De ene doet het in Parijse toeristenbistro’s, de andere bij de haard of tijdens lange strandwandelingen: boeken bedenken. En hoewel André Sollie en Edward Van de Vendel thuis zijn bij dezelfde uitgevers, gaan de twee vrienden toch elk hun eigen gang. We brachten ze samen, op zoek naar gelijkenissen en verschillen in hun werk.
Allebei droomden ze er aanvankelijk van om liedjestekstschrijver te worden. ‘Ik denk dat we een grote liefde voor taal delen’, zegt Edward Van de Vendel. ‘Bij André is elke zin muzikaal, hij schrijft heel erg op klank en ritme. Verder zie ik bij hem iets wat ik in mijn eigen boeken ook wil bereiken, namelijk dat de personages een leven hebben buiten het boek. Ik krijg als lezer een passage mee, maar heb het gevoel dat ze ook echt bestaan. Zelfs in Dubbel Doortje (Een ‘slaapboek’ voor heel kleine lezertjes, over een meisje dat haar lichaam ontdekt, nvdr) schuilt al een stem. Die ‘stem’ is voor mij eigenlijk het sleutelwoord. Dat je, als iemand spreekt, die persoon gelooft, dat je aanneemt wat hij of zij zegt. Dan is die wereld buiten het boek al bereikt.’
André Sollie: ‘Edward gebruikt iets meer woorden dan ik. Ik wil nooit te nadrukkelijk zijn, en buig misschien te veel in de andere richting. Edward staat verhaaltechnisch sterk, wat ik bij mezelf minder terugvind. Ik ben niet zo’n grote verteller.’
André, ben jij zuiniger met woorden opdat de lezer meer zelf kan invullen?
ANDRÉ SOLLIE: Omdat ik als lezer ook het liefst suggestie heb. Ik schrijf ook pas verder als een hoofdstuk echt af is, als ik het mooi genoeg vind. En moderne woorden als gsm en chatten vermijd ik. Ik wil de verhalen liever tijdloos houden. Het heeft ook met nostalgie te maken.
EDWARD VAN DE VENDEL: Ik heb het idee dat mijn boeken niet voor mezelf zijn maar pas bestaan als lezers ze leuk vinden. Als ik dan schrijf over jonge mensen, zou ik het gek vinden om geen taal of dingen van hen te gebruiken. Al is chatten nu al een middeleeuws woord voor msn’en (lacht). Ik wil dat het hen raakt, dat ze de boeken lezen en denken: dit is echt. Maar dat zal voor André niet anders zijn.
SOLLIE: Oudere kinderen lezen mijn prentenboeken, volwassenen pikken mijn roman voor adolescenten op. (lachend) Ik slaag er dus in om telkens feilloos naast de doelgroep te schrijven. Maar doelgroepen mogen je misschien ook niet bezighouden. Het hoeft niet zo pasklaar te zijn. Prentenboeken mogen naast lectuur ook een kunstvorm zijn. Dat vind ik een soort van opdracht: dat je vanuit je eigenzinnigheid net doet wat je denkt dat goed is, ook al is dat niet de populaire weg. Je moet gewoon je ding doen, een kunstwerkje creëren in een vorm die jij hebt bedacht. En dan is het afwachten wie en hoeveel mensen het bereikt. Je stem herkennen ze toch wel.
VAN DE VENDEL: Ik ben niet krampachtig op zoek naar wat kinderen willen lezen. Het gaat me meer om een ontmoeting tussen mijn afwijkingen, of mijn persoonlijkheid en de eigenzinnigheid daarvan en wat de kinderen mooi, grappig of spannend vinden. Dat is net zo bij een leraar. Die moet én de kinderen in de gaten hebben en zelf een beetje grappig raar zijn. De leraren die iedereen het interessantst vindt, zijn niet zo makkelijk inwisselbaar. Ik vind pas eerlijk wat ik doe als er ook kinderen zijn die het leuk vinden. Misschien is André authentieker, meer een artiest dan ik. Ik ben dan meer iemand die dingen maakt.
SOLLIE: Mijn boeken beginnen organisch vanuit mezelf en vanuit de taal. Ik ben tekenaar van opleiding maar het was heilig voor me dat ik ontdekte dat ik ook kon schrijven, omdat ik daar nog iets meer mee kan uitdrukken. Nu houd ik het meest van de combinatie woord-en-beeld. Zoals in Een raadsel voor Roosje, een boek dat me na aan het hart ligt omdat het net over schrijven én schilderen gaat. En over hoe de euforie van de creatie je over moeilijke momenten in je leven heen kan helpen.
VAN DE VENDEL: Bij mij start het veeleer vanuit een of meer personages. Aidan Chambers zegt: je ontmoet je personages en die willen iets van je, maar het is aan jou om uit te zoeken wat. Soms moet ik daar heel erg lang over nadenken.
SOLLIE: Ja, je verrast jezelf en zij verrassen jou. Vroeger vond ik dat flauwekul als schrijvers zeiden dat hun personages hen bij de hand namen. Nu ervaar ik dat zelf.
Edward, kun je iets vertellen over je nieuwe boek De Gelukvinder, het eerste in de nieuwe Slashreeks?
VAN DE VENDEL: Hedendaagse jongerenboeken in Nederland reflecteren weinig over de actualiteit, zoals de hele multiculturele problematiek. Daarom mocht ik van Querido het initiatief nemen voor die Slashreeks, waarin bekende schrijvers het echte verhaal van een bijzondere jongere optekenen. Met zo’n reeks laten we zien dat we jongeren van nu belangrijk vinden. Ik koos voor het verhaal van een asielzoeker, omdat ik er zelf geen benul van had hoe het is om uit je land te moeten vluchten en dan zonder papieren gewoon tussen je klasgenoten op de Nederlandse schoolbanken te zitten. Ik had het geluk dat ik kon samenwerken met Anoush Elman, met wie het bijzonder goed klikte. We hebben elkaar zeker vijftig keer gesproken en hij bleek een heel goeie verteller. Sommige scènes kon ik zo gebruiken in het boek. Daarnaast liet hij me ook een heel leven zien: ik mocht kennismaken met heel zijn familie.
Schrijven is een eenzame bezigheid. Hebben jullie daar last van?
VAN DE VENDEL: Toen ik het lesgeven opgaf en fulltime ging schrijven, was ik er bang voor dat ik een vervelend persoon zou worden door veel met mezelf bezig te zijn. In de praktijk zit ik heel weinig alleen. Ik werk vaak samen met tekenaars of moet onderzoek doen. Momenteel ben ik bezig met een boek over voetbalclub Ajax en daarvoor ben ik elke week gemiddeld wel een dag op pad en aan het interviewen.
SOLLIE: Ook al ben je alleen, toch krijg je respons. Van jezelf, je uitgever, je eerste lezers. Of je krijgt mailtjes van mensen die soms correspondenten blijven. En schrijven kun je overal. Soms permitteer ik me een schrijfweek aan zee. Dan plan ik een strandwandeling van een uur of twee en in die tijd moet een personage zich bijvoorbeeld op een mooie manier van de ene naar de andere kamer verplaatsen. In het begin was die eenzaamheid lastig, want ik ben nogal gesteld op geborgenheid, huiselijkheid en gezelschap. Tot ik ontdekte dat ik mijn personages eigenlijk bij me heb in mijn koffer. Of ik gebruik een woordenboek als vriend: het liefste wat ik doe, is daarin bladeren, ook al ben ik tekenaar van opleiding.
Tot slot: welk boek van elkaar zouden jullie cadeau geven aan iemand?
SOLLIE: Onlangs heb ik dat nog gedaan. Een vrij jong iemand zocht gedichten die impliciet over het thema homoseksualiteit spraken. Toen heb ik Edwards bundel Aanhalingstekens aanbevolen. Dat boek kreeg misschien iets minder aandacht, maar het zijn prachtige gedichten en ze zijn heel mooi uitgegeven.
VAN DE VENDEL: Ik hou enorm veel van Dubbel Doortje. Dat vind ik op alle fronten geslaagd. Het is zo moeilijk om voor kinderen van twee, drie jaar iets goeds te maken en hier is dat gelukt.
DOOR ANNELIES DE WAELE