Rik Van Cauwelaert

Tot vandaag heeft Copernicus, want zo heet de hervorming van het federale overheidsapparaat, welgeteld 40 miljoen euro gekost. Dat is, voor alle duidelijkheid, ruim 1,6 miljard in oude Belgische frank. Helemaal besteed aan opdrachten voor allerhande adviesbureaus. Dit jaar legt de regering daar nog eens 25 miljoen euro bovenop.

Al dat geld moet de meerderheid in staat stellen te doen wat ze altijd al van zins was: een trein met politieke topbenoemingen op het spoor zetten. De lijst van paars-groene ‘cabinettards’ die met de hulp van dikbetaalde consultants klaar werden gemaakt voor een hoge functie in ’s lands openbare dienst, is indrukwekkend.

Het verhaal daarover, dat u verderop in het blad leest, is verbijsterend. Verbijsterend wegens het cynisme van de betrokken ministers. Verbijsterend wegens de radiostilte in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, waar zowel meerderheid als oppositie perfect op de hoogte zijn van de gang van zaken.

Organisator van die politieke koehandel is minister Luc Van den Bossche van Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Besturen. Een goed onderhouden mythe in de Wetstraat is die van het superieure managerstalent van de minister. Al zou het wel eens kunnen dat sommigen, vooral in de media, zijn aandrift om medewerkers en ondergeschikten bij tijd en wijle af te bekken en te kleineren als bewijs zien van dat talent.

Wellicht staat het hem toegeschreven managerstalent voor Van den Bossches aanleg om aan de overzijde, bij andere partijen, altijd meteen de sterke figuren te ontdekken en voor zijn grote bereidheid en flexibiliteit om met hen politieke en andere deals te sluiten. Want mocht de minister in de beleidsdomeinen die hij in de loop der jaren heeft beheerd al managerskwaliteiten hebben gedemonstreerd, dan hadden we dat intussen al wel vernomen.

De door de opeenvolgende grondwetswijzigingen uiteengerafelde federale ambtenarij was hoe dan ook aan een opknapbeurt toe. Maar nu, zo werd ons verzekerd, stonden er grote zaken te gebeuren. De dagen van politiek benoemde ambtenaren en andere waterdragers waren geteld. Managerschap en efficiëntie waren de nieuwe parolen.

De ambtenarij zou voortaan worden geleid door alumni uit de business schools. Headhunters en assessment-bureaus zouden zich met de rekrutering inlaten. En de nieuwe topambtenaren zouden evenveel verdienen als bij privé-ondernemingen.

Tussendoor goochelden ministers als managers in de dop met het business-jargon. Het scheelde niet veel of er werd ons verzekerd dat de ambtenarij binnen afzienbare tijd winst zou maken.

Alleen in onbewaakte momenten werd al eens toegegeven waar het echt op stond: een paars-groene inhaaloperatie. Immers, tal van strategische posten in de ambtenarij worden door CVP’ers – nu CD&V’ers – bezet. Het stond ooit met zoveel woorden in Fedra , het blad voor de ambtenaren uitgegeven in opdracht van de minister van Openbaar Ambt.

Een openbare dienst hervormen, is altijd een bijzonder delicaat manoeuvre. Om die reden richtte de latere Franse premier Michel Debré na de Tweede Wereldoorlog, op bevel van president Charles de Gaulle, de befaamde Ecole Normale d’Administration op.

De Engelsen maakten al in de 19de eeuw – in 1870 – een eerste grote oefening met de hervormingen van de civil service door premier William Gladstone. De civil servant , tot voor kort gerekruteerd in de universiteiten van Oxford en Cambridge, genoot van dan af een zelfde status als artsen en advocaten.

In België werd de ambtenarij grondig hervormd in de jaren ’30 door koninklijk commissaris Louis Camu, een topambtenaar van liberale gezindte. Camu werd in 1936 aangesteld onder het premierschap van de katholiek Paul Van Zeeland en werkte ongehinderd door onder de liberaal Paul-Emile Janson, de socialist Paul-Henri Spaak en alweer een katholiek Hubert Pierlot. Wat nu ondenkbaar is, bleek in de nochtans woelige vooroorlogse periode perfect te kunnen.

Al die jaren sleutelde Camu, bijgestaan door een kleine groep medewerkers, aan zijn hervorming, zonder enige partijpolitieke inmenging. Toen hij in mei 1940 noodgedwongen zijn werk beëindigde, was de Belgische overheid uitgerust met een geoliede administratieve machine die tijdens de oorlog de heropbouw van het land voorbereidde en naderhand ook bespoedigde.

De sterkte van Camu was dat hij de diensten hervormde in samenspraak met de ambtenaren, en niet tegen hen in. Zijn voorbeeld zou worden gevolgd bij de uitbouw – en bij de huidige bijsturing – van de Vlaamse ambtenarij.

Wat minister Van den Bossche momenteel aanricht, dreigt het ambtenarenkorps tegen zijn opdrachtgever, de regering, in het harnas te jagen. Iemand moet maar eens gauw korte metten maken met die Copernicuszwendel, want anders zijn de gevolgen niet te overzien.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content