Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Vrijdag begint het nieuwe voetbalseizoen met weer een karrenvracht derderangsbuitenlanders en de veiligheidspas: secretaris-generaal van de voetbalbond Jan Peeters over zijn gemengde gevoelens.

Met Jan Peeters praten wij eigenlijk het liefst over de kwaliteit van restaurants in Klein-Brabant. Welke wijn daar precies bijhoort, bij paling in ’t groen. En over wijlen Nonkel Jan de poppenspeler, van “De Veerman” in Sint-Amands. Over de Olympische Spelen. Of over hoe in elke jeugdige crimineel ook iets goeds zit. Liever over al die positieve zaken, dan over de kwaliteit van het Belgische voetbal, het hooliganisme, en het systeem van de veiligheidspasjes dat gegarandeerd in de soep draait.

Maar goed, wat moet moet. Dan had Peeters na 23 jaar jeugdrechtbank, en na vijf Olympische Spelen, maar niet zo dom moeten zijn om na zijn pensioen nog secretaris-generaal van de voetbalbond te willen worden. Ter vervanging van Alain Courtois, die begin ’97 aan de slag ging als directeur van Euro 2000, en in principe nadien terug naar de bond komt. Peeters zelf zetelt in het bondsbestuur sinds 1968, werd in 1977 lid van het uitvoerend comité en in 1994 ondervoorzitter. Van ’89 tot eind ’96 was hij ook ondervoorzitter van het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC).

Peeters had moeten doen wat na Atlanta werd gesuggereerd: in het strijdperk treden tegen toenmalig BOIC-voorzitter Adrien Vanden Eede, wiens functioneren door alcoholproblemen problematisch was geworden. Peeters leende zijn stem wel even aan het protest van vele BOIC-werkers, die vonden dat het met Vanden Eede niet langer kon. Maar om zelf zijn kandidatuur voor het voorzitterschap te stellen, had hij geen zin. Zodat Vanden Eede gewoon herkozen werd, nadien in zijn drankprobleem herviel, en uiteindelijk met anderhalf jaar vertraging aan de kant werd gezet. François Narmon van het Gemeentekrediet, volgde hem op.

Voorzitter van het olympisch comité, dat was de gedroomde functie geweest voor Jan Peeters, niet secretaris-generaal van de voetbalbond, die toch maar een bediende is. Maar, zoals gezegd: dat moet hij zelf weten, niemand heeft hem verplicht. Hoe erg is het gesteld met het Belgische voetbal? Ziedaar de enige vraag waarmee uw verslaggever zich in het bondsgebouw aanbood. Hou in gedachten dat het echte antwoord luidt: “Slecht, dramatisch slecht.”

JAN PEETERS: Ik ga het nieuwe seizoen in met gemengde gevoelens. Onze clubs dreigen Europees, nog voor het begint, al uit de boot te vallen. En de matte prestatie van de Rode Duivels op het WK heeft ook op de bond voor ontmoediging gezorgd. Zeker omdat hier in huis hard gewerkt is aan de voorbereiding. Aan de andere kant was de vijfde opeenvolgende kwalificatie op zich een succes, en dient de nieuwe competitie zich spannender aan dan de vorige. Heel wat ploegen hebben zich versterkt, ik denk vooral aan Anderlecht en Standard. Hopelijk krijgen we weer een echte strijd tussen “de grote drie” van vroeger. Maar ook met underdogs die zich plotseling manifesteren, zoals Lierse of Genk, ben ik tevreden.

Laten we het, voor wat het positieve betreft, daarbij houden. Nu de minpunten. Het legioen minderwaardige buitenlanders, dat vorig seizoen onze competitie verziekte, is allerminst uitgedund. We tellen er zo’n honderd vijftig, dat is veertig procent.

PEETERS: Ik ben niet tegen de aanwezigheid van buitenlanders, want in het verleden is bewezen dat die ons voetbal heel wat kunnen bijbrengen. Maar, ze moeten van een zeker niveau zijn, en ze mogen niet zo talrijk worden dat onze eigen jeugd niet meer aan bod komt. Die twee voorwaarden zijn in het gedrang. Vraag: kan de bond daar iets tegen doen? Antwoord: neen. Het is de vrije keuze van de clubs. Wij zijn gebonden door de internationale verdragen en wetten. Het vrij verkeer van werknemers is een Europees principe, de bond mag zijn clubs geen buitenlandersbeperking opleggen. Einde van het verhaal. Het enige wat kan, is dat de clubs zelf afspreken om een bepaald aantal Belgen op te stellen.

Een herenakkoord binnen de profliga! Daar zal veel volk naar komen kijken.

PEETERS: Ik moet toegeven dat ik in al die jaren bij de bond vaak een gentlemen’s agreement tussen de clubs heb weten sluiten, maar ik kan er mij niet één herinneren dat ook in de praktijk is toegepast. Je moet het op een of andere manier opleggen. Maar dat vereist een reglementswijziging, en die kan er enkel komen met de toestemming van diezelfde clubs. En je moet goed opletten dat je niet in strijd met de Europese wetgeving handelt, of je riskeert een veroordeling. Ikzelf was honderd procent voorstander van de Europese gedachte, maar de jongste jaren is mijn enthousiasme fors gedaald. Je kan niet alle Europese richtlijnen zomaar op de sport toepassen, zonder het wezen ervan in gevaar te brengen. Nationaliteit en kalender zijn nu eenmaal twee essentiële factoren van de sport. Het is wachten op de eerste die de nationale ploeg in strijd met het Europees Verdrag vindt.

Van de honderd vijftig buitenlandse spelers komen er hooguit vijftig uit de EU. Het Europees Verdrag verbiedt enkel een beperking op buitenlanders uit EU-lidstaten. De Fifa heeft dat uitgebreid tot alle buitenlanders. Dat was niet nodig.

PEETERS: Men heeft gemeend dat er anders een onrechtvaardige discriminatie zou bestaan. Daarover kan je lang discussiëren. Het heeft de buitenlandersinvasie vergroot, dat is een feit. Ik wil niet naïef zijn, maar ik hoop dat een verbeterde jeugdwerking ertoe zal leiden dat de Belgische spelers weer aantrekkelijker worden. Maar er dreigt een vicieuze cirkel. Want net omdat die buitenlanders er zijn, heeft de eigen jeugd het zo moeilijk om door te breken. En de clubs zelf overwegen om hun jeugdwerking af te bouwen, als ze geen enkele waarborg krijgen dat de jongeren in wie geïnvesteerd wordt, ook langere tijd bij de club zullen blijven. In Frankrijk is dat wel het geval. Bij ons bestond iets dergelijks in het leger, waar artsen werden opgeleid op voorwaarde dat ze enkele jaren aan het leger verbonden bleven. We moeten, samen met de overheid, een wettelijke basis zoeken om dat ook voor jonge voetballers mogelijk te maken.

Bondsvoorzitter Michel D’Hooghe heeft van de Fifa bekomen dat het afschaffen van de transfersommen voor buitenlanders van buiten de EU, enkele seizoenen werd uitgesteld. Dat heeft de jacht op goedkope Oost-Europeanen en Afrikanen verhevigd.

PEETERS: Mogelijk, maar de voorzitter heeft moeten kiezen tussen twee kwalen. Doordat het arrest- Bosman geen overgangsperiode toestond, zagen onze clubs van de ene op de andere dag de waarde van hun spelerskapitaal tot nul herleid. Dat stond gelijk met het faillissement. Michel D’Hooghe heeft met zijn initiatief heel wat clubs van de ondergang gered.

U zou de buitenlandersplaag kunnen verminderen door het televisiegeld te verdelen a rato van het aantal Belgen dat elke club opstelt.

PEETERS: Ook daarvoor moeten de clubs akkoord gaan, en zo een voorstel krijg je er in de profliga nooit door. De tv-rechten zijn voor de clubs een cruciale bron van inkomsten. Ze willen een gelijke verdeling van dat geld, zonder bijkomende verplichtingen.

De bond kan uit zijn rijke kas subsidie geven aan ploegen die Belgen opstellen.

PEETERS: Wij hebben geen rijke kas. Wij komen rond, maar zonder veel overschot. We hebben dat principe in het recente verleden toegepast met het jeugdfonds. Dat werd gespijsd door een percentage op de transfersommen, en het moest dienen om clubs te steunen die de jeugdpolitiek van de bond volgden. Het heeft twee jaar gefunctioneerd, maar toen de transfervergoedingen werden afgeschaft, kreeg het jeugdfonds geen geld meer binnen en is het een stille dood gestorven.

In landen als Nederland en Engeland is men veel strenger in het afleveren van een werkvergunning. Een commissie oordeelt of een buitenlander iets toevoegt, en eist dat hij minimaal een bepaald en redelijk hoog salaris verdient. De Europese Commissie treedt daar niet tegen op. Waarom bestaat dat niet bij ons?

PEETERS: Omdat wij moeten rekening houden met de financiële kracht van de sector. De overheid steunt ons niet, door de geografie van ons land en de grote concurrentie zijn de toeschouwersaantallen beperkt, en sponsoring en televisierechten leveren peanuts op in vergelijking met het buitenland. Het regent tegenwoordig beperkende maatregelen en verplichtingen, de clubs kunnen dat na een tijdje niet meer bolwerken. Ik vraag me af of er iemand bij gebaat zou zijn als op een dag het profvoetbal in België ophoudt te bestaan.

Het wetsvoorstel Hostekint-Semer gaat, vanuit een ander vertrekpunt, wel in die richting: buitenlandse spelers mogen pas vanaf hun achttiende worden toegelaten, en moeten minimum een miljoen frank per jaar verdienen. De bedoeling is om de uitbuiting van jonge Afrikanen en Oost-Europeanen tegen te gaan.

PEETERS: Verwijten over de uitbuiting van jonge Afrikaanse spelers duiken steeds opnieuw op. Wij wensen niets liever dan op te treden tegen wanpraktijken. Maar dat men ons dan de namen geeft van spelers die worden uitgebuit, en van de clubs die dat doen. Er is een actiecomité bezig met deze problematiek, maar het enige dat we tot nu toe hebben gekregen, zijn vijf namen. Geen enkele van die vijf is minderjarig. En een van hen hadden we eerst geweigerd, maar hebben we – nota bene op vraag van het actiecomité zelf – uit humanitaire overwegingen een aansluitingskaart gegeven.

Maar we zien een paar maanden geleden op televisie hoe de beruchte Bart De Bruyne met een jonge Afrikaan aan het leuren is. Clubs mogen met hem geen zaken doen, want hij heeft geen Fifa-makelaarslicentie. Patrick Orlans en Guido Mallants doen het toch, met de camera erbovenop. Wat houdt u tegen om hen te schorsen?

PEETERS: Ik moet dat laten onderzoeken, want ik heb die uitzending niet gezien. Als blijkt dat daar zaken gebeurd zijn die in strijd zijn met ons reglement, zal ik de nodige procedures starten. Maar pas op, dat is niet zo vanzelfsprekend. Stel dat wij een clubmanager schorsen, dan daagt die ons onmiddellijk voor de rechtbank. En als we daar ongelijk krijgen, zijn we verder van huis dan voordien. Ik heb begrip voor de bekommernis van senator Hostekint, maar als onze clubs moeten wachten tot een buitenlander achttien is, verliest ons voetbal nòg meer kwaliteit. Een goede buitenlander van achttien is niet meer te betalen. En tegenover het gevaar van uitbuiting, staat voor die jongeren een enorme kans om zich op te werken. Het is omdat zij op hun vijftiende bij Europese, ook Belgische, topclubs terechtkomen, dat veel jonge Afrikanen of Oost-Europeanen een welstand en een status verwerven, die ze anders nooit zouden kunnen bereiken. Ik praat dan wel over clubs die voor een degelijke opvang zorgen, eventueel met bijkomend onderwijs.

Is het buitenlandersprobleem geen illustratie van de vele tegengestelde belangen tussen de profliga en de bond?

PEETERS: Die belangen zijn niet steeds gelijklopend, maar dat wil niet zeggen dat er geen goede samenwerking kan zijn. Ik verwijs naar de nationale ploeg waarvoor de clubs, ondanks een loodzware kalender, hun spelers bereidwillig hebben afgestaan. Ik hoop dat dat de komende twee jaren zo blijft, nu we alleen maar oefenmatchen spelen.

Er wordt van alle kanten gehamerd op het belang van de jeugdwerking. Het uitvoerend comité heeft de stilaan legendarische plannen van bondstrainer Ariël Jacobs weer uit de la gehaald.

PEETERS: Verscheidene van zijn voorstellen zijn al gerealiseerd. We beginnen ook met sportscholen. Maar er is nog veel werk op de plank. Misschien was de bereidheid bij de clubs drie jaar geleden minder groot dan nu. We gaan op korte termijn opnieuw een inventaris maken, en ik heb goede hoop dat de algemene vergadering deze keer wel zal instemmen met een ingrijpende wijziging. Ik zou ook graag het voorstel van de voorzitter weer ter tafel brengen om de reservenploegen van eerste klasse mee te laten spelen in derde. Dat zou voor heel wat jonge spelers een nuttige leerschool zijn.

Michel Verschueren heeft zijn idee van een BeNeliga niet opgegeven. En grote Europese clubs zijn de oprichting van een eigen European Football League aan het bestuderen. Zal het niet onvermijdelijk tot een afscheuring komen, met een op NBA-lijst geschoeide topcompetitie, en daaronder de nationale bonden met een beperkte profcompetitie?

PEETERS: Ik hoop van niet, want daarmee zal men de rijken nog rijker, en de armen nog armer maken. Ik kan me niet voorstellen dat we een Belgische competitie zouden hebben zonder Anderlecht, Club Brugge en Standard.

Maar de veranderingen die in enkele jaren tijd zijn doorgevoerd in de Europacup voor Landskampioenen, leken begin jaren negentig ook volstrekt onmogelijk.

PEETERS: Dat besef ik, en daarom kijk ik ook met de nodige ongerustheid tegen de recente ontwikkelingen aan. Want als grote mediabonzen als Rupert Murdoch, Leo Kirch en Silvio Berlusconi samen achter het project zitten, zou het wel eens sneller gerealiseerd kunnen zijn dan wij vermoeden. De nationale bonden en de Uefa moeten strijden voor de ziel van het voetbal, die inhoudt dat ook kleinere clubs recht van bestaan hebben, en het recht om tegen grotere clubs te spelen. We moeten de Champions League een beetje op mensenmaat houden. Ik ben onlangs als Uefawaarnemer naar de voorrondematch tussen de kampioenen van IJsland en Joegoslavië geweest: Vestmannaeyjar tegen Obilic Belgrado.

De club van de oorlogsmisdadiger.

PEETERS: Dat is een ander verhaal. Maar die wedstrijd zelf heb ik ervaren als een verademing. Vestmannaeyia ligt op een van de Westman Eilanden onder Reykjavik, en speelt in een stadionnetje waar niet eens zitplaatsen zijn. Er wonen vijfduizend mensen, zevenhonderd van hen waren op die match. Daar heerste een echt uitgelaten feeststemming. Ik heb in mijn rapport gemeld dat het stadion niet aan de Uefavereisten voldeed, maar dat ik niettemin vind dat dergelijke wedstrijden ook moeten kunnen.

Die voorrondes zijn nutteloze ballast. Geeft u eens de naam en de nationaliteit van de twee ploegen die in de eerste voorronde tegen Club Brugge en Anderlecht hebben gespeeld.

PEETERS: Die ken ik niet uit het hoofd, dat moet ik toegeven. Maar daarom is het goed dat er voorrondes bestaan, waar ook die kleinere ploegen een beetje Europese ervaring kunnen opdoen. Laten we zeggen dat het vanaf de tweede voorronde menens wordt. Dan komen de grotere teams in actie.

Om zoveel mogelijk geld uit recettes en vooral uit televisierechten te puren, is het noodzakelijk dat de grote Europese clubs, met een grote traditie, uitstraling en aanhang, allemaal present zijn. Dat kan u hooguit een jaar of twee tegenhouden.

PEETERS: Ik denk dat de grote clubs zelf die stap niet zullen zetten. Giganten als Real Madrid, Manchester United of Bayern München, puren op dit moment te veel geld uit hun eigen nationale competities en uit alle neveninkomsten die daarmee samenhangen. Zal Manchester United dat inruilen voor wedstrijden tegen Ajax of Inter? In veel grote landen gaat de nationale titel boven een Europese beker. Ik zie het dus zo’n vaart niet lopen met de Europese Superliga, maar de Uefa moet waakzaam zijn, dat wel.

Overweegt u een splitsing van de Belgische voetbalbond?

PEETERS: Een volledige splitsing niet. We willen een nationale competitie en dus een nationale koepel blijven behouden. Bespaar ons de oorlog tussen Vlaamse en Waalse vleugels over nationale selecties. Maar voor het lagere niveau is regionalisering mogelijk. We werken nu al met provinciale afdelingen. De Waalse en Vlaamse provincies samenvoegen vergt slechts een kleine herstructurering. Het zou de contacten met de overheid kunnen vergemakkelijken. Al wil ik er meteen op wijzen dat we dat niet moeten doen in de hoop op ruime financiële steun. Ik heb jaren in de raad van bestuur van Bloso gezeten, ik weet wat de veelgeroemde steun aan de sportbonden betekent: heel weinig namelijk. Ik denk dat de rijkst gedoteerde gesplitste federatie acht miljoen subsidie per jaar krijgt. Dat is hooguit genoeg om de werkingskosten wat te verlichten.

Ziet u het experiment met de veiligheidspasjes goed aflopen? Een hete aardappel die de bond naar de profliga heeft doorgeschoven.

PEETERS: Wij hebben dat niet doorgeschoven, dit valt nu eenmaal onder de verantwoordelijkheid van de profliga. Of met die pasjes het hooliganisme wordt uitgeroeid, is een groot vraagteken. Wij schreeuwen het al jaren van de daken: tegen het hooliganisme is niets te doen, als het gerecht weigert om de daders te vervolgen. Ordeverstoring, slagen en verwondingen, vernielingen, bendevorming, weerspannigheid… er ligt een heel menu voor van inbreuken die met zware boetes en gevangenisstraffen kunnen worden beteugeld. Het is hemeltergend dat dat niet gebeurt. De hooligans worden aangespoord om hun baldadigheden verder te zetten.

Ik stond bekend als een tolerant jeugdrechter, ik was de eerste die alternatieve straffen heeft ingevoerd. Maar ik weet dat een preventief beleid geen enkele kans op succes heeft, als er geen repressie is tegen wie volhardt in de boosheid. Ik heb na de bekerfinale tussen Club Brugge en Racing Genk de zinloze vernielingen in het Koning Boudewijnstadion gezien, daar keert je maag van om. Denkt u dat een van die daders zal vervolgd worden?

Natuurlijk niet. En op de fameuze voetbalwet van Louis Tobback zou ik ook niet te fel rekenen als ik u was.

PEETERS: Ik ben blij dat u het zegt, ik moet voorzichtig blijven. Wat kunnen we eraan doen, als voetbalbond of als voetbalclubs? U schrijft dat het voetbal het hooliganisme uitlokt, door het onsportief gedrag op het veld, door het chauvinisme of nationalisme dat rond de teams gekweekt wordt, en door het overmatig opschroeven van het voetbal. Ik wil daar een heel eind in meegaan, maar moeten we het voetbal daarom afschaffen? Tobback zegt: als er geen match is, moet ik op dat moment en op die plaats geen tweehonderd rijkswachters inzetten. Dat is juist, maar dat is een al te makkelijke redenering. Mensen hebben het recht iets te organiseren, en het is de plicht van de ordediensten om op te treden tegen wie daarbij de orde verstoort. De overheid verwijt ons dat we niet ingrijpen tegen de hooligans, terwijl ze het zelf niet doet. En zij heeft wel alle middelen, wij niet.

De veiligheidspasjes zijn, het tegendeel had ons verbaasd, niet op tijd klaar. Vreest u geen enorme chaos?

PEETERS: Ik hoop op een soepele regeling voor de eerste twee matchen. In theorie is het een sluitend identificatiesysteem, met een bijhorende uitsluitingsprocedure voor wie zich misdraagt. De bond zelf moet er ook gebruik van maken, nu Binnenlandse Zaken heeft bepaald dat elke match waarvoor tienduizend plaatsen beschikbaar zijn, een risicomatch is. Een bepaling met grote gevolgen, waarover vooraf geen enkel overleg met ons is geweest, en die wij uit de krant hebben moeten vernemen. Dat wil ik wel even onderstrepen. Gevolg van die rondzendbrief is: als wij een oefenwedstrijd spelen tegen Luxemburg, is dat ook een risicomatch, waarvoor de dag zelf geen kaarten mogen worden verkocht. Zo absurd is het geworden.

Tegen de poespas staat één groot voordeel: je kan op een uitgebreid net van verkooppunten, overal in het land, tickets kopen voor om het even welke match. Of dat opweegt tegen de mensen die ontmoedigd zullen afhaken, moet worden afgewacht. De occasionele bezoeker en de late beslisser zijn we kwijt. We hebben op de Supercup een eerste keer kunnen zien tot wat al die verplichtingen leiden. Maar blijkbaar willen sommigen het voetbal kapot.

Was u eigenlijk niet liever voorzitter van het olympisch comité geworden?

PEETERS: Oh nee, ik was ook geen kandidaat. Mijn verklaringen na Atlanta zijn een eigen leven gaan leiden, ik wil wel eens herhalen wat ik toen exact heb gezegd. Ik heb geen enkele allusie gemaakt op de drankproblemen waarmee Vanden Eede ondertussen zelf naar buiten is gekomen. Ik heb alleen gezegd dat het niet correct was dat hij de zes medailles zijn verdienste noemde. Terwijl de jaren voordien anderen zich de ziel uit het lijf hebben gewerkt om het niet-functioneren van de voorzitter te compenseren. Dat heb ik één keer gezegd in Knack, en één keer in De Morgen. En voor de rest nergens meer, controleer het maar. Ik heb met veel plezier in de delegatieleiding van vijf Olympische Spelen gefungeerd. Er heerst een andere sfeer dan op een wereldbeker. Er is veel meer te doen, en alle atleten zitten op voet van gelijkheid in één groot olympisch dorp bij elkaar. Maar ik blijf in de eerste plaats een voetbalman.

“De hooligans worden aangespoord om hun baldadigheden verder te zetten.”

“Ik weet wat de veelgeroemde steun aan de sportfederaties betekent: namelijk heel weinig.”

“Door de veiligheidspasjes zijn we de occasionele bezoeker en de late beslisser kwijt.”

“De ziel van het voetbal houdt in dat de kleine clubs het recht hebben om te spelen tegen de grote.”

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content