Knuffelberen zijn heilzaam

Sleurt uw kind ook (nog) altijd een teddybeer mee op vakantie en op kamp? Moet u weleens kilometers terugrijden om dat mormel te gaan zoeken in een tankstation? Daar is niets kinderachtigs aan. ‘Knuffels leren kinderen om zelfstandig te worden.’

Het waren zielige beelden bij het begin van de zomervakantie: chiro- en scoutskampen die midden in de nacht ontruimd moesten worden door de aanhoudende regen. Bange jongens en meisjes die in het donker plassen probeerden te ontwijken. Betrokken gezichtjes alom. Zowat al die kinderen, zo bleek, hadden een beetje troost bij zich: een teddybeer, stevig tegen zich aan gedrukt. Maar kinderen van tien, twaalf jaar die nog met meneer beer of mevrouw konijn dwepen, is dat wel normaal?

‘Als dat geen negatieve invloed heeft op de normale ontwikkeling, is er niets aan de hand. Als je kind vrienden maakt, het goed doet op school, hobby’s heeft… dan mag die knuffel best gekoesterd worden’, zegt kinderpsychiater Lieve Swinnen. ‘Een vaste knuffel is een positieve stap in de ontwikkeling. Als ouder mag je dat best stimuleren, het liefst al in de eerste levensmaanden. Een knuffel afpakken is zeker geen goed idee, laat je kind maar zelf beslissen wanneer het afscheid wil nemen van zijn favoriete diertje, dekentje of een ander zacht voorwerp. Al kun je als ouder wel grenzen afbakenen: een knuffel neem je – na de eerste, moeilijke weken – niet mee naar school, die wacht liever thuis in bed. En als je kind geen kleuter meer is, hoef je niet meer terug te rijden naar een bepaalde plek waar het z’n knuffel vergat. Op die leeftijd moeten kinderen daarmee leren omgaan. Maar bepaalde kinderen blijven er heel lang aan gehecht, zeker als ze door moeilijke periodes moeten.’

Om de betekenis van knuffels te begrijpen, moeten we naar de psychoanalyse. De Britse pediater Donald Winicott lanceerde in de jaren vijftig het concept ’transitioneel object’. Knuffels zijn overgangsobjecten die kinderen gebruiken op weg naar zelfstandigheid, legt professor Bart Soenens, ontwikkelingspsycholoog aan de Universiteit Gent uit. ‘Baby’s vinden alleen troost bij hun ouders, maar oudere kinderen gaan zelfstandig om met problemen. Dat leren ze niet van de ene dag op de andere. Om de overgang makkelijker te maken, kunnen knuffels soelaas bieden: als de ouders er even niet zijn om troost te bieden – ’s avonds in bed, bijvoorbeeld, of tijdens een logeerpartijtje – kan een knuffelbeer een vervangende rol spelen. Kinderen krijgen er emotionele steun van.’

Ook voor volwassenen

Er is in het verleden veel gespeculeerd over knuffels. Sommigen menen dat kinderen vooral naar knuffels grijpen als ze te weinig liefde krijgen van hun ouders. Dat heeft mogelijk te maken met de beruchte experimenten van de Amerikaanse psycholoog Harry Harlow in de jaren vijftig. Hij isoleerde pasgeboren resusaapjes in een kooi, met twee surrogaatmoeders. De ene was gemaakt uit metaaldraad, maar er hing ook een papfles aan waarmee de aapjes zich konden voeden. De andere ‘moeder’ was in zachte knuffelstof gewikkeld. Als de aapjes bang waren, gingen ze altijd naar hun ‘knuffelmama’, zelfs als ze daardoor honger moesten lijden. Daaruit kun je afleiden dat warmte en troost noodzakelijk zijn voor baby’s, minstens even belangrijk als voedsel. ‘Maar je kunt niet zeggen dat kinderen die “onveilig gehecht” zijn, door verwaarlozing bijvoorbeeld, meer nood hebben aan knuffels’, zegt Swinnen. ‘Integendeel, het gebrek aan een vaste knuffel kan soms wijzen op een minder veilige hechting. Als een kind geen hechte, intieme relaties kent en geen troost vindt bij volwassenen, kan het soms ook geen “relatie” aangaan met een knuffel. Al mag ook dat niet veralgemeend worden: als je kind geen knuffel heeft, hoef je je als ouder niet meteen zorgen te maken.’

Knuffelen is dus gezond en mag gerust aangemoedigd worden. Ook bij volwassenen, zo blijkt uit recenter onderzoek. Onderzoekers uit Singapore ontdekten dat mensen die zich sociaal afgewezen voelen sneller herstellen met een teddybeer op schoot. En aan de universiteit van Amsterdam ontdekten onderzoekers dat mensen met een laag zelfbeeld minder existentiële angsten doorstaan als ze kort aangeraakt worden. Aanrakingen door mensen zijn sowieso heilzaam, maar ook een teddybeer op schoot kan helpen – in tegenstelling tot een kartonnen doos. ‘Als we knuffelen komt er oxytocine vrij, een hormoon dat ons rustig en blij maakt’, zegt Lieve Swinnen. ‘Als er niemand in de buurt is om te knuffelen, kan een zacht object een alternatief zijn. Denk maar aan het fleece dekentje waarin veel mensen zich ’s winters wikkelen: dat is ook een manier om in je eentje warmte en troost te vinden. Precies hetzelfde als een kind dat zijn knuffel vastpakt.’

DOOR STEFANIE VAN DEN BROECK

‘Een knuffel afpakken is zeker geen goed idee, laat je kind maar zelf beslissen wanneer het er afscheid van wil nemen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content