?De as van mijn moeder? van Frank McCourt. Een interview over de zwarte zijde van het Iers patriottisme, alcoholisme en de kerk.

?DE as van mijn moeder? is het relaas van wellicht de armoedigste jeugd die een Europeaan in deze eeuw in vredestijd kon beleven. Frank McCourt (1931) werd in New York geboren. Toen hij vier jaar was, gingen zijn ouders terug naar Limerick, in Ierland. Zijn vader, een onverbeterlijke alcoholist verzoop zijn loon wanneer hij werk had en het steungeld wanneer hij werkloos was. Voor zijn vrouw Angela en haar almaar groter wordende kinderschare bleef weinig over. De herinneringen van McCourt zijn met wrange humor op papier gezet, maar het sarcasme kan niet verhinderen dat de lezer diep geraakt wordt door dit verhaal.

FRANK McCOURT : Je hebt armen en armen. Wij behoorden tot de armsten onder de armen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vonden veel Ieren werk in de Engelse munitiefabrieken. Zelfs mijn vader werd aangenomen en hij kreeg een goed loon. Terwijl de andere vaders dat braaf naar huis stuurden, ontvingen wij taal noch teken. We vingen slechts wat vage geruchten op dat hij avonden lang aan de zwier was met een slechte vrouw uit Picadilly. In onze steeg riepen de moeders hun kinderen binnen terwijl ze de lekkerste menu’s opdreunden. Mijn moeder sloot dan met een grimmig gezicht de deur, noemde die vrouwen opscheppers en gaf ons brood met slappe thee. De buren hadden stuk voor stuk elektriciteit terwijl wij nog met kaarsen zaten. Voor de hele steeg was er één toilet dat altijd verstopt was en natuurlijk pal voor onze deur stond, zodat we altijd in de strontlucht zaten.

Die uitzonderlijke armoede was dus niet typisch en er mogen geen algemene besluiten voor heel Ierland uit worden getrokken ?

McCOURT : Het uitzonderlijke zit hem niet in de mate van armoede, maar in het feit dat we zo arm bleven. Daarom houd ik van Orwells beschrijvingen van de armoede, zoals in ?The Road to Wigham Pier?, maar niet van die van Dickens. In Dickens’ romans blijkt het arme jongetje aan het eind altijd het zoontje van een rijke burger of graaf te zijn, bij Orwell zijn ze aan het eind nog net zo arm als in het begin zo heb ik het ook ervaren.

Ik had vriendjes die er jarenlang net zo erg aan toe waren als ik. Bij één van hen lag de vader met tbc weg te teren en stond er voortdurend een emmer vol bloedige fluimen naast het bed. Een ander had net als ik een dronkelap als vader. Diens moeder werd zo gek van de uitzichtloze situatie dat ze zich geregeld liet opnemen in een krankzinnigengesticht. Haar man noemde zich de kampioen van de bierdrinkers en was daar erg trots op.

Maar op een dag besefte hij dat hij ook de kampioen van de niet-drinkers kon zijn. Van het ene moment op het andere is hij gestopt en sindsdien heeft hij nooit nog een druppel gedronken. Hij vond werk en slaagde erin dat te behouden, zodat zijn vrouw niet langer naar het gekkenhuis moest. Mijn vader daarentegen kreeg af en toe werk, kwam dan braaf elke vrijdag met zijn loonzakje naar huis, maar bleef steevast de derde week de hele avond weg. Dan wisten we dat hij zijn loon weer aan het verzuipen was. De volgende dag kwam hij dan te laat op zijn werk en werd hij ontslagen. Ik ben ervan overtuigd dat de man vaak geprobeerd heeft van de drank af te blijven, maar hij was een onverbeterlijke alcoholist.

Hij was hoe dan ook een mislukkeling. Wanneer je emigreerde naar de VS hoorde je niet terug te komen, tenzij als rijke yank. Wij kwamen al na vier jaar terug, berooid en op kosten van een familielid. We hadden zelfs geen geld om de begrafenis van de intussen gestorven kinderen te betalen.

Hij had ook zijn afkomst tegen. Hij kwam uit Noord-Ierland.

McCOURT : Ja, en daardoor laadde hij de verdenking op zich een verkapte protestant te zijn. Hij heeft bovendien zo’n rare blik, zeiden ze. Dat gold dan als het ultieme bewijs dat hij niet deugde. Ik had ook die blik, vond mijn moeders familie. In werkelijkheid was mijn vader net zo katholiek als iedereen in Limerick. Bovendien was hij een fervent IRA-aanhanger. Als hij ’s nachts dronken thuis kwam, haalde hij ons altijd uit bed. Dan moesten we Ierse strijdliederen zingen en beloven dat we later ons leven zouden geven voor Ierland.

Was dat Iers patriottisme voor sommigen een excuus om hun lot niet in handen te hoeven nemen ? De Engelsen zijn de schuld van alles…

McCOURT : Dat denk ik wel, en dat terwijl er in werkelijkheid heel wat Ieren voor de Engelsen hebben gevochten. Een oom van mij werd De Gasman genoemd, omdat hij tijdens de Eerste Wereldoorlog Duits gifgas had binnengekregen en bij de plaatselijke gasfabriek werkte. ?In de oorlog heb ik zoveel gas binnen gekregen dat overal in Limerick het licht gaat branden als ik een scheet laat,? grapte hij altijd. Toen het IRA met behulp van Duitse wapenzendingen in 1916 de Paasopstand ontketende, werden de strijders in eerste instantie niet op gejuich van de bevolking onthaald, maar integendeel vaak bespuwd. Velen hadden familieleden in de Franse loopgraven en zagen de opstand als een dolkstoot in de rug.

Pas toen de Britten de opstand met buitensporig veel geweld onderdrukten en massaal Ierse opstandelingen begonnen te fusilleren, sloeg de stemming om. Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren de meeste inwoners van Limerick op de hand van de Duitsers, maar toch gingen de mannen in Engelse munitiefabrieken werken. Wanneer ze een bom op hun kop kregen, was het wel een Duitse.

Natuurlijk was de Ierse vrijheidsstrijd terecht, maar mensen als mijn vader gebruikten het IRA als excuus om pinten te pakken en zich heel nuttig en heldhaftig te voelen bij het zingen van strijdliederen. Wat hadden wij er als kinderen aan dat we later ons leven voor Ierland moesten geven ? Zoals het er naar uitzag, zouden we nu al het leven laten. Het patriottisme van mijn vader had iets bekrompen. Toen ik na de oorlog naar de VS emigreerde, of terugkeerde, heb ik me altijd vreselijk geërgerd aan het feit dat ik als een Ier werd beschouwd. ?Oh, dan ben je zeker een stevige drinker !? was de stereotiepe reactie, maar ik had wel wat beters te doen dan met een dronken kop IRA-liedjes te zingen in de kroeg. ?Ik ben geen Ier, ik ben een Amerikaan,? zei ik dan.

Diezelfde houding zie ik tegenwoordig bij veel jonge zwarten, die meer met hun Afro-Amerikaanse identiteit bezig zijn dan met een job of een opleiding. Probeer liever meer mens dan meer zwart te worden, probeer eerst eens iets te worden in de wereld, denk ik dan, en gebruik dat bekrompen nationalisme vooral niet als een excuus.

In uw boek is de katholieke kerk alom aanwezig, maar socialisme is er niet in te bespeuren. Waren er geen socialisten in Limerick ?

McCOURT : Zeker wel. In 1919 is er, in navolging van Rusland, zelfs heel even een sovjet geweest, maar die arbeiders- en soldatenraad heeft maar kort bestaan. Ik hoorde er pas van toen mijn manuscript al af was. Ik heb verder ook niet over socialisten geschreven omdat ze geen rol speelden in mijn familie. De katholieke kerk was oppermachtig. Zij bepaalde wie voor steun in aanmerking kwam, en zij bepaalde in feite ook het reilen en zeilen aan de arbeidsbeurs. Wie als een slechte katholiek bekend stond, kon het wel vergeten werk of steungeld te krijgen. Eén keer een kerkbezoek overslaan en er stond al een priester voor je deur. Het was je reinste dictatuur.

U bent weinig vleiend voor het Iers patriottisme en voor de katholieke kerk. Hoe is uw boek in Ierland of door Amerikanen van Ierse afkomst ontvangen ?

McCOURT : Over het algemeen goed, maar ik heb meer dan eens te horen gekregen : ?Dat had je niet zo moeten zeggen? of ?Over die dingen kun je het beter niet hebben?. Ik had echter het gevoel dat ik er juist niet over moest zwijgen. Het is een oud gezegde : de kapitalist houdt de arbeiders arm, de kerk houdt ze dom, maar het was waar, zeker in mijn jeugd. Ik heb die priesters elke week horen preken over onkuisheid, maar nooit over armoede, op enkele platitudes na.

Onze wijkagent kwam geregeld langs en hielp ons af en toe. Wij kinderen noemden de bovenverdieping van onze armzalige woning ?Italië?, omdat daar de kachel stond en het dus warm en droog was. Toen de agent dat hoorde, schudde hij zijn hoofd en zei : ?Italië ? Het lijkt meer op Calcutta.? De kerk heeft echter nooit iets gedaan om onze armoede te verlichten. Daarom ben ik er uiteindelijk ook uitgestapt.

Ik zou het wellicht veel eerder van me af hebben gezet als ik niet zo lang met de gevolgen van die armoede had geworsteld. Armoede ontneemt je je waardigheid, niet alleen als je arm bent, ook nog lang daarna. Mijn eerste vrouw was een ex-schoonheidskoningin. Ik wist vanaf het eerste moment dat we niet bij elkaar pasten, maar ik genoot van de jaloerse blikken van anderen wanneer ik met haar op straat liep. Eindelijk had ik ook eens iets waardevols. Het huwelijk werd echter een ramp één die achttien jaar duurde.

Werd u misschien geplaagd door een gevoel dat het allemaal niet nodig was geweest ?

McCOURT : Ja, ik heb vaak gedacht : Als mijn vader niet zoveel gezopen had, hadden we in New York kunnen blijven, waren de tweeling en mijn zusje Margaret niet aan ondervoeding gestorven. Dan hadden mijn broers en ikzelf naar de middelbare school kunnen gaan en misschien naar de universiteit. Het is ons uiteindelijk wel gelukt. Ik heb een universitaire studie gevolgd en ben leraar op een high school geworden, maar pas na een lange carrière als schoonmaker en beroepsmilitair.

Op grotere schaal betekent armoede een enorme verspilling van talent. Na de lagere school werd ik telegrambezorger. Ik kon goed leren, maar er was geen geld om voort te studeren. Op mijn school was er maar één leraar die dat erg vond. ?Ik wil geen school die alleen maar opleidt voor boodschappenjongen,? verzuchtte hij geregeld, maar hij kon er weinig tegen doen.

Ikzelf was allang blij dat ik iets kon bijdragen aan de geldnood van ons gezin, want tegen de tijd dat ik ging werken, was mijn vader voorgoed uit ons blikveld verdwenen. Het ergste vind ik het voor mijn moeder. Zij was als jong meisje nauwelijks van de boot af of ze kwam mijn vader tegen in een Newyorkse kroeg. Ze vreeën wat tegen een muurtje op een binnenplaats een knieëntriller noemen ze dat en hop, ze was zwanger en ze moesten trouwen. In de jaren nadien is haar baarmoeder niet meer leeg geweest. Het enige wat ze wilde, was een rustig leven, niet eens wat luxe, maar dat is haar nooit gegund.

Ze was het niet eens met de keuze die wij maakten als het op vrouwen aankwam. Terecht, bleek later. ?Neem toch een gewoon Iers meisje,? zei ze dan boos. Noch mijn broers, noch ikzelf hebben dat ooit gedaan. Achteraf denk ik : misschien omdat we onbewust bang waren dat gewone Ierse meisjes geen eigen leven was gegund, omdat onze eigen moeder dat ook nooit had gehad.

Jeroen Kuypers Piet de Moor

Frank McCourt, ?De as van mijn oeder – een Ierse herinnering?, Prometheus, Amsterdam, 408 blz., 900 fr.

Frank McCourt : Armoede is een enorme verspilling van talent.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content