Stijn Tormans

Vrijdagavond werd Pierre-Olivier Beckers verkozen tot voorzitter van het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC). Portret en een kort interview met de nieuwe Belgische sportpaus.

Een verkiezing móét alles hebben: een winnaar, een verliezer, tragiek. Normaal vind je niets van dat alles op de voorzittersverkiezing van ’s lands olympische sportbond BOIC. Vaak is het niet meer dan een gezellig samenzijn: de favoriet wint met een stalinistische score, krijgt wat bloemen en drie kussen van de lokale miss. En dan maken de bobo’s het gezellig onder elkaar.

Vrijdagavond in het Brusselse Sodehotel was het anders. Ze knepen ‘m, de twee kandidaten. Pierre-Olivier Beckers en Philippe Housiaux stonden lijnrecht tegenover elkaar. Housiaux wou revolutie, het BOIC uitkleden en meer bevoegdheden geven aan de gemeenschappen. Daarmee daverde een van de laatste Belgische instellingen op zijn grondvesten. Zijn opponent Pierre-Olivier Beckers zag het allemaal veel gematigder. Hij droeg, dat spreekt, de voorkeur weg van het BOIC-establishment.

Om halfacht verschenen witte rookpluimen boven het hotel. Terwijl het applaus uitstierf, beende Housiaux naar buiten. Ontgoocheld, mijnheer Housiaux? ‘Nee.’ Had u dan niet meer verwacht dan 43 procent? ‘Misschien wel. Maar ik wens mijn opponent het beste toe.’ Bent u echt niet ontgoocheld? ‘Nee, helemaal niet. Waar haalt u het?’ Een echte bobo, Housiaux: een ex-atleet én causeur. Natuurlijk was hij ontgoocheld, maar hij was mans genoeg om daar niets van te laten blijken.

Tot de rest van de sportwereld naar buiten kwam. Housiaux kreeg het ene schouderklopje na het andere. ‘Het is een signaal, Philippe. Ze zullen het wel begrepen hebben.’ Een signaal: het Sodehotel leek vrijdagavond wel het blauw fabriekske van de VLD. ‘Ja, ik voel mij wel wat zoals Jean-Marie Dedecker’, grijnsde Housiaux schalks.

Honderd meter verder stond de winnaar. Het contrast kon nauwelijks groter zijn: een man in duur maatpak, telefoon in zijn vestzak. Het leek alsof 007 uit de nieuwste Bond-film was weggelopen. Voor hem stonden een paar fotografen en een paar kleerkasten. Of we de nieuwe BOIC-voorzitter mogen interviewen? ‘Geen sprake van. Mijnheer Beckers geeft straks een gezamenlijke persconferentie. Dan krijgt u vijf minuten.’ Zo gaat dat bij topmanagers: je spreekt ze niet aan, je krijgt een audiëntie.

Wachten op de paus

In afwachting doorbladerden we zijn persdossier. Beckers werd geboren op 3 mei 1960 in Ukkel. Hij studeerde toegepaste economische wetenschappen in Louvain-la-Neuve, trok daarna naar de Harvard Business School in Boston om er een academische graad in de bedrijfskunde (MBA) te halen. Hij werd verliefd, huwde, kreeg drie kinderen. Begon zijn loopbaan begin jaren tachtig als directeur restaurant/patisserie voor de keten Vie de France en stapte later over naar Delhaize. Daar klom hij op tot gedelegeerd bestuurder. Verwonderlijk was dat niet: de vorige grote baas was zijn oom. ‘Maar ik heb mij zoals iedereen moeten bewijzen’, liet hij vorig jaar in een interview weten. ‘Van de 144.000 personeelsleden ben ik de enige die uit de familie komt.’ Populair is de man in elk geval wel. In 2000 werd hij verkozen tot Manager van het Jaar. Hij boerde goed op de beurs en liet De Leeuw brullen tot in Amerika.

Alleen: hoe verzeilt een man met zo’n curriculum in het Belgisch olympisch comité? Beckers heeft geen olympisch verleden. Op zijn cv staat onder het kopje ‘vrije tijd’ wel: hockey, voetbal en zwemmen. En bij ‘persoonlijke noot’ schrijft hij: ‘Ik heb het leven in de sportclubs aan den lijve ondervonden: ’s ochtends voor schooltijd en ’s avonds na het huiswerk trainen, de uitbranders van de coach en de offers die de ouders van sportlui en de duizenden vrijwilligers van de sport opbrengen.’ Toch klinkt het als een excuus vooraf.

Nee, de reden waarom Beckers bij het BOIC verzeilde, is redelijk prozaïsch: hij was naar eigen zeggen ‘gecharmeerd door topsport en de olympische waarden’. Twee jaar geleden werd hij voorzitter van de vzw Ontwikkelingscomité van de Belgische Sport (OCBS), die het BOIC sponsort. Beckers maakte indruk: de man heeft geld én relaties. ‘Er lopen niet veel managers van zijn niveau rond in België’, hoor je her en der.

Hoog tijd om op audiëntie te gaan.

Dag mijnheer Beckers. Proficiat met uw zege. Maar hebt u wel tijd om BOIC-voorzitter te zijn?

PIERRE-OLIVIER BECKERS: (in vlekkeloos Nederlands) Ik zal er tijd voor maken. Ik heb geen enkel ander mandaat naast mijn functie bij Delhaize. Ik denk dat mijn managementervaring het BOIC alleen maar ten goede kan komen. De wereld van de topsport en die van het bedrijfsleven lijken heel sterk op elkaar.

U was de kandidaat van het BOIC.

BECKERS: Dat klopt. Maar de uitslag van verkiezingen is nooit zeker. Je moet altijd het resultaat afwachten.

Bent u blij met uw resultaat?

BECKERS: Zeker. Al toont de uitslag aan dat er nood is aan verandering. Die zal er komen, maar wel na dialoog met iedereen. Ik wil evolutie, geen revolutie.

Dat is nochtans wat uw tegenstrever wou.

BECKERS: Ik denk dat onze atleten zich in de eerste plaats op de sport willen concentreren. Zij willen geen complexere structuren. Het is trouwens belangrijk dat het BOIC autonoom blijft. Het heeft een mandaat van het IOC (Internationaal Olympisch Comité) en kan een brugfunctie vervullen tussen de verschillende gemeenschappen in ons land.

U weet hoe dat gaat: u zult straks afgerekend worden op het aantal medailles.

BECKERS: Het aantal medailles is natuurlijk belangrijk. Athene was op dat vlak geen succes, maar ik wil dat toch relativeren: de helft van onze atleten bereikte een finaleplaats en we hadden twee vierde plaatsen. Dat vind ik al bij al een mooi resultaat. Om topsporters te kweken, heb je tijd nodig. Er is veel talent in België, maar ze moeten de weg vinden naar de topsport. Ik wil Peking 2008 natuurlijk niet verwaarlozen, maar ik denk toch ook al aan de Olympische Spelen van 2012 en 2016.

Het BOIC heeft de laatste jaren met heel wat dissidenten te maken gehad: Eddy Merckx, Robert Van de Walle… Hoe zult u daarmee omgaan?

BECKERS: Ik wil niet praten over incidenten uit het verleden, alleen over de toekomst. Het is heel belangrijk dat we als ploeg samenwerken.

Kunt u iets meer zeggen over de toekomstige rol van uw running-mate Eddy Merckx in het bestuur?

BECKERS: Die gaan we de komende weken bespreken met de raad van bestuur.

Eddy Merckx werd in zijn carrière drie keer betrapt op doping. Vormt dat geen probleem?

Oeps. Een halve seconde valt er een stilte in het perszaaltje. Deze vraag stond duidelijk niet in de cursus mediatraining. Maar Beckers is geen watje. Hij schakelt over naar het Frans en antwoordt vriendelijk: ‘Merckx heeft een buitengewoon sterke carrière achter de rug en een fantastische uitstraling in binnen- en buitenland. En op het vlak van doping wil ik duidelijk zijn: ik zal een beleid van nultolerantie voeren.’

Zo, dat was het dan. De komende weken is Beckers niet meer on speaking terms met de pers. Hij wil eerst ‘communiceren met het veld’, zoals dat heet. Een oude marketingtruc: niets zeggen waar je later op afgerekend kunt worden. Beckers is bovendien niet de man van de grote woorden – dat is hij aan zijn status verplicht. Voorlopig moeten we het dus doen met vaagheden als ’teamwerk’, ‘dialoog’ en ‘langetermijnvisie’.

Maar de vragen blijven. Wat gaat hij doen met ‘het signaal-Housiaux’? En vooral: hoe zal hij vermijden dat we in Peking weer op onze bek gaan? Delegatieleider van het olympisch team Robert Van de Walle zei voor deze Spelen: ‘De toekomst van de topsport ziet er niet rooskleurig uit. Achter de atleten voor Athene gaapt een afgrond.’ Dat belooft. Kan 007 onze olympische eer alsnog redden? Hij zal zich in elk geval moeten reppen.

Stijn Tormans

Beckers is geen man van grote woorden – dat is hij aan zijn status verplicht.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content