De meest mislukte van alle mislukte staten zorgt voor grote problemen. Somalische piraten zijn een gevaar voor alle scheepvaart om de Hoorn van Afrika.

In het azuurblauwe water dat van de Rode Zee rond de Hoorn van Afrika naar de Indische Oceaan spoelt, is varen vandaag een gevaarlijke bezigheid. Piraten maakten er dit jaar al meer dan 60 schepen buit. Recent maakten Somalische kapers zich van een Oekraïens schip meester, met aan boord onder meer 33 tanks. Zolang er in Somalië niet een minimum aan orde en gezag is hersteld, blijft die kant van de Indische Oceaan een paradijs voor piraten en een bedreiging voor passagiers, scheepslui en vracht. Zelfs als die schepen tot 500 kilometer buiten de kust varen. Toch is die piraterij maar een van de redenen waarom de wereld iets aan die situatie moet doen. Belangrijker is dat de Somalische bevolking op geen enkele manier geniet van de voordelen die een moderne staat zou moeten bieden. Terwijl de chaos in het land vooral door de buitenwereld is veroorzaakt.

De piraterij aanpakken is eenvoudig genoeg. Regeringen moeten krachtiger samenwerken dan ze nu doen, en de piraten als het niet anders kan gewoon uit het water schieten. Een coalitie van landen heeft al oorlogsschepen ter plaatse – in het kader van de strijd tegen het terrorisme. Die moeten ervoor zorgen dat er een zeestraat wordt afgebakend en beveiligd. Schepen die voedselhulp naar Somalië brengen, moeten van de Verenigde Naties een gewapend escorte krijgen. Europa moet zijn kleine cel die de activiteiten van lucht- en zeemacht coördineert meer middelen geven. De VN moeten samen met de Afrikaanse Unie een kustwacht op het getouw zetten, die de Somalische kust in de gaten houdt. De Golfstaten, en dan zeker Saudi-Arabië, moeten eindelijk met het geld op de proppen komen dat ze hebben beloofd om te helpen bij de wederopbouw van Somalië.

Moeilijker is het om Somalië zelf aan te pakken. Het land heeft al sinds 1991 geen regering meer die naam waardig. Het is uiteengevallen in een bloedige caleidoscoop van clans en bendes die elkaar bestrijden. Op een bevolking van in totaal 10 miljoen mensen zijn er een miljoen naar het buitenland gevlucht. Volgens schattingen van de VN vertrokken dit jaar alleen al 160.000 mensen uit de hoofdstad Mogadishu, die nog maar een derde van haar normale aantal inwoners telt. Het land is te gevaarlijk voor buitenlandse organisaties, diplomaten en journalisten om er te werken. Duizenden ontwortelde, boze jonge Somali’s laten zich lijmen door de lokroep van de fundamentalistische islam.

Somalië kende in zijn recente geschiedenis maar een korte periode, in 2006, dat de orde min of meer werd gehandhaafd. Dat was toen de islamistische Unie van Islamitische Rechtbanken in Mogadishu de plak zwaaide. Die regering werd echter op aansturen van de Amerikanen door het Ethiopische leger verjaagd. De overgangsregering die door de Ethiopiërs werd opgezet, mislukte jammerlijk. Een zwakke strijdmacht van de Afrikaanse Unie helpt nauwelijks. Op een moment dat de VN er niet in slagen om genoeg soldaten bijeen te brengen om de bevolking in de Sudanese provincie Darfur bij te staan, durft niemand nog maar te opperen dat ook Somalië meer hulp nodig heeft.

Toch is de rol van de buitenstaanders niet helemaal uitgespeeld. In het nabije Djibouti zijn de belangrijkste strijdende partijen al een jaar bijeen in een zogenaamde ‘dialoog’, die zich eindeloos voortsleept. Meer gematigde islamisten moeten bij die gesprekken worden betrokken, zonder daarom de groepen die banden onderhouden met Al-Qaeda bij het proces te betrekken. De VN, het Westen en de regeringen in de regio hebben de morele plicht om te blijven proberen om de Somali’s weer bijeen te brengen. Zo verwoest en kapot het land ook is, het kan nog altijd voor veel ellende zorgen – te land en op zee.

© The Economist

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content