De gouverneur van de Nationale Bank is een gelukkig man. België, Euroland en het Avondland stellen het wel. Fons Verplaetse betreurt maar één zaak: wij willen dat allemaal niet geweten hebben.

In de wereld van Fons Verplaetse schijnt de zon. Voor hem blijft het gras groener aan deze kant van de heuvel. Vanwaar dat optimisme?

Fons Verplaetse: Wij staan er beter voor dan bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Wij kijken te veel naar Azië en vooral Japan, een land dat al vijf jaar out blijkt. Nu is België geen land van de grande exportation, wij voeren niet veel naar ginder uit. Op lange termijn speelt dat in ons nadeel, op dit ogenblik is het een geweldig voordeel. Onze afzetmarkt, dat is onze achterdeur. De ons omringende landen doen het goed, wij dus ook. Tweede geluk: onze gezinnen interesseren zich slechts matig voor aandelen. In de Verenigde Staten ligt het aandelenbezit vier keer hoger. Dat is meegenomen, want de beurscorrecties laten zich bij gezinnen dan ook maar voor één vierde voelen.

Bewijzen de crisissen op de beurzen en op de financiële markten de broosheid van het bestel?

Verplaetse: Zij brengen vooral een derde verschil aan het licht. In Zuidoost-Azië en vooral in de Verenigde Staten vindt men de markt nog altijd het summum van rationaliteit. Met als een van de gevolgen, een onwaarschijnlijke groei van hedge-fondsen. Dat zijn mensen zoals u en ik maar dan met onvoorstelbare kapitalen. Zij werken zonder enige controle en met een reusachtig hefboomeffect. Tot wat die praktijken kunnen leiden, hebben wij gezien met het in elkaar klappen van het Federal Long Term Management. Dit gaat niet meer over reële economie, maar over een systeem dat elke dag opnieuw probeert mirakels te realiseren. Op dit ogenblik is in de Verenigde Staten het wantrouwen tegenover het financieel bestel enorm groot. De Amerikanen moesten hun rente naar beneden halen, niet omwille van de reële economie, wel omwille van de broosheid van hun financieel stelsel. In ons Euroland is dat allemaal beter. Onze banken en financiële instellingen lopen zo’n risico’s niet, alles is veel beter onder controle. Ons financieel systeem blijft dus minder kwetsbaar.

Waarom delen wij dan in de klappen?

Verplaetse: Er bestaat een mechanisch effect; wat ginder gebeurt, krijgen wij ook te verwerken, maar in veel mindere mate. Belangrijk is dat onze groeicijfers goed zitten. Het eerste en tweede kwartaal van 1998 groeide onze economie met 4,2 en 3,5 procent. Sinds half 1997 behoren wij binnen Euroland tot de snelste groeiers. Frankrijk en Duitsland – wij zwijgen nog van Italië – kunnen dat tempo niet volgen. Als in het tweede halfjaar de activiteiten in ons land niet zouden toe- of afnemen, staat 1998 voor een groei van 2,8 procent. Wij zouden als Nationale Bank onze prognoses moeten optrekken, maar wij doen dat niet om te vermijden dat men zou twijfelen aan de realiteitszin van de Bank. De cruciale vraag luidt: wat brengt 1999? Het Internationaal Monetair Fonds voorziet een groei van 2,6 procent, de experts in Washington zeggen 2,4 en de Europese Commissie houdt het bij 2,5 procent. Dus: 2,25 is een minimum. Dat ligt 0,5 procent onder de groei van 1998, maar ik kan daar mee leven.

Is u tevreden over de bijgestuurde begroting die de regering enkele weken geleden voorstelde?

Verplaetse: Ik begrijp dat de meerderheidspartijen vlak voor een verkiezingsjaar wat geschenken willen uitdelen aan hun cliënteel. Door de onzekere economische omstandigheden zijn de cadeaus met zes maanden uitgesteld. Daardoor raken wij aan een primair overschot van 6 procent. Als er uit de rest van de wereld positieve signalen zouden komen, kan het allemaal nog beter. Japan, bijvoorbeeld, moet zijn financieel bestel saneren. Er is nu 1200 miljard frank voor vrijgemaakt en als dat snel wordt gebruikt – ik twijfel daaraan – krijgt de wereldeconomie weer een positieve impuls.

Blijft die Belgische begroting niet dansen op een slappe koord?

Verplaetse: Die overstromingsramp? Het was een tegenslag, maar kost ons amper 0,1 procent van het bruto binnenlands product. Niet overdrijven, dus. Ik heb verkiezingsjaren meegemaakt die ons 0,5 tot 0,75 procent van het bbp kostten. Zoiets gebeurt nu niet meer, de sanering van de overheidsfinanciën blijkt een duurzame operatie. Dat verklaart het vertrouwen van de privé-sector en het bestedingspatroon van de gezinnen. Zij compenseren de vermindering van onze netto-uitvoer en van vooral de afname van de investeringen door de industrie. De regering heeft de begroting heel rationeel benaderd. Wij behouden de bestaande mechanismen, maar delen de geschenken wat later uit als het tegenvalt, wat vroeger als het meezit. Ik vind dat buitengewoon.

Maar er is voor niks nog ruimte. Ook niet voor de loonkostenverlaging waar iedereen om roept.

Verplaetse: Ik heb overheidstekorten gekend die opliepen tot 13,4 procent. Niemand kon ons volgen, zo snel gingen wij. Midden jaren tachtig kwam de eerste sanering: terug naar 7,5 procent. Van 1993 tot in 1997 legde Maastricht er de pees op. De komma in ons tekort is één cijfer opgeschoven in vergelijking met de eerste helft van de jaren tachtig. Als er wonderen bestaan: dit is er één. Wij oogsten daarmee bewondering in het buitenland en de gezinnen beseffen stilaan dat de grote saneringen gedaan zijn. Dan zegt u: de saneringsoperaties hebben ons groei gekost.

Goed, maar sinds 1997 behoren wij opnieuw tot de snelste groeiers in Euroland. Het vertrouwen op dit moment is zéér groot. Dat kan je niet vatten in een Keynesiaans modelletje. Ik ben ook jong geweest en heb in Keynes geloofd, maar veel tijd en boterhammen leerden mij dat er iets niet klopte.

Zegt u nu: vergeet de loonkostenverlaging maar?

Verplaetse: Nee, die moet er komen, maar geleidelijk aan. Economie is méér dan cijfers en loonkosten. Gisteren had ik drie Amerikanen op bezoek van een economisch magazine. Hun lezers – bedrijfsleiders, investeerders – hadden hen uitdrukkelijk gevraagd eens naar België te kijken. We hebben het hier over mensen die veel geld staken in Zuidoost-Azië, soms met spectaculaire resultaten. Zij komen nu terug naar dat oude Europa dat veel minder rendement geeft, maar waar ze meer zekerheid hebben, waar ze hun kapitaal niet dreigen te verliezen. Even opmerkelijk: voor diensten kijken zij naar één stad, Brussels. Ik wist niet dat dit kon. Als gij wilt beginnen over allerlei modellen, mij goed, dit is geen model, maar iets wat ik meemaak. Er bestaat een duidelijke, nieuwe interesse voor Euroland en voor Brussel.

Wat moet de volgende regering doen?

Verplaetse: Gewoon verder doen. Meer moet dat inderdaad niet zijn.

Dat is wel een heel simpel programma.

Verplaetse: Neen, het is voor politici een zeer ondankbaar programma. Ik ben ervan overtuigd dat wij de zware budgettaire ingrepen achter de rug hebben. Als wij onze schuld blijven verminderen met 3 tot 4 basispunten per jaar en de rente blijft stabiel, krijgen wij een mooie besparing op de rentelasten. Het is crimineel als de regering nu zou zeggen: laat dat tekort maar weer wat oplopen. Vraag de particulieren toch geen enorme offers om allerhande grootse plannen te financieren.

Ik hoor dan: dat kost niks, die plannen betalen zichzelf terug. Ik heb mijn grootste twijfels over de fameuze terugverdieneffecten. Wij hebben verschrikkelijk lang moeten wachten tot het vertrouwen enigszins hersteld was. We zitten nu weer goed, breek alsjeblief dat vertrouwen niet.

Er komt stilaan wel veel druk op de regering. Iedereen gelooft dat er geld is, de werkgevers, de sociale sector, de belastingplichtigen…

Verplaetse: Bij ons zeggen ze: ge moet zaaien naar de zak. Wij staan er nu weer. Wij waren ooit de zieke man van Europa. Laten we nu niet weer zot gaan doen.

U kijkt argwanend aan tegen de operaties van onder andere hedge-fondsen. Pleit u dan voor controle op financiële operaties?

Verplaetse: Kapitaalcontrole als instrument om de economische groei te bevorderen, is totaal misplaatst. Maar als een economie uit haar evenwicht raakt, lijkt mij een beperkte vorm van beïnvloeding van de kapitaalstromen aanvaardbaar. Kapitaaluitvoer kan je onmogelijk beletten. Je kan uitvoerders het leven 48 uur lang zuur maken, maar dan zijn de centen toch weg. Er blijft maar één mogelijkheid over: bemoeilijk de invoer. Ontmoedig mensen die met enorme, zeer kortlopende kapitalen komen om snel winst te maken. Daar bestaan mechanismen voor. Zo legden Latijns-Amerikaanse landen bij de invoer van kortlopend kapitaal een verplichte reserve op. Concreet: als buitenlanders binnenkwamen, werd een groot gedeelte van hun centen gesteriliseerd bij de centrale bank. Ik ben dus tegen een systematische kapitaalcontrole als instrument om de groei te bevorderen, maar tijdelijke maatregelen, dat moet kunnen. Vroeger geloofde ik dat de absolute vrijheid van het kapitaalverkeer de productiefactoren zou neerleggen waar dat het beste is voor de economische groei. Ik weet nu beter. Dat was – misschien – twintig jaar geleden zo, nu zeker niet meer.

Reflecteren beurzen – gezien hun recente evoluties – nog iets van de echte economie?

Verplaetse: Twee factoren joegen de beurzen omhoog: de zeer lage rente en technologische vernieuwingen die toevallig allemaal samenvielen. Zij gaven een geweldige productiviteitsgroei, vooral in de Verenigde Staten. Gevolg: hogere winsten en hogere koersen. Iedereen dacht: die hausse houdt niet op. Natuurlijk zijn er limieten aan. Af en toe een technische correctie, daar kan je niks tegen hebben. Heel hard lopen en dan eens uitblazen, een pint gaan drinken, kan niet slecht zijn.

Hebben beurzen met al hun afgeleide producten niet meer van een casino?

Verplaetse: Je moet serieus blijven. Als je met 2 frank operaties kan uitvoeren ter waarde van 100 frank – dat is een hefboomeffect van 50 -, wat moet je dan denken? Dit is geen werk voor economisten, wel voor experts stochastische stastistiek die de geringe waarschijnlijkheid van onaangename voorvallen berekenen. Denk aan het Federal Long Term Management. Ik ben blij dat Euroland niet in zo’n broos financieel bestel zit.

Straks betalen wij met de euro. Waarom zijn de Belgen geen grote voorstanders van de eenheidsmunt?

Verplaetse: Ik zat eens met mijn Amerikaanse collega Alan Greenspan te praten over de politieke oorsprong en het einddoel van Europa. Ter illustratie legde ik hem uit dat België tussen Frankrijk en Duitsland ligt. Met als gevolg dat de eerste schok van de twee wereldoorlogen bij ons is uitgevochten. Toen zei Greenspan: wat een idee om u tussen die twee te zetten.

In het verleden zijn de Belgen altijd voorstander geweest van integratieprocessen. Bij zo’n onderzoek hangt veel van de vraagstelling af. Twee jaar geleden deed men in de Verenigde Staten een peiling. Dat land had toen vier, vijf jaar groei gekend en toch dacht 45 procent van de ondervraagden dat het slecht ging. Zijn wij eurolovers? Ik weet daar niks van. We hebben er wel alle belang bij eurolovers te worden.

Is het monetaire Europa niet slecht gestart met de vaudeville rond de baas van de Europese Centrale Bank, Wim Duisenberg?

Verplaetse: De witte rook kwam op die fameuze bijeenkomst twaalf uur later dan voorzien. In de media was daar veel om te doen. Maar wat is dat, een beslissing twaalf uur uitstellen? Wat betekenen twaalf uur in een mensenleven? Wij wisten 48 uur later dat alles goed zat, want de marktactoren volgden de media niet. Bovendien, toen ik de zes namen hoorde van het directiecomité was ik stomverbaasd. Ik had nooit vermoed dat de staats- en regeringsleiders zes mensen met zulke hoge kwaliteiten bij elkaar konden brengen. Vergeet dus die start, het systeem werkt. Ik zou bijna zeggen: het werkt te goed. De wisselkoersen zijn zo stabiel dat het bijna vervelend wordt. De elf gouverneurs gaan twee keer per maand twee dagen naar Frankfurt – het eten is er niet zo goed als in Brussel, maar kom – en een echte uitdaging vinden wij daar niet. Het Avondland bewijst dus dat het nog iets kan, dat het over veerkracht beschikt.

Heeft de dollar nu met de komst van de euro afgedaan?

Verplaetse: Absoluut niet. Tot nog toe stonden wij tegenover de Verenigde Staten: een gesloten economie. Wij waren elf landjes met allemaal een zeer open economie; onze voordeur lag tegen onze achterdeur. De elf zijn nu één gesloten blok, even gesloten als het Amerikaanse continent. Vroeger zeiden de Amerikanen: de dollar is onze munt en uw probleem. Als ik een fanaticus zou zijn – ik ben dus een pragmaticus – kon ik nu repliceren: de euro is onze munt en uw probleem.

Ik denk dat noch de Amerikanen, noch Euroland een echt wisselbeleid gaan voeren. De euro zal dus vlotten tegenover de dollar en omgekeerd. De Verenigde Staten voeren al lang een orthodox budgettair beleid, dat gaf ruimte voor een monetaire politiek. Europa, dat waren allemaal kampioenen van overheidstekorten met als gevolg: tegenover weinig orthodoxie in het budgettair beleid stond ook nauwelijks ruimte voor een monetair beleid. Maastricht en het Stabiliteitspact brachten ons tot een Amerikaanse situatie. Méér nog: wij staan er veel beter voor dan de Amerikanen, want die sparen niet. De Amerikaanse overheid moet elke frank die zij tekort komt, in het buitenland lenen. Dat probleem kennen wij niet. De ruime geldmiddelen bij ons maakten in het verleden zelfs onze fenomenale tekorten mogelijk. Er was toch gemakkelijk aan geld te geraken. Wat betekent dit concreet? Er bestaat een grote potentiële volatiliteit tussen de euro en de dollar maar die zou in de praktijk wel eens kunnen meevallen.

Waarom komen de gouverneurs van de elf de jongste tijd zo eensgezind uit de hoek?

Verplaetse: Groot-Brittannië heeft ons een dienst bewezen door voorlopig uit Euroland weg te blijven: wij praten op onze vergaderingen met alleen gelijkdenkenden. Je merkt dat als je daarna naar de IMF-vergaderingen gaat. Dan blijken onze Angelsaksische collega’s bijna uit een andere wereld te komen. Er kwam binnen Europa een merkwaardige cohesie tot stand, dat maakt dat wij in de toekomst bij discussies met de Amerikanen zeker minder ongelijk zullen zijn. Als het over zeer concrete thema’s gaat – de controle op kapitaalstromen of het toezicht ophedge-fondsen – zitten zij op een totaal andere lijn. Wij hebben moeite om dat allemaal te dulden. Zij zeggen: dit is vrijheid. Iedereen is dus blijkbaar vrij om domme dingen te doen.

Van sommige collega-gouverneurs dacht ik vroeger: die zijn toch niet zo eurominded. Ik heb mij vergist: die mannen zweren nu bij Euroland. Het moeilijkste voor ons is te vergeten dat wij in Frankfurt geen natie meer vertegenwoordigen, maar Euroland. Vroeger stonden er in de vergaderzaal mooie plaatjes op de tafel. Op het mijne kon je lezen: Belgium. Ze hebben dat weggegooid. Op mijn plaatje staat nu: Verplaetse.

Als de Europese Centrale Bank op kruissnelheid zit, wat hebben nationale gouverneurs dan nog om handen?

Verplaetse: Frankfurt beslist over het monetair beleid, dat is simpel. Is dat erg? Vroeger mochten wij als Belgen of Nederlanders héél blij zijn als wij 24 uur op voorhand wisten wat de Bundesbank ging doen. En wij moesten ons daar maar naar plooien. Dat is gedaan. De inbreng van een klein landje als België is nu reëel. Het uitvoeren van dat beleid uit Frankfurt gebeurt volgens het subsidiariteitsprincipe, dus blijft dat voor 95 procent bij ons. Een voorbeeld. Onze bankiers zullen altijd moeten blijven onderhandelen met de gouverneur hier en kunnen niet rechtstreeks met Frankfurt praten. Eén monetair beleid betekent overigens niet dat de gouverneurs morgen allemaal hetzelfde kostuum moeten aantrekken.

Uw opvolger wordt dus niet onmiddellijk werkloos?

Verplaetse: Vergeet dat maar, de gouverneurs mogen in de toekomst – zeker de nabije toekomst – harder gaan werken. Ze moeten bijvoorbeeld méér studeren. Ik weet nu wat er in België gebeurt, maar wat weet ik over Italië?

De dag dat u de bank verlaat, kijkt u dan in tevredenheid om?

Verplaetse: België is altijd een serieus land geweest, tot aan de eerste olieschok. Daar hebben wij totaal verkeerd op gereageerd, wij wisten gewoon niet wat ons overkwam. Ronduit gezegd: wij waren naïef en België werd de zieke man van Europa. Maar kijk nu eens… Ons overheidstekort voor 1998 zal kleiner zijn dan dat van Nederland. Dat is toch ongelooflijk? Die enorm hoge rentetarieven van indertijd, dat kan niet meer.

Tot grote spijt van al de spaarders met een kluisje obligaties.

Verplaetse: Dat is zo. In mijn streek hoor ik van oudere mensen die voor een stuk leven van die opbrengsten: meneer de gouverneur, dat rentebeleid is een ramp. Maar praat eens met jongeren. Die zeggen: allez bouwen of een zaak beginnen, vooruit, het is nu of nooit. De mensen beseffen niet hoe goed het gaat. Wij praten altijd maar over Dutroux, over het Octopusoverleg, dat is allemaal zo voorbijgaand.

Maar zo’n affaire-Dutroux dringt toch ook door tot in Frankfurt?

Verplaetse: Mijn collega’s vroegen mij toen: wat is dat daar allemaal in België? Ambetant, hé. Ik heb hen gevraagd: Zijn er bij u soms geen Dutroux-gevallen? Maar ik kreeg daar geen antwoord op. Ik heb altijd gedacht: wij zijn een land van normale gasten en dat blijft volgens mij zo. Zulke affaires worden op een onwaarschijnlijke manier opgeklopt.

Wat mij opvalt, is dat Belgen al het goede als normaal beschouwen. Mijn Ierse collega heeft mij er herhaaldelijk op gewezen: 5 procent van het Iers inkomen komt uit Europa. Dankzij Europa en de structuurfondsen is Ierland geen land meer van mensen die toch niks te verliezen hebben. De Ierse gouverneur zegt mij vlakaf: zonder Europa hadden wij nu zelfs geen vredesbestand. Ieren kunnen blijkbaar de realiteit beter inschatten dan Belgen.

Is dat ontgoochelend voor u?

Verplaetse: Niet echt. Het moet erger zijn voor de politici die hier orde op zaken hebben gezet. Zij moeten niet op dankbaarheid rekenen, integendeel. Een Dutroux gaat drie uren lopen en hopla, twee ministers naar huis. Ik geef wel toe: ik was op dat ogenblik in het buitenland en dat maakte daar geweldig veel indruk.

Met uw optimistisch exposé moet u niet veel bijval verwachten bij uitkeringstrekkers of de massa werklozen.

Verplaetse: Serieus blijven, hé. Voor 2000 voorziet de Europese Commissie voor ons land een werkloosheidsgraad van 7,1 procent. België zakt naar 7,1 procent en dan kun je denken wat dat voor Vlaanderen betekent. Toen ik nog op de schoolbanken zat, leerde ik dat 3 procent het structureel minimum was. Nu is dat 6 of 7 procent en daar gaan wij naartoe. Wat hoor ik elke dag? Sluiting van hier en van ginder, 12 procent werklozen… Wat zie ik? Veel van die mensen gaan ook met vakantie, zijn niet doodongelukkig en verzinken niet in armoede. In de Verenigde Staten ligt het aantal armen vier keer hoger. Bij ons kan je zonder werk zitten en niet in armoede leven. Amerikanen kunnen werken en toch arm zijn. Nee, wij vergeten dat wij terug aan de top van Europa staan.

Waarom willen wij dat niet aannemen?

Verplaetse: Dat zit in de mens hier, daar is geen andere verklaring voor. Een Belg moet kunnen zeggen: het gaat slecht. Hij moet tegen een politicus kunnen roepen: gij daar! Ik probeer dat zelfs niet meer te begrijpen. Wij zeggen niet gemakkelijk: het gaat goed. Nochtans is dat de waarheid. Ik meen dat in dit verband mogen klagen een luxe is. Ik ben persoonlijk geen klager. Ik droom van mijn werk, ik ga daar helemaal in op. Zo op een vliegtuig denk ik wel eens: kijk eens van hoe ver wij teruggekomen zijn. Dat zijn voor mij heel plezierige momenten.

Jos Grobben

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content