Michel Houellebecq is een van de meest gevierde maar ook een van de meest verguisde Franse schrijvers van deze tijd. Hij wordt amoreel, seksistisch, racistisch, zwartgallig, geniaal, en hoogst cynisch genoemd. ‘Ik verfoei het cynisme. Het is immoreel. Ik zou zo graag eens een boek schrijven over puur geluk.’

‘La possibilité d’une île’, Michel Houellebecq, Fayard. De Nederlandse vertaling verschijnt in november bij De Arbeiderspers.

Hij kauwt heel lang op zijn woorden. Hij spreekt langzaam en zacht. Soms murmelend. Maar altijd de ander lang aankijkend. Alsof hij iets wil scannen. Hij blaast met een ietwat hangende onderlip de rook van zijn sigaret uit. Hij bijt op de filter. In de asbak liggen nu tien sigaretten waarin de diepe afdruk van zijn tanden staat. De zon schijnt op de tafel. We zitten op een terras voor het hotel in de Franse Vogezen waar Houellebecq gedurende enkele dagen de Nederlandse en Vlaamse pers ontvangt. Hij is op doorreis van Duitsland naar Italië.

Houellebecq kijkt met een groot amusement naar zijn hond. ‘Dat beest heeft een intact gebleven gevoel van plezier. Ik gooi een bal weg, en met een onuitputtelijk genoegen komt hij me die terugbrengen. Waarom ken ik dat gevoel van amusement niet meer? Een mens wil dat hem steeds nieuwe en onverwachte dingen overkomen.’ Het gras in de zacht glooiende weide aan de overkant van de straat is mals en groen.

Zijn hond gaat onder mijn stoel liggen. Ik weet niet waarom zijn hond dat doet. Ik ken de naam van zijn hond. Iedereen kent de naam van de hond van Houellebecq. Het staat zelfs in literaire magazines: ‘Clément, de hond van Houellebecq’.

Zoals Schopenhauer zijn poedel als waarmerk met zich meedroeg, heeft Houellebecq zijn Welsh Corgi. De hond lijkt op een vos, een rosse pels met witte vlekken. ‘Het is waar dat een hond steeds meer op zijn baas gaat gelijken.’

Zijn hond legt zijn hoofd op mijn voet en valt in slaap. Zo wordt het nog een huiselijk tafereel. We hebben het over de mens en wat er van worden zal.

De Zarathustra van de middenklasse, zo is Houellebecq wel eens genoemd. Na het verschijnen van zijn romans Elementaire Deeltjes (1998) en Platform (2002) groeide hij uit tot een fenomeen. Zijn fans omschrijven hem als ‘de Céline van de 21e eeuw’. Met zijn gifzwarte visie op mens, maatschappij, vrouwen, religies ontziet hij niemand. Ook zichzelf niet. Hij is politiek incorrect. Hij is meedogenloos. Hij is intelligent. Zijn vijanden, vooral in Frankrijk, beschimpen hem als een product van uitgekiende marketingstrategie. Men heeft hem alle kenmerken toegedicht: racist, fascist, reactionair, genie, grootste chroniqueur van deze tijd. Hij is een veelbesproken auteur. De komst van een nieuw boek van Houellebecq kan niet ongezien voorbijgaan.

La possibilité d’une île, zo heet zijn pas verschenen roman. Hierin schetst hij een toekomstvisie. Daniel1, de held van zijn boek, is een komediespeler, die niets of niemand respecteert en daarmee zijn geld verdient. ‘Cynisme en provocatie zijn de beste manieren om geld te verdienen en beroemd te worden’, laat Houellebecq zijn hoofdpersoon opmerken. Maar naarmate hij ouder wordt, begint hij ook een steeds harder wordend gevecht tegen zichzelf en de normen van de tijd: hij kan niet meer opboksen tegen de jeugd. Rijkdom en roem hebben hem eenzaam gemaakt. Daniel1 is een liefhebber van Schopenhauer, seks, Balzac. Hij hekelt Sartre, Teilhard de Chardin, psychoanalyse, linkse intellectuelen en rechtse denkers. Hij haat de twintigste eeuw. Hij wordt gedreven naar het Elohisme. Die godsdienst (cf. de sekte van Raël, nvdr) gelooft dat de mens een creatie is van buitenaardse wezens. De godsdienst predikt dat de redding van de mensheid alleen maar kan liggen in de wetenschappelijke verbetering van de menselijke natuur door genetische manipulatie. Daniel1 geeft zich over. Hij wordt verliefd op de jonge Esther, nadat hij lange jaren in een eenzaamheid met twee met zijn vrouw Isabelle heeft geleefd.

Natuurlijke reproductie wordt vervangen door klonen. De nieuwe godsdienst vernietigt alle andere religies en belooft oneindig seksplezier. De wereld is intussen vergaan en de laatste echte mensen zijn niet meer dan een groep wilden. Klonen vormen de nieuwe mensheid, de posthumane wereld. Iedere nieuwe eigenaar van het DNA-materiaal kent de biografie van zijn voorganger. Die grote veranderingen vinden plaats in een tijdsperiode van twee millennia. Het vertelperspectief verplaatst zich van Daniel1 naar Daniel24, die later vervangen wordt door de vers gekloonde Daniel25. Hun commentaar op de ondergang van de mensheid is bitter en hard, maar ook mild.

Uw jongste boek werd weer met veel ophef ontvangen. Al voor het verschenen was, werden controverses ontwikkeld, liet intellectueel Frankrijk een licht over uw persoon schijnen en stond u volop in de publieke belangstelling. Het literaire tijdschrift ‘Lire’ spreekt van ‘Le mystère Houellebecq’. U lijkt wel de gevierde komediespeler Daniel uit uw boek.

MICHEL HOUELLEBECQ: Daniel1, de komediespeler, zit in een veel slechtere situatie dan ik als schrijver. Hij móét anderen aan het lachen brengen, als hij daar niet in slaagt, ziet hij dat onmiddellijk. Er is niets moeilijker dan het beroep van publiek acteur, of theateracteur, van iemand die voortdurend afhankelijk is van de blikken van de anderen en die ook direct kan taxeren. Als schrijver heb je een filter. Het is niet moeilijker dan op de televisie te verschijnen. Je ziet het publiek niet. Het publiek blijft dus abstract genoeg. Dat is al een bevrijding.

Ik weet dat ik vaak in het middelpunt van de belangstelling sta en vind dat bizar. Ik denk niet dat het goed is voor een schrijver om al die aandacht te krijgen. Tenzij je als schrijver bewust de hele tijd intervenieert in het maatschappelijke debat. Ik kom uit een absolute stilte. De media-aandacht kan ik over me heen laten gaan.

U krijgt zo veel aandacht omdat u in uw boeken uw personages denkbeelden laat uiten die antiracist zijn, antivrouw, anti-islam heel veel. Om maar een voorbeeld te geven. Een van de gags van Daniel1 luidt: ‘Hoe noemt men het vet rond een vagina? De vrouw.’ Worden uw personages dan te ernstig genomen?

HOUELLEBECQ: Ja, die aandacht is betreurenswaardig omdat men in deze tijd achter alles een opinie zoekt. Mensen hebben blijkbaar behoefte aan een opinie van een ander. Men hecht veel te veel belang aan meningen van om het even wie op het publieke forum. Ik heb wel een paar opinies, maar niet veel. Ik hou aan de meeste van mijn opinies niet eens vast. Ik kan voortdurend van mening veranderen over bijna alle onderwerpen, dat vind ik ook normaal.

Ik sta ervan versteld dat de meeste mensen zo niet zijn. Te veel belangstelling hechten aan opinies is al een vergissing. Denken dat ik in mijn boek opinies uit, is een tweede vergissing. Ik denk dat ik om het even welke opinie kan uitdrukken vanaf het moment dat ze goed is geformuleerd. In de literatuur mag men onder geen enkel voorwendsel een geslaagde zin schrappen, onafhankelijk van de opinie die hij uitdrukt. Dat is de enige moraal van de schrijver.

U moest een tijd geleden voor de rechter verschijnen omdat u ook in een interview, verschenen in het tijdschrift ‘Lire’, gezegd had dat de islam een idiote religie is. Beschouwde u dat als een absurd proces? U werd vrijgesproken.

HOUELLEBECQ: Nee, absurd is niet het woord. Het was belangrijk om te weten of men in Frankrijk nog het recht heeft te zeggen dat de islam de meest idiote religie is. Vanuit het oogpunt van de geschiedenis van de vrijheid van de burger in Frankrijk, was dat belangrijk. Men heeft blijkbaar nog altijd dat recht. Dat is goed. Het enige wat absurd was aan dat proces, was dat ik diegene was die in dat proces terechtstond. Ik heb me nooit in mijn leven voor de islam ge-interesseerd. Het was beter voorgevallen bij iemand voor wie de islam een favoriet thema is. Voor mij was die opmerking over de islam gewoon een tussendoortje.

In uw boek spreekt u over het klonen en prediken de Elohims hun leer over de nieuwe menselijkheid die geproduceerd wordt in een laboratorium. U hebt zelf een persoonlijk contact met Claude Varilhon alias Raël, door velen een sekteleider genoemd. De Raëlianen zouden de eerste kloon hebben ontwikkeld. Bent u lid van de sekte?

HOUELLEBECQ: Men noemt het een sekte. Ik noem het een religie. Ik ben geen lid, heb me in ieder geval niet ingeschreven. Ik heb wel de initiatiestages van de Raëlianen gevolgd. Ik hou van de attitude van Raël. Het is een geïnspireerde beweging. Het is een religie die de vrijheid van meningsuiting respecteert. Het is zeldzaam dat een religie of een sekte tolerant is. Dat apprecieer ik bovenmatig. Raël bezit een soort stoutmoedigheid die me aanspreekt. Ik weet niet of ze echt een gekloond kind hebben, maar hun dogma van het genetisch modificeren van het menselijk wezen spreekt me enorm aan. Ik ben er helemaal niet tegen. Het wordt hoog tijd dat we eens fatsoenlijk over de mogelijkheid van het klonen gaan praten. Het is een onderwerp dat het publieke debat verdient. In de media lees ik dat het nog maar minimum 50 jaar gaat duren vooraleer we in een tijdperk van gekloonde mensen gaan leven. De enige reactie die daarbij loskomt is angst. Dat is het begin van een reactionaire houding: ‘De natuur is goed, verander er niets aan.’ Nee, de natuur is niet noodzakelijk goed. Men moet vertrouwen hebben in de wetenschap als techniek om de wereld te verbeteren.

Het is hoopvol dat in een tijd van teruglopende geboortecijfers voor meer mensen de reproductie in een lab mogelijk wordt. Het is toch formidabel dat we genetisch overdraagbare ziektes zullen kunnen overwinnen.

Dit is nu een van de zeldzame onderwerpen waarover ik een opinie heb: als men de natuur kan verbeteren, moet men dat doen.

In het begin van uw nieuwe roman, stelt u ook vragen over het tot stand komen van de moraal en wat wij wetenschappelijk over die moraal weten. Kan de mens beter worden in een lab, denkt u?

HOUELLEBECQ: Het is spijtig dat we daar nog niets over weten. De pogingen die men tot nu toe ondernomen heeft om wetenschappelijk en via de studies over de werking van onze hersenen meer over de moraal te weten, waren mislukkingen. Moraal is volgens mij toch nog altijd meer afhankelijk van de individuele geschiedenis die we als mens doormaken dan van de genetische.

Daarom is het menselijke besef van onze sterfelijkheid ook zo belangrijk in dit boek. Het besef van verlies, geeft een perspectief aan het handelen. We kunnen dan wel door het klonen een betere gezondheid krijgen, maar de vraag is of we daardoor ook een onsterfelijkheid verdienen.

Wenst u zich een soort van fysieke onsterfelijkheid?

HOUELLEBECQ: Iedereen wenst zich dat. Ik wens mezelf ook een zekere onsterfelijkheid toe, maar in de wetenschap dat het me nooit zal overkomen. Een mens droomt nog altijd het liefst een onbereikbare droom. Het besef dat het leven een beperkte duur heeft, doet ons leven. Het is pas wanneer men voelt dat men bezig is te sterven, te verliezen, oud te worden dat men verlengingen wenst. Klonen biedt een tweede kans. En dat is de soort onsterfelijkheid die we eigenlijk willen.

Daniel1 voelt zich alleen en ook angstig door de liefde. Zijn neomenselijke versie Daniel25 observeert en ontwikkelt ook gevoelens. Laat liefde zich door de eeuwen en biografische kennis heen niet corrigeren?

HOUELLEBECQ: Het is om zich te corrigeren dat men de liefde nodig heeft.

De harde observatie, het meedogenloze kijken van de buitenstaander naar het gedrag van anderen is een van de pijlers van uw schrijven. U beschreef ooit uzelf als observator. Hoe werd u die strenge observator van het leven?

HOUELLEBECQ: Door veel tijd te verliezen. Dat is een kunst. Ik verveelde me als tiener al op het lyceum. Het ging er niet snel genoeg. Het observeren is begonnen in een klas waar ik de lessen niet interessant genoeg vond. Het is het gedrag van iemand die de hele tijd het verlossende geluid van de bel afwacht.

Is het dan een soort bescherming van zichzelf?

HOUELLEBECQ: Ja, want als men niet observeert, moet men participeren. Het ontstond bij mij uit het gevoel mij niet persoonlijk betrokken te voelen bij mijn omgeving. Het is waar, ik heb altijd het gevoel gehad niet bij de zaken betrokken te zijn.

Het merendeel van de mensen overleeft dat gevoel door een rol te spelen, waaraan ze zich halsstarrig vasthouden. Ik ben misschien te opmerkzaam om me een rol te kunnen aanmeten. Ik voel me vaak een acteur zonder rol.

Schrijven is daar een reactie op. Als schrijver heb ik een leven met enkele materiele gevolgen. Pagina’s die gecorrigeerd moeten worden, geschreven moeten worden… Kleinigheden.

U bent geboren en opgegroeid als Michel Thomas. Later hebt u zich Michel Houellebecq genoemd, naar uw grootmoeder aan vaderskant die u heeft opgevoed. Was dat een tweede identiteit?

HOUELLEBECQ: Ik heb de naam gekozen van de persoon in mijn familie waar ik de voorkeur aan gaf en voor wie ik de grootste liefde voelde. Omdat ik wilde en wist dat dat de naam zou zijn die mensen van mij zouden onthouden.

Kan het klonen het begrip familie elimineren?

HOUELLEBECQ: Niet echt. Mensen gaan in eerste instantie klonen hebben zoals ze kinderen hebben. Misschien is de invloed van de familie op een kind nu al niet meer zo groot als we vermoeden.

Hebben mensen nood aan een mentale vader die heel sterk is, als een goeroe of aan een religieuze leidraad?

HOUELLEBECQ: Ik heb in ieder geval geen behoefte aan een goeroe. Er zijn maniakale sektes die ingrijpen in alle aspecten van het dagelijks leven van hun leden omdat er nu eenmaal mensen zijn die behoefte hebben aan regels. Als ze die regels niet hebben, zijn ze verloren. Of ze weten niet meer hoe ze hun dagen moeten doorbrengen. Mij geneert dat.

Wat ik wel bewonder in iemand als Raël, is zijn ’transhumane’ religie.

Voelt u zich een transhumanist?

HOUELLEBECQ: Ja, heel zeker. Er is geen enkel spoor van humanisme meer in mij. Ik beschouw de mensheid gewoon als een bestaanswijze tussen de anderen. Ik heb geen enkel bezwaar tegen genetische wijziging. Het humanisme is gewoon gepasseerd. Sinds Kant al die over een moraal sprak voor ‘redelijke wezens in het algemeen’. Het humanisme is vooral geboren als een revolte tegen het theïsme. En als het theïsme intellectueel min of meer verdwenen is, heeft het humanisme geen reden tot bestaan meer. Het humanisme is met God gestorven.

Wenst u zich een God?

HOUELLEBECQ: God is dood, en omdat hij dood is, kan ik hem niet meer veroordelen.

U wordt weleens de Zarathoustra van de middenklasse genoemd. Prefereert u Nietzsche of Schopenhauer?

HOUELLEBECQ: Ik ben een absoluut aanhanger van Schopenhauer. Hij heeft een blik op de mensheid geworpen die ik nergens dieper en eerlijker heb aangetroffen. Zijn concept van de Wil die alles beheerst en waardoor wij voortgedreven worden, is prachtig. Schopenhauer beschrijft hoe die Wil zich doorzet in het hele leven en vooral in de seksuele begeerte. Schopenhauer verbindt daar een ethiek aan. Daarom is zijn oeuvre superieur aan dat van Nietzsche. Nietzsche was een filosoof van de antimoraal.

Schopenhauer is een van de diepste denkers over de mensheid. Hij beschrijft de mensheid vanuit een diep pessimistische filosofische visie, maar huldigt ook het bestaan van het goede. Ik zou zo graag eens een boek schrijven over puur geluk. Schopenhauer poneert ‘het geluk’ en het bestaan van het goede op een prachtige manier. Hij verbindt het goede met het begrip medelijden. Hij heeft het heilige in de mensheid aangetoond. Schopenhauer verheft voortdurend alle moraal. Iedere keer als hij erover spreekt. Terwijl Nietzsche de moraal alleen maar verdacht maakt. Nietzsche is passé.

U wordt door critici nochtans beschouwd als een meester-cynicus.

HOUELLEBECQ: Ik heb nooit begrepen waarom men mij in de cynische traditie wilde inschrijven. Ik zie niet wat er zo cynisch is aan mij. Niets in mij denkt cynisch. Niets. Ik heb er zelfs een afkeer van. Het is gratuit, immoreel gedachtegoed. Ik ben een filosofisch pessimist. Ik geloof nog in het goede.

Een ontmoedigde Daniel1 neemt afscheid van het leven met een gedicht. ‘Et l’amour ou tout est facile,/ou tout est donné dans l’instant/Il existe au milieu du temps/La possibilité d’une île.’

HOUELLEBECQ: Ik geloof echt in een eiland midden in de tijd, een veilige ruimte waar je momentaan kan verblijven tussen al het vloeiende in. Die plek is niets anders dan de extase van de liefde, waar een eeuwigheid wordt vastgelegd in het moment.

U hebt ooit gezegd dat u zich kunt zien eindigen als een Greta Garbo, alleen gelaten in een groot appartement met een hond. In uw boek laat u ook een hond klonen, Fox. Wat kan een hond geven wat een menselijk wezen niet kan?

HOUELLEBECQ: Heel veel. Ik ben nu nog niet in dat geval, maar voor een mens die ouder wordt is het zijn enige gezelschap. Misschien is het wel het enige wezen waarmee we op de duur gaan convergeren.

(De hond wordt wakker) Waarom bijt u op uw sigarettenfilter?

HOUELLEBECQ: Ik bijt er niet echt op. Het is een soort knabbelen. Ik doe het om mijn tanden te testen, mijn gebit is verschrikkelijk slecht. Ik gebruik mijn sigaretten als een soort bijtring. Bizar eigenlijk.

INFO :

Door Anna Luyten

‘Dit is nu een van de zeldzame onderwerpen waarover ik een opinie heb: als men de natuur kan verbeteren, moet men dat doen.’

‘Ik geloof echt in een eiland midden in de tijd, een veilige ruimte waar je momentaan kan verblijven tussen al het vloeiende in.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content