Als vakbondsleider heeft Willy Peirens moeilijke sociale jaren achter de rug. Op het einde van zijn mandaat ziet hij toch reden tot optimisme.

Volgende zomer, zo heeft hij al aangekondigd, legt hij voortijdig zijn ambt neer. Dan zal Willy Peirens (62) twaalf jaar lang als voorzitter het Algemeen Christelijk Vakverbond hebben geleid. Voordien fungeerde hij vele jaren als voortrekker van het Vlaamse ACV. In die lange periode is zowel de wereld als zijn vakbond grondig veranderd.

Peirens heeft er zopas het nieuw centraal akkoord mee doorgesleurd. Ook recent moderniseerde de vakbond zijn werking in een statutair congres. Dankzij de ruime representativiteit, met meer dan één miljoen leden, was het ACV nooit de bond van huis en tuin. Het woord solidariteit klinkt er zelfs soms ongemakkelijk luid. Peirens en zijn bond erkennen dat de wereld ingewikkeld in elkaar zit. Ze vinden dat hun verantwoordelijkheid dan ook verder strekt dan het simpele “eigen volk eerst”.

De voorbije jaren waren in sociaal opzicht ongemakkelijk met een hoge werkloosheid en grote inleveringen in naam van de euro. Heeft dat definitieve wonden geslagen?

Willy Peirens: Er is zeker een trendbreuk. De politieke afspraken om tot een Europese samenhang te komen, de Maastrichtnormen dus, gingen over sanering en besparing. De Europese landen saneerden mekaar bijna kapot. Met als gevolg vertraging van de economische groei, stijging van de werkloosheid en verzwakking van de sociale bescherming. Wij hebben nooit gezegd dat Maastricht verkeerd was of de sanering van de overheidsfinanciën onnodig. Maar de politici deden het eenzijdig, zonder voldoende aandacht voor de economische groei en de werkgelegenheid. Dat gebeurde onder sterke druk van de centrale banken, van de Duitse Bundesbank vooral, die alleen oog heeft voor de inflatiebestrijding. Er zijn wonden geslagen, maar ik ben niet zo pessimistisch om ze als definitief te bestempelen.

Is de welvaartsstaat daarmee voorbij?

Peirens: Ik geloof het niet. Maar het was verkeerd het hele beleid toe te spitsen op begroting en staatsschuld. Wij kenden daardoor gedurende een aantal jaren een hoge werkloosheid. Een grote groep van die werklozen geraakt niet meer aan de bak. Zij zijn hun werkervaring en motivatie kwijt. Dat lossen wij niet zomaar op.

Hebben we twintig miljoen mensen geofferd op het altaar van de euro?

Peirens: Zo kan men het zeggen. De euro werd voorgesteld als een symbool van groei en werkgelegenheid; dat is dus nog niet zo. Nu probeert men dat wat in te halen, maar dat is niet eenvoudig. Wij blijven echter geloven dat ook de gewone mensen erbij te winnen hebben. De Europese richtsnoeren voor de werkgelegenheid zijn zeker een kentering. Ze corrigeren het monetair beleid, hoewel de top in Wenen er nog niet in slaagde becijferde doelstellingen te formuleren.

Dus blijft de sociale prijs voor de monetaire unie vooralsnog hoog.

Peirens: De sanering sloeg enkel op de inkomens die men kent, deze uit arbeid en uit sociale zekerheid. Men heeft onvoldoende de andere inkomensgroepen aangepakt, omdat die niet gekend zijn, omdat ze anders gaan lopen. Daar heeft de politiek tot en met gefaald.

Wat zijn dan wel de voordelen van de euro voor de arbeid?

Peirens: De ondernemingen winnen bij het wegvallen van de dure wisselkoersen, Euroland krijgt lage rentevoeten. Voor een open economie als de Belgische biedt dat meer voordelen dan in grote lidstaten. De versterkte concurrentiekracht moet normaal een positief gevolg hebben voor de werkgelegenheid. Zo heeft men het ons altijd voorgesteld en ik geloof dat dat klopt.

Keert de slinger terug?

Peirens: In Europa zeker. Over werkgelegenheid maakt de Europese Unie nu toch dwingender afspraken. Wat op zijn minst aanduidt dat de politieke verantwoordelijken niet meer geloven dat de euro of de monetaire coherentie automatisch alle andere problemen oplost. Maar wij blijven argwanend tegenover verklaringen van pas verkozen politici. Lionel Jospin kwam hier in Brussel mee betogen tegen de sluiting van Renault. Hij was nog maar pas eerste minister of daar stond hij al in Moskou glimlachtend toe te kijken hoe Louis Schweitzer het contract tekende voor een nieuwe autofabriek. Toch spreken de Europese leiders al een nieuwe taal. Het is niet meer verboden te zeggen dat een centrale bankier zich vergist.

Intussen is de dualiteit tussen rijk en arm gegroeid.

Peirens: Dat klopt. Dat is een van de grote nieuwe uitdagingen. Het heeft te maken met de globalisering van de economie, de veramerikanisering: wie sterk, is slaagt. De vakbeweging wordt nu ouderwets genoemd omdat wij betogen dat iedereen kansen moet krijgen, wat een herverdeling vergt, en dat de overheid daarbij een rol te spelen heeft. Daarvoor moeten wij ook ingaan tegen onze eigen achterban. Natuurlijk blijven wij ook de best betaalde en best gesitueerde arbeiders verdedigen, maar niemand kan ons het recht ontzeggen om tot solidariteit op te roepen.

De politiek, de overheid moet haar taak weer opnemen?

Peirens: De overheid maakte in de voorbije jaren de fout het zo voor te stellen alsof alles haar ontsnapte. Daarom pleiten wij voor meer politiek in plaats van minder politiek.

Steunt uw verzet tegen de werknemersparticipatie in het kapitaal en in de winst van de ondernemingen op dat solidariteitsbegrip?

Peirens: Wij zijn er niet tegen dat een onderneming meer wil uitdelen aan haar werknemers en ook niet dat werknemers met hun spaargeld aandelen van hun bedrijf kopen. Daar gaat het niet om. Zelfs eerste minister Jean-Luc Dehaene zegt dat wij het nog altijd niet begrepen hebben.

Het ligt iets ingewikkelder. Dat men financiële participatie voorstelt als een middel om de mensen meer te betrekken in de onderneming is belachelijk. In hun krantenadvertentie schreven een aantal werkgevers dat sluitingen van ondernemingen minder evident zijn als de werknemers een deel van het kapitaal bezitten. Alsof het een ander verhaal zou zijn geweest als de mensen van Renault of van Levi’s tienduizend of vijftigduizend frank aandelen zouden bezitten. Het is wraakroepend dat verstandige mensen dat durven beweren. De ondernemingen moeten hun mensen beter bij de zaken betrekken omdat zij er werken, niet omdat zij er geld in hebben. Waarop wachten de werkgevers om dat te doen?

Voorts vrezen wij dat het gaat om een nieuwe vorm van beloning voor de nu al beter betaalden, en om daarbij te ontsnappen aan de sociale bijdragen en de fiscaliteit. De hele discussie over werknemersparticipatie klinkt goed, maar ze is nonsens. Vanuit de solidariteit zijn wij daar als vakbond tegen. Waar het om gaat is of de onderneming haar opbrengsten goed verdeelt en zijn mensen erkent.

Gaat het met de solidariteit moeilijker dan vroeger?

Peirens: Het gaat niet meer zo automatisch, omdat een groter deel van de bevolking meer mogelijkheden heeft om zichzelf te behelpen, zelf in te staan voor de ziekteverzekering, voor de tweede of derde pijler van het pensioen – wij hebben dat trouwens zelf mee in de hand gewerkt. Maar ik ben niet pessimistisch. De solidariteit bestaat nog als het duidelijk is waarvoor ze dient, als het geen blinde liefdadigheid is. Natuurlijk is er zelfgenoegzaamheid, schrik iets van de rijkdom te moeten afstaan aan migranten, asielzoekers, ontwikkelingssamenwerking. Of zelfs aan Wallonië. Het is een leugen dat wij het op onszelf beter zouden hebben. Beter worden kan alleen in een ruimere context van een solidaire samenleving. Het debat over de samenleving van de 21ste eeuw herleiden tot het probleem van transfers van Vlaanderen naar Wallonië is zielig.

Geldt dat ook internationaal, tussen de rijke en de arme landen?

Peirens: De globalisering van de economie heeft heel wat positieve elementen. Wij hebben er belang bij dat Zuidoost-Azië en Afrika zich ontwikkelen, en sneller dan nu. Het resultaat van de globalisering was indrukwekkend voor de grote internationale groepen, maar leverde veel te weinig op voor de bevolking ter plaatse. Dat is wraakroepend. Wij moeten die bevolkingen steunen opdat ze zelf kunnen opkomen om hun deel van de koek te krijgen. Die vorm van solidariteit kan best wat meer ruimte krijgen.

De zelfgenoegzaamheid is ergerlijk. Ze zit niet alleen bij extreem rechts, maar ook in andere partijen en maatschappelijke groepen. Ook internationaal, denk aan de Davos-cultuur van de grote managers en de internationale groepen. Een weekje trekken ze zich in de Zwitserse bergen terug om uit te maken wat met de wereld moet gebeuren. Dan zijn ze wel geïnteresseerd in Zuidoost-Azië en de andere crisisgebieden. Niet met de vraag of de mensen er nu slechter aan toe zijn, wel hoe het zit met hun eigen winst.

De jongste maanden zijn de internationale financiële markten onder felle kritiek gekomen.

Peirens: Wij kunnen de wereld niet alleen aan de speculanten en het vrije kapitaalverkeer overlaten. Sociale correcties zijn noodzakelijk om het systeem overeind te houden. Dat zegt nu de Europese Unie en zelfs het Internationaal Monetair Fonds, dat eerst helemaal langs de andere kant stond. Dat de Oeso mislukte met haar plannen voor ongecontroleerde internationale investeringen is een goed signaal. Het bewustzijn groeit dat de politiek de zaken meer in handen moet nemen. Men gelooft nu dat het systeem in mekaar stuikt als het geen sociaal draagvlak heeft, waardoor de mensen er inderdaad beter van worden. Anders krijg je situaties zoals in Indonesië en Venezuela tien jaar geleden.

De internationale crisis heeft dus gunstige gevolgen.

Peirens: Zeker. Tussen de val van de Berlijnse Muur in 1989 en 1995 was het alom absolute economische vrijheid. Maar dat ging haperen. De sociale top van Kopenhagen heeft een eerste waarschuwing gegeven. Nu zijn Azië, Rusland, Latijns-Amerika duidelijke signalen. Er wordt beseft dat er iets politieks boven de individuele landen moet gebeuren: een stuk wereldregering in het kader van de Verenigde Naties. Het moet ook mogelijk zijn dat de Europese Unie daaraan werkt. Europa heeft nu geen echte regering, alleen een opeenvolging van topbijeenkomsten.

Europa is wel op zoek naar een tegenwicht voor de macht van zijn centrale bank.

Peirens: Al een geluk dat die discussie bezig is. Het zou verschrikkelijk zijn mocht het monetair beleid, met alles wat dat aan dwingends meebrengt voor de economie, het sociaal beleid en de werkgelegenheid, louter afhangen van een aantal technocraten. Daar moet een politieke macht tegenover staan. De centrale bankiers geraken nu onder druk van de politici. Daar is reden toe. Het Verdrag van Maastricht zegt inderdaad dat de centrale bank de prijsstabiliteit moet bewaken, maar geeft ze ook de opdracht, zoals in de Verenigde Staten, te letten op het macro-economisch beleid en de werkgelegenheid. Dat vergeten de bankiers. Zodat Europa nu monetair strenger is dan Amerika. Het is niet noodzakelijk waar dat, als het monetaire goed geregeld is en de inflatie onder controle, al de rest volgt en iedereen er beter van wordt.

In de migrantenverklaring van het Vlaams Economisch Verbond ziet u een ander positief signaal.

Peirens: Ze sluit opnieuw aan bij wat de ondernemingen tien jaar geleden aanvaardden, namelijk dat zij een maatschappelijke verantwoordelijkheid dragen. Zij hebben dat een tijd van zich afgeschud omwille van de concurrentie en de winst. We zijn nog niet aan de grote revolutie toe, maar veel ondernemingen beseffen dat een goede samenleving belangrijk is voor hun ontwikkeling. Ook omdat zij dat in de buurlanden zien gebeuren, waar bijvoorbeeld de ondernemingen meer doen voor opleiding en vorming van de werknemers. Wij gaan dat nu inhalen.

Het lijkt wel alsof de Internationale Arbeidsorganisatie de duimen moet leggen voor het Internationaal Monetair Fonds en de andere grote economische instellingen.

Peirens: Ik vind het integendeel merkwaardig hoe de Internationale Arbeidsorganisatie zich opnieuw heeft kunnen bevestigen. Dat de economische globalisering een sociale omkadering moet krijgen, stuit nog nauwelijks op contestatie. Minimale sociale normen zijn nu alom aanvaardbaar. De Aziatische landen en die van Latijns-Amerika wilden van de IAO af. Het mocht alleen nog om technische bijstand gaan, zoals beroepsopleiding. De sociale top van Kopenhagen heeft de IAO als een leading agency bevestigd, en sedertdien zijn er georganiseerde contacten met het IMF. Dat Jo Walgraeve in het kader van een IAO-programma en met Belgische financiële steun in de Franssprekende landen van Afrika de sociale dialoog helpt opbouwen, is zeer belangrijk. Zonder de IAO zou daar niets zijn.

Aanvaardt de arbeidersbeweging nu gelaten verschijnselen als werkloosheid, arbeidsflexibiliteit, onzekere jobs? Vroeger werd minder geaccepteerd. Zijn de vakbonden, met andere woorden, verzwakt?

Peirens: Dat beeld bestaat. Sommigen vinden dat wij geen vakbond meer zijn, maar dat is verkeerd. Wij weten ook wel dat een land alleen het schone weer niet meer maakt. De mensen houden rekening met de vertraging van de economische groei, de sterke toename van de Europese en de internationale concurrentie. Daarin leven wij en daar moeten we rekening mee houden. Dit is echter geen defaitisme: wij werken in een gewijzigde wereld, maar er zijn andere aandachtspunten. Kijk naar de actie van de geldkoeriers, of die in de non-profitsector. Let op de nieuwe vraag naar vorming, arbeidsherverdeling, een betere combinatie van gezin met werk, integratie van gehandicapten. Wij verliezen geen leden, dat is een duidelijk bewijs dat wij niet verzwakken. In Europa verzwakt de vakbeweging alleen in Duitsland en in Groot-Brittannië natuurlijk. In Frankrijk is het syndicalisme nooit groot geweest.

In de Europese Unie speelt de vakbond nog geen echt doorslaggevende rol.

Peirens: Wij zijn wel in de structuren aanwezig, maar dat volstaat niet. Het probleem is dat om historische redenen en gevoeligheden de nationale bonden het moeilijk hebben een deel van hun bevoegdheden naar Europees niveau door te schuiven. Dat is trouwens bij de werkgevers nog erger: zij onderhandelen alleen met ons als zij geloven dat een sociaal akkoord hen beter kan uitkomen dan een politieke beslissing.

Van een filosofie over de arbeid is nauwelijks nog een spoor te bekennen. Werk is louter inkomen…

Peirens: Dat is jammer genoeg de nieuwe trend. De waardering voor de mens staat in verhouding tot zijn inkomen. Maar er is toch weer iets aan het veranderen. Bij de uitreiking van een prijs aan de sociale onderneming Opnieuw & Co zegden de langdurig werklozen dat hun lage loon, nauwelijks hoger dan de uitkering, gecompenseerd wordt door de sociale relaties, het besef iets nuttigs te doen, de contacten met de klanten. Het bewijst dat werk zin geeft aan het leven, de mensen een plaats biedt in de samenleving en belangrijk is voor het zich goedvoelen. Dat de maatschappij zoveel mensen zo snel afschrijft, is daarom iets waar wij ons blijvend zullen tegen verzetten. En een reden ook voor de verdeling van het werk, voor aantrekkelijk vrijwillig deeltijdwerk. Ondernemingen hebben daar een belangrijke rol in te spelen. En zij lijken dat te willen doen. Het nieuw centraal akkoord bevat afspraken over de kwaliteit van de arbeid. Zoiets hadden wij in jaren niet meer.

De wereld is veranderd. Wie verandert de wereld?

Peirens: We hebben geen keuze. Ofwel aanvaarden wij dat het op ons afkomt, ofwel blijven wij tegen sommige veranderingen ingaan. Dat roept het beeld op van de wereldverbeteraar, maar het is noodzakelijk. Het is dag aan dag werken. Dan is ontwikkelingshulp, bijvoorbeeld, niet alleen economische hulp, noch liefdadigheid, maar steun aan de mensen omdat zij hun wereld tot stand kunnen brengen, zoals zij dat willen. Omdat de wereld niet meer evenwicht vertoont, betalen wij daar nu al de prijs voor. Het was voorspelbaar dat mensen uit armere landen op ons af zouden komen. Als wij hen op korte termijn geen betere perspectieven kunnen bieden, krijgen wij een vloed.

Is de macht van de economie niet zeer zwaar? Een fusiegroep als Exxon Mobil heeft een omzet die even groot is als het bruto binnenlands product van België.

Peirens: Grote ondernemingen hebben nog altijd een vestigingsplaats waar ze onderworpen zijn aan de wetgeving. Men moet niet te rap zeggen dat men er niets kan aan doen. Ingewikkelder is het met de haast virtuele economie van het internationale kapitaalverkeer. Internationale politieke beslissingen kunnen tegen die speculatie ingaan. Sommigen stellen een taks voor op de kapitaalbewegingen. Dat zou op zijn minst geld opbrengen om sociale programma’s, onderwijs en sociale zekerheid op te zetten in de groeilanden. Nu stroomt alle winst naar de aandeelhouders en de speculanten terug. Wat nu gebeurt leidt meer en meer tot het inzicht dat het niet om succesverhalen van reuzenondernemingen en andere Bill Gates gaat. Het is niet de waarheid van die helden die de samenleving moet ontwikkelen. Wij zeggen niet dat er geen economische groei moet zijn, en geen goede ondernemingen en succesvolle managers. Maar zij bekommeren zich zeer weinig om de goede organisatie van de samenleving en het welzijn van de mensen. Iemand die tegen die “successtory’s” durft in te gaan en sociale correcties eist, heeft het nog niet begrepen, zegt men. Maar het betert. Alleen is het spijtig dat wij drama’s nodig hebben om dat te ontdekken.

U kijkt al bij al tamelijk positief tegen de volgende eeuw aan.

Peirens: Eigenlijk wel. Omdat ik geloof dat het niet anders kan en ik boodschappen zie van verandering en pleidooien die de laatste vijf jaar als ouderwets werden afgedaan. Voor een meer solidair systeem, wat meer democratie, een sociaal georiënteerde economie, opnieuw een zorgzame staat, zinvolle arbeid. Hetzijn nog maar aanzetten. Het loont in elkgeval de moeite om daarmee door tegaan.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content