Nederland blijft België qua sportprestaties overklassen: dit jaar haalde het al 21 gouden medailles, België 4. Maar: er is geen enkel verband tussen hoe sportief de bevolking van een land is en het aantal behaalde medailles.

Belgische atleten behaalden in 2014 vier keer goud in een mondiale sportcompetitie, blijkt uit de analyse van het sportdata-bedrijf Infostrada. Enkel de Olympische Spelen en de wereldkampioenschappen met een bovenregionaal bereik worden meegeteld. Belgisch goud was er voor pistier Kelly Druyts, roeister Eveline Peleman, bokster Delfine Persoon en mountainbiker Fabrice Mels. Er vallen zeker kant-tekeningen te plaatsen bij dit medailleoverzicht, dat gedomineerd wordt door landen die scoorden op de voorbije Winterspelen. Sportnaties die uitblinken in gemediatiseerde massasporten maar minder vertegenwoordigd zijn in een breed scala van disciplines, komen er bekaaid af. Zo mag sportrevelatie Spanje – sterk in voetbal, basketbal, tennis en wielrennen – zich tekort gedaan voelen. Maar zelfs los daarvan blijft het frappant hoezeer Nederland België het nakijken geeft. De Nederlanders wonnen in 2014 al 21 gouden plakken, tegenover 4 voor België. Dat is 6,4 % of bijna 1 Nederlandse wereldtitel op 15. De olympische jaren 2008 en 2012 waren voor Nederland zelfs nog succesvoller, leren de cijfers van Infostrada.

‘Hét essentiële verschil tussen de twee landen is de mentaliteit’, zegt zwemcoach Stefaan Obreno, Nederlands bondscoach in de succesjaren van Pieter van den Hoogenband en Inge de Bruijn, maar ook in België bekend voor zijn werk met Stefaan Maene en Brigitte Becue. ‘In België zijn we euforisch als een atleet de limiettijd haalt: o la la, we mogen naar het EK! Nederlanders zouden dat totaal niet begrijpen. Zij gaan altijd en overal om te winnen. Minder is falen. Met zilver blij zijn: probeer dat maar eens aan een Nederlander uit te leggen.’

Financiële middelen?

De kloof in financiële middelen heeft de Belgische sportwereld ondertussen gedicht, meent de gereputeerde zwemcoach. De budgetten voor topsport zijn in België de laatste vijftien jaar geëxplodeerd. België spendeert nu 35 miljoen aan topsport, waarvan 24 miljoen uit Vlaanderen komt en 11 miljoen uit Wallonië. Nederland zit aan 55 miljoen. Internationale vergelijkingen leren dat ongeveer 3,5 miljoen euro moet worden geïnvesteerd om één olympische medaille te oogsten. Nederland doet stukken beter, België fors slechter.

‘Nederland benut zijn middelen, die internationaal gezien relatief bescheiden zijn, uiterst efficiënt’, weet sportwetenschapster Veerle De Bosscher (VUB). ‘Nederlanders zijn planners: ze denken steeds aan de lange termijn en kunnen daardoor de meer spenderende concurrenten bijbenen.’

De global sports arms race raast echter in volle hevigheid. De budgetten gaan overal met een ruk de hoogte in; tegen de komende olympiade zal 3,5 miljoen euro wellicht niet meer volstaan. Om de Belgische achterstand echt goed te maken, zijn de investeringen van de afgelopen jaren onvoldoende, meent De Bosscher, al vraagt ze zich af waartoe dat allemaal moet leiden. ‘Overal ter wereld investeren overheden zwaar om topsportsuccessen te behalen, omdat sportmedailles de sociale cohesie verbeteren en de amateursport een boost geven. Maar daar bestaat eigenlijk geen wetenschappelijk bewijs voor. Er is geen enkel verband tussen hoe sportief de bevolking van een land is, en hoe goed het land het doet in de medaillestand. De vraag is dan: waar leg je als beleidsmaker de nadruk op? Op gezonde, sportieve landgenoten of op een elite die scoort op internationale sportevents?’

DOOR JEF VAN BAELEN

‘Wat verdient de voorkeur: gezonde, sportieve landgenoten of een elite topsporters?’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content