Eergisteren zijn in Parijs de Open Franse Tenniskampioenschappen, beter bekend als Roland Garros, van start gegaan. Bij de vrouwen zijn Martina Hingis, de zusjes Williams en Jennifer Capriati de grote titelkandidaten, bij de mannen Andre Agassi en Gustavo Kuerten.

Op geen toernooi is het langer wachten dan op Roland Garros. Wimbledon komt amper twee weken na de gemalen baksteen van Parijs en tussen Londen en de US Open zit er ook maar een periode van zes weken. Geen mens die erom maalt dat Melbourne pas half januari begint. De indigestie van het te lange tennisjaar heeft immers tijd nodig om verteerd te worden. Met Parijs, vier maanden na Melbourne, is het anders. Het Europese outdoorseizoen is nog maar net op gang gekomen, de bloemen en de bladeren zijn net uit de bot, de nieuwe namen zijn pas ontdekt, de voorbereidingstoernooien hebben grote verwachtingen gewekt. Kortom, naar geen ander Grand-Slamevenement wordt zo gretig uitgekeken.

De voorbije vier maanden is er in tennisland ook weer veel gebeurd. Laten we beginnen met de Zwitserse Martina Hingis, nog altijd ’s werelds nummer 1 en winnares van alle Grand Slams, behalve die aan de Porte d’Auteuil. Hingis beleefde op en naast de courts bewogen tijden. Ze won wel al drie toernooien, maar in de topconfrontaties liet ze het afweten. Op de Australian Open en recenter in Charleston was de Amerikaanse Jennifer Capriati in de finale te sterk. Op Indian Wells raakte ze in de halve finale niet voorbij Kim Clijsters en in Miami was Venus Williams onklopbaar. In Berlijn was Amélie Mauresmo te goed. Hingis heeft haar conclusie dan ook klaar: ‘Ik heb al veel meer tijd besteed aan de krachttraining, maar dat volstaat dus niet. Als ik groot en echt gespierd was, dan zou ik ook meer winners kunnen slaan. Ik beheers alle slagen, maar de krachtigere vrouwen zoals de Williamsen en Mauresmo geven me de tijd niet om ermee uit te pakken. Als de balwisselingen langer duren, maak ik een kans. Het probleem is dat er nog nauwelijks rallies komen. Dat komt ervan als de anderen 40 tot 50 kilometer per uur harder opslaan. Ik kan dat ook, maar dan sla ik wel alles buiten.’

Dat de ene trendy lange rechtermouw die kledingsponsor Adidas voor Hingis ontwierp niet hielp, mag dus wel duidelijk zijn. Misschien verspeelde Hingis de voorbije tijd ook wel meer energie dan haar lief was naast de courts. Zo moest ze na Key Biscane voor een rechtbank in Florida verschijnen als getuige tegen een Australiër van Kroatische origine die haar al jaren en overal ter wereld stalkte. Hingis zou de man, Dubravko Rajcevic, beloofd hebben met hem te trouwen. De rechter in Florida kon er niet mee lachen en veroordeelde de man die een stevig psychiatrisch verleden had tot 4 jaar effectieve celstraf.

Ongetwijfeld veel ingrijpender nog in het beschermde leven van Hingis is de breuk met moeder/coach Mélanie Molitor. Na haar verloren halve finale in Miami zette Molitor een punt achter achttien jaar samenwerking. ‘Ze luistert niet meer’, zei mama Hingis. ‘Als coach wil ik van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat bezig kunnen zijn met mijn tennisser. Dat is blijkbaar niet meer mogelijk. Om onze moeder-dochterrelatie te redden, is het beter dat we mekaar niet meer continu op de huid zitten.’

De onmiddellijke aanleiding voor de breuk is overigens banaal. Moeder Mélanie besnaarde al jaren de rackets van haar twintigjarige dochter. Maar die durfde het in Florida plots aan om een andere besnaarder te gebruiken, die dan nog te veel kilo’s op de snaren zette. Een statement was dat volgens mama Hingis, die meteen naar Zwitserland vloog en die zich in de toekomst bezig zal houden met de coaching van een paar beloftevolle jongeren. Martina trekt voorlopig de wereld rond zonder trainer, wel met een vriendin en een hitting partner.

WEDERGEBOORTE EN NOSTALGIE

Zonder meer dé comebackspeelster van het jaar is Jennifer Capriati. Capriati was amper 17 jaar toen ze in 1992 op de Spelen van Barcelona olympisch goud won. Daarvoor had ze ook al de headlines gehaald door onder andere de jongste dollarmiljonaire en de jongste speelster ooit in de top-10 te worden. Maar de druk van het circuit, een omnipresente coachende vader en de verlokkingen van het rijke tienerleven waren te groot geworden. Twee jaar na haar overwinning in Barcelona zat Capriati voor de jeugdrechter in Florida nadat ze was betrapt tijdens een winkeldiefstal en er softdrugs op haar gevonden waren. Maar Capriati vocht terug. Een paar jaar weg zijn uit het tenniscircus deed haar deugd.

Capriati kwam in ’96 weer aan de oppervlakte, met aanvankelijk goede resultaten. Maar de voorbereiding op de comeback was iets te kort geweest. Pas in ’99 drong ze, opnieuw begeleid door haar rustiger geworden vader, weer door tot de subtop. De ultieme bekroning kwam er begin dit jaar. Op haar vijfentwintigste won Capriati vrij verrassend de Australian Open, meteen haar eerste zege in een Grand-Slamtoernooi. In de overwinning in Parijs gelooft Capriati niet echt. Daarvoor is de concurrentie te groot en te sterk. Eén droom heeft ze nog wel voor dit jaar: begin september de titel behalen op Flushing Meadows.

De speelster voor wie het allemaal allang niet meer hoeft, is Martina Navratilova, dachten wij toch. Maar kijk, de nu 44-jarige Amerikaanse dook in maart – net als vorig jaar trouwens – op in Key Biscane. Navratilova speelt tot na de zomer een pak dubbeltoernooien, samen met Arantxa Sanchez, de Spaanse die net als haar landgenote Conchita Martinez meer en meer moeite heeft om voeling te houden met de top. Navratilova is nog altijd synoniem voor kwaliteit, maar heeft aan snelheid en lenigheid ingeboet en kan niet meer mee met de jonge, krachtige generatie die geen geschenken geeft. Waarom speelt ze dan toch nog? ‘Ik hou van het spel’, is Navratilova’s simpele uitleg. ‘Ik heb er plezier in op de baan te staan, het spektakel te verzorgen voor de mensen. Ik heb nog nooit meer steun van het publiek gehad dan nu. Overal sta ik op de showcourts. Ik ervaar nu meer respect dan vroeger toen ik bijna alles won en de boeman was voor Chris Evert. Ik vind het alleen jammer dat de speelsters me niet komen vinden voor wat raad. De jonge tennissers lijken niet in het minst geïnteresseerd en dat begrijp ik niet goed.’

Twee speelsters die niet wakker liggen van wat de rest van de wereld over hen denkt, zijn de zussen Venus en Serena Williams. Vorig jaar werden ze er samen met hun vader Richard op Wimbledon van verdacht het spel in de halve finale niet correct te hebben gespeeld. De excentrieke Richard zou Serena hebben gevraagd om Venus te laten winnen. Serena had immers al een Grand-Slamtitel, Venus nog niet. Alle betrokkenen ontkenden achteraf in alle talen. Maar dit jaar zat het spel opnieuw op de wagen. Een paar minuten voor hun onderlinge halve finale in Indian Wells gaf Venus forfait. Niemand had dat forfait zien aankomen. Serena niet, de toernooidirectie niet, niemand.

The National Enquirer, een Amerikaans sensatieblad, vond bij een uitgerangeerde minnares van pa Williams de uitleg. De deerne vertelde, ongetwijfeld voor een vuistvol dollars, dat Richard niet moest weten van duels tussen zijn dochters. De verklaring voor het niet opdagen van Venus was meteen gevonden. Opnieuw werd door de Williamsen hardnekkig ontkend. Een doktersbriefje ter staving van een knieblessure moest volstaan.

Wie moeten we in de gaten houden voor de Coupe Suzanne Lenglen? Hingis, de Williamsen en Capriati uiteraard, maar ook en vooral Mauresmo, en wie weet Henin, als die niet te veel hinder ondervindt van de in Berlijn opgelopen enkelblessure. Voor Kim Clijsters zijn zeven matchen gravellabeur wellicht net iets te veel gevraagd.

BESTE KIJKCIJFERS OOIT

Het vrouwentennis floreert ondertussen als nooit tevoren. Het publiek geniet van de stevige rivaliteit tussen de afgetrainde speelsters, de steeds flashier outfits en bovenal de in de breedte fel gestegen kwaliteit van het gebrachte tennis. Aangespoord door gedreven marketeers sprong de tv wereldwijd in de dans. De WTA, de organisatie die het professionele vrouwentennis behartigt, kon begin van de maand uitpakken met de beste kijkcijfers ooit. Het aanbieden van de beelden via open publieke of commerciële omroepen en meestal vlot toegankelijke kabelnetwerken zoals ESPN in Amerika en Azië, en Eurosport legt de WTA geen windeieren. Zelfs de behoorlijk zieke New Yorkse Nasdaq ziet veel heil in een alliantie met de WTA en werd onlangs een van de hoofdsponsors van het circuit.

Bij de mannen zit de tegenhanger van de WTA, de ATP, ondertussen al een paar maanden met de handen in het haar. De Grand Slams, die niet tot de proftour behoren en door de Internationale Tennisfederatie worden beheerd, doen het nog wel erg goed, maken zelfs meer winst dan ooit tevoren. Het schoentje wringt echter in het kransje van negen toernooien dat net onder die Grand Slams is samengebracht en dat tegenwoordig de Masters Series heet. Een paar voorbeelden: Key Biscane en Indian Wells, Rome, Monte Carlo en Parijs Bercy. De ATP sloot twee jaar geleden een monstercontract af met het Zwitserse sportmarketingbureau ISL. In ruil voor 55 miljard frank (1,36 miljard euro) verwierf ISL voor een periode van tien jaar de televisie- en andere commerciële rechten van de Masters Series. Maar ISL, dat aan grootheidswaanzin leed en ook onwaarschijnlijke contracten afsloot met de wereldvoetbalbond en de internationale zwem- en atletiekbond, ging op de fles.

De ATP zit nu met de scherven en moet vanuit een weinig comfortabele positie gaan onderhandelen met de eerst afgewimpelde sponsors en omroepen. Voorlopig kan de ATP nog wel de 140 miljoen frank (3,4 miljoen euro) prijzengeld per toptoernooi betalen. Maar volgend jaar zal duidelijk de tering naar de nering gezet moeten worden. Worden er geen nieuwe geldbronnen aangeboord, dan wordt een sanering van de kalender onvermijdelijk – wat niet eens een slechte zaak zou zijn. Zo moeten alle topspelers momenteel deelnemen aan alle negen Masters Series en dat zorgt voor veel gemor bij de spelers zelf en bij de organisatoren van de iets kleinere toernooien, die steeds meer geconfronteerd worden met geblesseerde of nauwelijks gemotiveerde vedetten.

Van die vedetten pikte Andre Agassi het grootste deel van de publiciteit mee. De ondertussen toch al 31-jarige Amerikaan domineerde het voorseizoen met titels op de hard courts van Melbourne, Indian Wells en Miami. Daarmee staat hij ruim op kop in het ATP-klassment voor dit jaar, de Champions Race. Agassi’s eerste weken op gravel waren, zoals die van zijn rivaal uit de jaren negentig Pete Sampras, verre van overtuigend, ook al omdat hij meer het accent op de fysieke dan op de tennistieke voorbereiding legde. De winnaar van Parijs van 1999 weet waarom hij dat doet : ‘Ik moet voelen dat ik zowel offensief als defensief gedurende vijf sets paraat kan zijn. Zodra ik dat gevoel heb, kan alles gebeuren. Ik moet niet tegen een balletje slaan tijdens de training. Dat doe ik immers al dertig jaar. Mijn baltoets zal ik niet meer verbeteren, maar aan snelheid, kracht en uithouding kan ik nog werken. Ik heb op de hard courts goed gespeeld, maar op gravel voel ik me zeker niet het nummer één. Op deze ondergrond zijn er veel specialisten. Maar ze zullen moeten bewijzen dat ze beter zijn dan ik.’

Bij die specialisten kunnen we – onwaarschijnlijk, maar waar – de 15 Spanjaarden uit de top-100 klasseren. Ook al onverbiddelijk op gravel, de – jawel – 8 Argentijnse tennissers in de top-100. Nemen we daarbij nog een handvol Fransen, een paar Amerikanen en Russen ook en één Braziliaan en we zijn ongeveer rond met de favorieten voor Roland Garros.

SPAANSE KROONPRINS

De 21-jarige Spanjaard Juan Carlos Ferrero is hot property. Ferrero speelde vorig jaar al de halve finale op Roland Garros en werd een halfgod in eigen land toen hij op het einde van het jaar, met overwinningen tegen zowel Rafter als Hewitt, Spanje aan een eerste overwinning in de Davis Cup hielp. Dit jaar was Ferrero na Andre Agassi de meest succesvolle tennisser. Ferrero won al vier titels. Eentje in Dubai op hard court en drie op gravel in Estoril, Barcelona en Rome, een toernooi uit de Masters Series. Hij rukte daarmee op naar de tweede plaats in de Champions Race. Als u straks de nieuwe Spaanse ‘kroonprins’ aan het werk ziet, let dan op zijn enorme forehand en snelle, krachtige beweging. Alleen de tweede opslag en volley laten ietwat te wensen over, maar die zijn op gravel van minder belang.

Nog niet bij de favorieten straks op Roland Garros, wel bij de outsiders, een nieuwe Amerikaan: Andy Roddick. Roddick is nog maar 18 jaar en schoot dit jaar als een komeet de hoogte in. Vorig jaar waren er natuurlijk al de tekenen aan de wand. Roddick sloot het jaar af als nummer één bij de junioren door onder andere overwinningen op de Australian en US Open. Een plaatsje als sparringpartner in de Davis-Cupploeg was een ander signaal. Dit jaar dook Roddick voor het eerst op in Miami waar hij Pete Sampras uitschakelde en in de top-100 plaatsvatte. Andre Agassi zag dat het goed was en ging prompt een paar keer met z’n jonge landgenoot trainen. Maar de totale doorbraak kwam er op de gravelbanen van Atlanta en Houston. Roddick won in twee weken tijd beide toernooien (in Atlanta klopte hij Xavier Malisse in de finale) en tikte voorlopig af op de 21ste plaats van de Champions Race.

Roddick is overigens niet de enige Amerikaan die, na jaren van windstilte, op weg lijkt naar de top. Ook Jan Michael Gambill, Mardy Fish en Taylor Dent, jongeren allemaal die geen opleiding van de Amerikaanse tennisbond genoten, lijken uit het goede hout gesneden. De USTA, de Amerikaanse tennisbond, is alvast op de kar gesprongen en heeft met alle privé- en bondstrainers het plan opgevat om het talent niet verloren te laten gaan en te gaan werken met twee grote trainingscentra, in Californië en Florida.

De Braziliaan Gustavo Kuerten, de wereldkampioen van 2000 na z’n onverwachte triomf in de Masters in Lissabon, de titelverdediger en topfavoriet in Parijs, mag hier de epiloog opeisen. De nu 24-jarige Kuerten triomfeerde voor het eerst in Parijs in 1997 en groeide uit tot de populairste Braziliaan. Hij is de enige speler die continu rondreist met een persverantwoordelijke. Niet om hem te promoten, wel om hem af te schermen. Kuerten wil immers zoveel mogelijk in de schaduw blijven. Zo weigerde hij een standbeeld in Florianapolis nadat hij voor het eerst in Parijs won. Kuerten schitterde dit jaar nog niet op de hard courts, wel op gravel waar hij al drie toernooien won, in Buenos Aires, Acapulco en Monte Carlo. Met nog eens twee gravelzeges in het najaar van 2000 erbij bleef hij gedurende 34 matchen op de gemalen baksteen ongeslagen. In Rome verloor hij in de finale van Ferrero en in Hamburg ging hij er in de eerste ronde zowaar uit tegen de Wit-Rus Max Mirnyi.

Kuerten, de eerste Zuid-Amerikaanse wereldkampioen tilde niet zwaar aan de nederlagen in Rome en Hamburg. Hij kampte nog een beetje met de nasleep van een heupblessure en had een paar weken eerder in Monte Carlo zo ongeveer z’n beste graveltennis ooit gespeeld. Zegt Kuerten: ‘Het Europese gravelseizoen is te kort. Drie toernooien van de Masters Series plus Roland Garros in twee maanden is te veel van het goede. Daarom is het belangrijk goed te luisteren naar de signalen van je lichaam. Ik heb het voorbije jaar veel vooruitgang geboekt. Zeker met de opslag. Ik kan makkelijk punten maken, niet alleen op mijn eerste, maar ook op mijn tweede opslag. Ik heb meer tactische keuzemogelijkheden. In Monte Carlo heb ik gedurende een paar wedstrijden de perfectie benaderd. Ik had de indruk dat ik kon doen wat ik ook maar wou. Als Roland Garros onmiddellijk na Monte Carlo zou zijn gespeeld, dan had ik een heel goede kans gehad om opnieuw de titel te pakken. Maar nu is het nog even wachten’, vertelt Guga die een passie heeft voor de hoge golven en er eigenlijk nog heimelijk van droomt om een begenadigd surfer te worden.

De meest ontspannen speler van het hele circuit, de metronoom van op de achterlijn, weet overigens perfect hoe hij de druk van zich moet weghouden : ‘Met de winst van de voorbije toernooien kan ik in alle rust de komende weken tegemoet zien. En over de eerste plaats op de wereldranglijst hoef ik me ook al geen zorgen te maken. Die is voor Andre Agassi. Die benadert zodanig de perfectie dat we met z’n allen voor de tweede plaats strijden.

Dirk Gerlo

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content