‘Interventie heeft onveiligheid misschien erger gemaakt, maar ook zonder Amerikanen zal het erg blijven in Irak’

Amerikaanse soldaten in de provincie Anbar in Irak.

‘De Amerikaanse interventie in Irak heeft de onveiligheid misschien erger gemaakt, maar ook zonder de Amerikanen zal het erg blijven. Regionale spelers dreigen vooral agressiever tegen elkaar tekeer te gaan’, schrijft Johanthan Holslag.

Dat Donald Trump vorige week relatief beheerst reageerde op de Iraanse wedervergelding tegen bases in Irak bevestigt een belangrijke realiteit: de Amerikanen willen weg uit het Midden-Oosten. Nu goed, ze willen zich misschien niet helemaal terugtrekken, maar toch hun aanwezigheid beperken en liever niet in een nieuw aanslepend conflict terechtkomen. Eindelijk, denken velen. Laten we ons geen illusies maken. De Amerikaanse interventie in Irak heeft de onveiligheid misschien erger gemaakt, maar ook zonder de Amerikanen zal het erg blijven. Regionale spelers dreigen vooral agressiever tegen elkaar tekeer te gaan.

Interventie heeft onveiligheid misschien erger gemaakt, maar ook zonder Amerikanen zal het erg blijven in Irak.

De Amerikaanse dominantie in het Midden-Oosten is slechts het meest recente hoofdstuk in de lange geschiedenis van de regio, een hoofdstuk dat bijna exact een eeuw geleden begon. Rond die periode werden de Amerikanen op handen gedragen. Na de Eerste Wereldoorlog werd het pleidooi van Woodrow Wilson voor zelfbeschikking en soevereiniteit omarmd als een kans om de regio te bevrijden van de bemoeienis van de Fransen en de Britten. Na de ontmanteling van het Turks-Ottomaanse Rijk, in de herfst van 1920, gaf Washington ook aan geen mandaatgebieden te beogen. Met dergelijke gebieden poogden Parijs en Londen hun invloed te handhaven.

Pas na de Tweede Wereldoorlog begon de invloed van de Amerikanen te groeien, om drie redenen: de opmars van de Sovjet-Unie, olie, en de CIA. Na zijn oprichting in 1947 ging de CIA meteen aan de slag om de Sovjetinvloed in te dijken en de energiebelangen te bestendigen. In 1953 orkestreerde de dienst een staatsgreep tegen de populaire Iraanse eerste minister Mohammad Mosaddegh. Dat incident blijft een historische steen des aanstoots tussen Washington en Teheran. Twee jaar later richtten de Amerikanen samen met hun stroman in Iran, Irak, Pakistan en Turkije een bondgenootschap op tegen de Sovjets, CENTO.

Hét keerpunt was 1956, toen Amerika de Fransen en de Britten dwong een interventie tegen Egypte af te blazen. Washington en Moskou waren de nieuwe poppenmeesters, het Midden-Oosten was hun speeltuin. Na de val van de Sovjet-Unie kregen de Amerikanen helemaal vrij spel en in 1991 volgde een eerste interventie in Irak en in 2003 nog een. Dit was de periode van de onbesuisdheid. In de lange geschiedenis, die verstrengeling van strategische belangen, energie, aversie en ook steeds meer overmoed, komt nu stilaan opnieuw een kentering.

Van een gehele en plotse terugtrekking is geen sprake. Er zijn tienduizenden soldaten in de buurt, en een blik op de rijen gevechtsvliegtuigen op het tarmac in Al Udeid of Al Dhafra, of op de marineschepen in de haven van Bahrein leert meteen hoe formidabel de Amerikaanse macht er nog is. Ook belangrijke Amerikaanse ministers blijven meer naar het Midden-Oosten reizen dan pakweg naar het Verre-Oosten, ondanks de aandacht voor China en Noord-Korea daar. Toch wijzen de publieke opinie en de strategische documenten op een verslapping van de bereidheid om die investering vol te houden. Aan de Amerikaanse alleenheerschappij komt ook in het Midden-Oosten een einde.

Ook zonder de Amerikanen zal het erg blijven. Regionale spelers zullen agressiever tegen elkaar tekeer te gaan.

Wat daarop zal volgen, is onduidelijk. Misschien zal de toestand opnieuw lijken op de situatie vóór 1919, toen het Midden-Oosten een arena van verschillende externe grootmachten was: Rusland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Duitsland enzovoort. Nu zouden China, Rusland en – in mindere mate dan vandaag – de VS die rol kunnen opnemen. Maar het Midden-Oosten heeft ook een lange geschiedenis vóór de komst van de Europeanen en de Russen, met regionale grootmachten die voortdurend in conflict met elkaar waren: de Turkse Ottomanen versus de Perzische Safawieden, bijvoorbeeld, of de Ajjoebiden, de Abbasiden en het Sultanaat van Rum in de twaalfde eeuw, de Sasanieden, het Byzantijnse Rijk, het Turkse Kanaat en het kalifaat in de zevende eeuw. Het is maar een kleine greep exotische namen om u een idee te geven dat het niet alleen westerlingen waren die de regio in brand zetten.

Doorheen die geschiedenis komen steevast een aantal spanningsvelden terug. De rivaliteit om Mesopotamië, bijvoorbeeld, dat vandaag bestaat uit Syrië en Irak, tussen de machtscentra in het Turkse plateau, het Perzische Hoogland en de oasesteden aan weerszijden van de Rode Zee. Nog een aloude spanningshaard is de oostelijke kust van de Middellandse Zee. Een van de oudste vredesverdragen, dat van Kadesj in 1247 voor Christus, eindigde een conflict tussen Egypte en het hedendaagse Turkije over het huidige Israël, Libanon en Syrië. Die geopolitieke krachtvelden zullen blijven doorwerken en voor onveiligheid blijven zorgen. Met of zonder Amerikanen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content