presidentschap zo goed als op zak. Nochtans leek na de parlementsverkiezingen van februari 2000 de politieke rol van Rafsanjani helemaal uitgespeeld. De man die van 1989 tot ’97 president was van de Iraanse republiek, werd ondanks uitgebreide steun van de conservatieve clerus, slechts uiterst nipt verkozen. Rafsanjani, te schande gemaakt door de onverwachte kaakslag, koos voor de vlucht vooruit: hij verzaakte aan zijn zetel in het parlement, versterkte zijn macht binnen de Raad der Hoeders, het machtige comité dat onder meer bepaalt wie zich verkiesbaar mag stellen voor een politiek ambt, en werd door slimme investeringen nog rijker dan hij al was. En hij wachtte af.

Wat is er nu veranderd sinds 2000, dat de 70-jarige oud-president zich weer kon opwerken tot favoriet voor het presidentschap? De algemene teleurstelling in het beleid van huidig president Mohammad Khatami zal wel de voornaamste factor zijn. Toen de hervormingsgezinde Khatami in 1997 met een overweldigende score van 70 procent, of meer dan twintig miljoen stemmen, de presidentsverkiezingen won, dacht de wereld, en vooral de Iraniërs zelf, dat het land gauw uit zijn economische en politieke isolement zou kruipen. Het draaide anders uit. De hervormingen die Khatami beloofd had, bleven achterwege. Omdat de conservatieve haviken ze in het parlement blokkeerden, of omdat de president zelf te weinig daadkracht toonde, daarover lopen de meningen uiteen. Het aanvankelijke enthousiasme voor Khatami’s hervormingsprogramma sloeg om in ontgoocheling, en ten slotte in apathie. De Iraniërs lijken te beseffen dat een uitgesproken progressieve president nooit de nodige steun zal krijgen van de oppermachtige conservatieve clerus, waardoor hij de facto machteloos is.

Oud-president Rafsanjani was de kwiekste om in het machtsvacuüm te duiken. Van Rafsanjani denkt de Iraniër dat hij conservatief genoeg is om gehoor te vinden bij de machtige clerus en vernieuwingsgezind genoeg om toch beperkte hervormingen door te voeren. Een unique selling proposition die Rafsanjani voor de Iraanse kiezer haast onaantastbaar maakt. In feite heeft hij zich politiek gepositioneerd als een compromisfiguur tussen de conservatief-religieuze kandidaten en de progressieven, al is het predikaat ‘progressief’ natuurlijk relatief in de Iraanse politiek. De Raad der Hoeders bepaalt er nog steeds de kieslijsten. Nobelprijswinnares en mensenrechtenactiviste Shirin Ebadi komt bijvoorbeeld hoegenaamd niet in aanmerking, al was het maar omdat ze een vrouw is.

Grote en Kleine Satan

‘Hoewel ik er de voorkeur aan geef dat iemand anders deze taak op zich neemt, denk ik dat ik dit bittere medicijn moet slikken’, meldde Rafsanjani sip toen hij zijn presidentskandidatuur aankondigde. Enige zin voor dramatiek en overdrijving is de man die al vijfentwintig jaar in het zenuwcentrum van de Iraanse politiek huist, niet vreemd. En hij zal ook wel weten dat zijn overwinning, ondanks een ruime voorsprong in de peilingen, nog lang niet veilig is. Nu duidelijk is dat Rafsanjani de te kloppen man is in de race naar het presidentschap, richten zijn tegenstanders meedogenloos hun pijlen op het programma van de oud-president. De progressieve kandidaten herinneren graag aan de economische stilstand en de talloze mensenrechtenschendingen tijdens Rafsanjani’s vorige passage als president, conservatieve opponenten slaan dan weer graag munt uit ’s mans dubbelzinnige houding tegenover de Verenigde Staten.

Want Rafsanjani mag zich dan al graag profileren als de enige die Iran uit zijn internationale isolement kan slepen; hij beseft ook dat zoiets onmogelijk is zonder een dooi in de relaties met de VS. Dus ziet Rafsanjani zich genoodzaakt af en toe de verzoener te spelen en de Amerikanen wat naar de mond te praten, zij het dan absoluut niet te vaak. Want in Iran zijn vriendelijke woorden tegenover Amerika op zijn minst verdacht. Bij een uiterst brede laag van de Iraanse bevolking gaat een belediging of zelfs een bedreiging van de Grote Satan (de VS) dan wel de Kleine Satan (Verenigd Koninkrijk) er op tijd en stond wel in. Voor menig Iraans politicus is die strategie alvast de kortste weg naar electoraal succes gebleken. En het is meteen een excuus om, zodra aan de macht, het internationale isolement in te roepen om alle hervormingen te blokkeren, en de heersende elite in al haar privileges te bevestigen. Het kan knus zijn in de As van het Kwaad, als men tenminste de voordelen van die positie weet te oogsten.

Over Israël, nog zo’n favoriete schietschijf van populistische Iraanse politici, houdt Rafsanjani zich minder in. Wie zegt dat ‘Israël de afschuwelijkste gebeurtenis uit de geschiedenis (is), die de islamitische wereld met nucleaire wapens zal verwijderen uit haar midden’, kan het duidelijk geen barst schelen wat men in Jeruzalem denkt. In welke mate Rafsanjani gewoon op de golven van de bestaande haat tegen Israël drijft, of zijn dreigement echt meent, kan niemand met zekerheid zeggen. De Israëli’s vertrouwen het alvast niet, en bestoken bondgenoot Amerika voortdurend met onheilsberichten over het Iraanse atoomprogramma. Het nieuws dat Iran weer gaat starten met het verrijken van uranium, officieel enkel voor vreedzame doeleinden, veroorzaakt begrijpelijkerwijs hoogspanning in Washington en Jeruzalem.

De haai

Op een nucleaire wapenwedloop zit de gemiddelde Iraniër nochtans helemaal niet te wachten. Die is vooral gefrustreerd dat zijn land economisch letterlijk een woestijn is, hoewel het met negen procent van de wereldoliereserves en vijftien procent van het gas in principe behoorlijk welvarend zou kunnen zijn. En toch is twintig procent van de beroepsbevolking werkloos, verdienen ambtenaren ongeveer een derde minder dan voor de val van de sjah in ’79, en vindt er onder de hoogopgeleide Iraanse bevolking ieder jaar een massale braindrain naar het buitenland plaats. Maar Rafsanjani denkt dat hij voor de kentering kan zorgen. De oud-president mikt op een grootschalige economische hervorming, op Chinese leest geschoeid: een verregaande economische liberalisering van de economie, die een beetje meer persoonlijke vrijheden voor de Iraniër toelaat, maar tegelijk het islamitische regime stevig in het zadel houdt.

Betekent het mogelijke presidentschap van Rafsanjani dan een terugkeer naar het verleden voor Iran? Wat betreft het sociale en economische leven van de individuele Iraniër lijkt dat niet zo te zijn, voor Irans buitenlandpolitiek op het eerste gezicht wel. Al is iedere conclusie over de mogelijke acties van Rafsanjani altijd lastig. In de eerste plaats blijft de man toch een pragmaticus die oorlog stookt dan wel vrede predikt, afhankelijk van wat hem het best uitkomt. Zo pochte hij tijdens de oorlog met Irak vaak over zijn eigen prestaties aan het front en deed hij zich voor als de grootste patriot. Tegelijkertijd wordt hij genoemd als degene die het einde van de oorlog bepleitte bij ayatollah Ruhallah Khomeini. Blijkbaar luidt zijn bijnaam niet voor niets Kusheh, Perzisch voor ‘de haai’, wat naar zijn gladde voorkomen, maar ook naar zijn meedogenloosheid verwijst. n

Jef Van Baelen

Het nieuws dat Iran gaat starten met het verrijken van uranium, veroorzaakt hoogspanning in Washington en Jeruzalem.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content