Hij stelde, vond de overheid, te veel vragen. Als straf verliest hij nu zijn grondrecht op informatie. Dit is het verhaal van Peter Verhaeghe uit Diest. ‘Een politicus die veel vragen stelt, is een goed politicus. Een burger die hetzelfde doet, wordt veroordeeld.’

We beloven commotie, straks. Maar eerst, om dit verhaal te kaderen, een lange inleiding. Dit stuk gaat vooral over ar-tikel 32 van de grondwet. Geen vrees voor saaiheid evenwel: er zitten genoeg ingrediënten in waar Kafka wis en zeker jaloers op zou zijn geweest. Misschien ook op ons hoofdpersonage.

Hij is eigenlijk een heel vriendelijke, beleefde man. Architect. Ambtenaar bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Huisvader. En toch. Als de naam Peter Verhaeghe valt ter hoogte van het Vlaams Parlement, gaan de pupillen van Kris Peeters wat wijder open.

Verhaeghe is lid van het burgerparticipatiecollectief stRaten-generaal – werkt daar meestal in duo met Manu Claeys. Ze zijn zowat onze eigen versie van Bob Woodward en Carl Bernstein. Twee jaar geleden deden ze de Vlaamse regering bijna kraken. Door het grootste Vlaamse infrastructuurwerk ooit, de Lange Wapper, te torpederen. Ze wonnen daar later ook de Prijs van de Democratie voor.

Noem Verhaeghe evenwel geen Mondige Burger. Hij heeft het moeilijk met al die burgers die scheldmails sturen naar politici. Niet alleen omdat hij vindt dat mensen niet moeten schelden. Uit hoffelijkheid, dat zeker. Maar ook omdat ze vaak niet goed geïnformeerd zijn om hun woede te rechtvaardigen.

Hij heeft meer dan zijn voordeel gedaan met het befaamde artikel 32 van de grondwet. Sinds 1 januari 1995 mag iedereen ‘elk bestuursdocument raadplegen en er een afschrift van vragen’.

Peter Verhaeghe is een van de weinige burgers in dit land die dat ook doen. De wet is amper bekend, wordt nog minder toegepast.

‘In het geval van de Lange Wapper heeft die wet ons geholpen om de BAM op de knieën te krijgen’, zegt hij. ‘Op een bepaald moment belden wij naar de politici: “Hebben jullie de plannen? Mogen wij die eens zien?” Niemand had de plannen. Wat ik wel behoorlijk straf vond: ze deden allemaal al jaren boude uitspraken over de Lange Wapper, maar niemand had de plannen gezien. Dankzij de wet op de openbaarheid van bestuur hebben wij ze wel gekregen. We zijn toen naar alle politici gestapt en hebben hen uitgelegd wat er ging gebeuren. Daarnaast hebben we die plannen ook naar alle mogelijke Vlaamse verkeersdeskundigen gestuurd. Ook zij hadden die nog nooit gezien. Dan vraag ik me af: wie heeft er in godsnaam die plannen wel gezien? En hoe is het mogelijk dat de hele publieke opinie praat over iets wat niet overeenstemt met de werkelijkheid?’

Maar ook politici zijn door artikel 32 veranderd, zegt Ver-haeghe. Ze durven minder te bluffen. Een scène, ooit gebeurd. Een minister zei op televisie: ‘Uit onderzoek bleek dat…’ Enkele uren later zat er een mail van Peter Verhaeghe in zijn mailbox. ‘Zouden we die studie mogen zien?’ De woordvoerder van de minister putte zich dan uit in excuses: ‘De minister was wat moe. Hij heeft zich vergist. U moet dat begrijpen, mijnheer Verhaeghe.’

Die wet op de openbaarheid van bestuur levert vaak verrassende resultaten op, zegt Verhaeghe. ‘Niet alleen om een document te pakken te krijgen, maar ook om te officialiseren dat het document gewoon niet bestaat. Vroeger dacht ik: als een politicus iets zegt op televisie, dan ligt er achter hem een stapel onderzoek om die uitspraken te staven. Maar dat is vaak niet waar. Om maar een voorbeeld te geven: de regering beweerde dat het Meccano-tracé, ons alternatief voor het BAM-tracé, bestudeerd en te licht bevonden was. Tegenwoordig vraag ik altijd: “Is dat uw persoonlijke opinie of is dat gestaafd door onderzoek?” Nee, nee, het was bestudeerd. Goed, zei ik, laat die studie zien. Toen moesten ze toegeven dat er helemaal geen studie was. Het was allemaal nattevingerwerk.’

Pour la petite histoire: stRraten-generaal houdt al die documenten nauwkeurig bij in een database. Een tijd geleden vroeg het Archief van het Vlaams Parlement hen of ze het bestuurs- document Prioriteiten der Prioriteiten 1997 niet hadden. ‘Want als ze op de Vlaamse administratie moesten wachten…’

Een dag later had het archief het document Prioriteiten der Prioriteiten.

Tijd voor de commotie, nu. Er is Verhaeghe laatst iets vreemds overkomen. Een paar mensen in zijn thuisstad Diest spraken hem aan: ‘We hebben stRaten-generaal nodig, Peter.’ Ze voelden aan hun water dat er iets scheelde aan het mobiliteitsplan, maar ze konden niet duiden wat.

Een lokaal dossier: het stadsbestuur wil daar straks ook een deel van de Demer openleggen. Daardoor zouden parkeerplaatsen sneuvelen. In ruil komt er een grote ondergrondse parkeergarage.

Lijkt allemaal de logica, zelve. Tot Verhaeghe doet wat hij altijd doet: documenten opvragen. En tot zijn eigen verbazing ontdekt dat er zelfs niet eens een kosten-batenanalyse die naam waardig bestaat voor de ondergrondse parking. Hij vraagt nog meer documenten op. En nog.

Tot hij plots kaltgestellt wordt door het Diestse stadsbestuur. Genoeg vragen gesteld, vinden die. Hij krijgt geen documenten meer.

‘Ik vrees dat ik iets te dicht bij de waarheid aan het komen was’, zegt Verhaeghe. Wat die waarheid was, daar wil hij zich niet over uitspreken. ‘Ik kan het niet helemaal staven, want ik heb niet alle documenten. Het is alsof je tegen een onderzoeksjournalist zegt: ‘Stop! Vanaf nu mag je niet meer verder zoeken.’

Intussen verliest hij, zonder proces, zijn grondrecht op informatie. Waarmee hij zich in het illustere gezelschap van een paar collaborateurs en misdadigers bevindt. Of toch niet helemaal. ‘Vermoord iemand in Vlaanderen en je verliest na een proces voor een bepaalde tijd je rechten’, zegt Verhaeghe. ‘Stel te veel vragen en je verliest voor onbepaalde tijd een paar grondrechten. Zonder proces.

‘Ik vergelijk het met een leerling die een hele dag vragen stelt: Meester! Meester! Meester! Op een bepaald moment zegt die leraar: “Nu is het genoeg geweest. In de hoek, gij! En geen vragen meer stellen.” Daar sta ik nu, in de hoek, met een paar ezelsoren. En af en toe kijk ik achterom: wanneer mag ik eruit?’

Het stadhuis van Diest. Nog voor wij een vraag gesteld hebben, weet burgemeester Jan Laurys (CD&V) al over wie van zijn onderdanen we hem komen interpelleren.

Mijnheer Verhaeghe is een bijzonder verstandig man, zegt hij, ongetwijfeld een van de slimsten van de klas. ‘Maar hij overdrijft. Weet u dat hij sinds 1 januari 2011 24 vragen gesteld heeft? Vierentwintig! Intussen heeft hij van ons 65 documenten en geluidsopnames gekregen. Wat ons 135 werkuren gekost heeft. En hij blijft maar vragen stellen… Hij kan hoofdzaken niet meer van bijzaken onderscheiden. En zo misbruikt hij de wet op de openbaarheid van bestuur. Daarom hebben we ook juridisch advies ingewonnen, wat we tegen hem konden ondernemen. In de wet bestaat er ook een uitzonderingsregel ‘kennelijke onredelijkheid’. Die hebben we ingeroepen omdat hij te ver gegaan is. Mijnheer Verhaeghe is daar tevergeefs tegen in beroep gegaan bij de Vlaamse administratie. Er bestaat dus nog gezond verstand in Vlaanderen.’

Terug naar de vragensteller. Is dat allemaal noodzakelijk, mijnheer Verhaeghe, dat u al die documenten opvraagt?

‘Absoluut’, zegt hij. ‘Als je echt op de hoogte wilt zijn of onderbouwde alternatieven wilt indienen, moet je dat gelezen hebben: er is geen andere keuze. Natuurlijk heb ik begrip voor de werkoverlast. Weet u, ik heb ook officiële documenten gekregen via een andere weg. Dus niet via de stad en de procedure openbaarheid van bestuur. Maar dat verwijt de advocaat van de stad mij nu. “U had die documenten eerst moeten aanvragen bij ons. Nu hebt u de vertrouwelijkheidsregel geschonden.” Dat is toch kafkaiaans?

‘Wat ik ook niet begrijp, is dat niemand van de stad mij ooit belde en zei: “Hey man, wij verzuipen door uw vragen. U hebt er recht op, maar hoe kunnen we dit samen efficiënt oplossen.” Nee, het lijkt wel of ze zitten daar met een chronometer. “Nog een uur en we hebben hem.” Niemand die mij ooit zei dat er een limiet was.

‘Overigens: we leven in het digitale tijdperk. Als je een document wenst dat digitaal voorhanden is, dan heb je dat in enkele seconden. Als zij zelfs naar een simpel gemeenteverslag twee uur moeten zoeken: tja… Dan kun je je toch vragen stellen bij de organisatie van het archief?’

Maar het probleem, zegt Verhaeghe, zit veel dieper. ‘Die openbaarheidswetten zijn ingevoerd om onze besturen transparanter te maken. Besturen hebben er ook geen probleem mee dat je documenten inkijkt. Zolang het maar op een moment gebeurt dat het er niet meer toe doet, de beslissingen toch niet meer teruggedraaid kunnen worden.

‘Het beleid is namelijk al gemaakt bij de coalitievorming. Dan kijken politici wat er in hun verkiezingsfolder stond. En als daar toevallig in te lezen was dat er ergens een parking moet komen, zal er daarna wel een haalbaarheidsstudie uitgevoerd worden die uitwijst dat net die plek de beste plaats is.’

Daarom, zegt Verhaeghe, zijn besturen niet altijd happig om in hun documenten te laten kijken.

‘Het is soms echt hilarisch welke trucs besturen allemaal boven halen. Eerst proberen ze de vraag zo te interpreteren dat je zeker niet krijgt wat je zoekt. Moet ik een nieuwe vraag stellen. Maar het is altijd 15 dagen wachten op een antwoord. Na die periode zeggen ze dan: “We hebben dat alleen op papier, mijnheer Verhaeghe.” Dan moet ik dat opnieuw aanvragen, maar erbij voegen: op papier mag ook. Weer vijftien dagen kwijt. Of ze sturen het ’toevallig’ naar een verkeerd mailadres. Of de cruciale informatie staat in een bijlage, die natuurlijk niet bij het document zit. Weer vijftien dagen kwijt om die bijlage op te vragen. Maar in zo’n openbaar onderzoek telt elke dag: de tijd dat je als burger bezwaren en suggesties kunt indienen, is beperkt. Soms geven ze ook plompweg toe dat het document er niet meer is. “U moet dat begrijpen, mijnheer, we hadden plaats nodig op onze server”‘.

Terwijl het ook anders kan, zegt Peter Verhaeghe. ‘Eigenlijk zou ik die documenten niet moeten opvragen. Ik ben ervan overtuigd dat je ook beleid kunt voeren op basis van rationele argumenten. Die hebben geen politieke kleur, alleen het voorrecht dat het goede of slechte ideeën zijn.’

There’s something rotten in the state of Flanders, zo lijkt het toch. We praten met Frankie Schram, professor aan het Instituut voor de Overheid van de KU Leuven en de Universiteit Antwerpen. Wat loopt hier mis, professor?

‘Kijk, die openbaarheidswetgeving is altijd een strijdpunt van de groenen geweest. Er kwam pas echt verandering in het begin van de jaren negentig, de tijd van Zwarte Zondag. Toen men plots de ‘zogenaamde’ kloof met de burger ontdekt had. Door een aantal concrete initiatieven wilden de toenmalige politici het Vlaams Blok afstoppen. Ze keken daarvoor naar maatregelen die al langer in het buitenland waren genomen. De ombudsman en de motiveringsplicht bijvoorbeeld, maar dus ook de wet op de openbaarheid van bestuur.

‘Het probleem is dat België, in tegenstelling tot pakweg Zweden, geen serieuze informatiebeheerssystemen kent. Dat betekent dat een ambtenaar eigenlijk niet weet hoeveel documenten hij heeft. Hij moet dus alles gaan opzoeken. Maar natuurlijk zit daar een beperking op: je kunt zo veel documenten opvragen dat die ambtenaar niets anders meer doet. Daarom heeft de wetgever het begrip ‘kennelijke onredelijkheid’ ingevoerd. Een bestuur moet dan wel kunnen bewijzen dat de dienst door het beantwoorden van die vraag ontredderd raakt. In het verleden is het al eens gebeurd dat iemand alle vergunningen opvroeg om gevaarlijke stoffen te vervoeren door het Belgische luchtruim. Maar dat zijn meer dan 40.000 documenten. Zoiets kun je niet eisen van een overheid. Dan breng je gewoon het systeem in gevaar.’

Daarom pleit de professor voor actieve openbaarheid. ‘Dat wil zeggen: zorg ervoor dat zo veel mogelijk documenten van adviesraden, gemeenteraden… op het internet beschikbaar zijn. Dan kunnen burgers je daar ook niet meer voor lastigvallen.’

Niet alleen de professor wil meer actieve openbaarheid. Ook parlementslid Jos De Meyer (CD&V), die daar een paar maanden geleden een parlementaire vraag over stelde. Antwoord van de bevoegde minister Geert Bourgeois (N-VA): dat is de verantwoordelijkheid van de steden en gemeenten.

‘Dat is het probleem’, zegt Schram. ‘Een gemeente kan ervoor kiezen om meer actieve openbaarheid in te voeren, maar is daar wettelijk niet toe verplicht. Lokale politici zijn daar bang voor. Omdat ze vrezen dat ze dan meer aangesproken en geïnterpelleerd zullen worden door de burger. Maar ook wij, kiezers, dragen een verantwoordelijkheid: we stemmen voor lokale politici die niet altijd gewonnen zijn voor dat soort ideeën.’

‘Nu goed, in grote steden zoals Gent of Antwerpen passen ze die actieve openbaarheid vandaag al veel meer toe. Niet alleen omdat ze daar het personeel voor hebben, maar ook omdat daar een andere, meer open cultuur heerst.’

En toch. Zelfs aan die cultuur schort er wat, zegt Peter Verhaeghe. ‘Stel: ik krijg alle bestuursdocumenten en ontdek iets onregelmatigs. Om daar enige ruchtbaarheid aan te geven, ben ik bijna verplicht om naar de lokale pers te stappen. Maar uiteraard belt de journalist dan ook naar de burgemeester. Er verschijnt dan een artikel waarin staat: ‘Verhaeghe zegt… Maar de burgemeester zegt dat dat allemaal niet waar is.’ Als er zo vijf artikels verschijnen, dan zeggen de mensen: “Wat voor een zaag is dat eigenlijk? Moet die op elke slak zout leggen?” Terwijl dat helemaal niet mijn bedoeling is. Dat is het vervelende: je moet altijd werken binnen een conflictsfeer. En dat is jammer.

‘Kris Peeters en alle anderen hebben altijd de mond vol van Vlaanderen in Actie! We moeten meer creativiteit tonen, durven nadenken… Behalve in het beleid. Daar geldt: slaap, betaal uw belastingen en moei u vooral niet.

Op den duur zeggen alle burgers die nog oprecht begaan zijn met politiek: foert met die politiek, ik heb wel wat beters te doen. En wie is er dan nog bezig met politiek? Mensen die minder nadenken, maar alleen uit zijn op een functie.

‘Ik hoor zo veel ingenieurs, stedenbouwkundigen, noem maar op: “Peter, je hebt gelijk. Maar wat jij zegt, dat kunnen wij niet zeggen. Of we verliezen die of die opdracht.” Dat is de cultuur in Vlaanderen.’

Hoe lang Verhaeghe nu nog met ezelsoren in de hoek moet staan, weet hij niet. Hij heeft nu zestig dagen om naar de Raad van State te stappen, maar hij weet niet of hij dat gaat doen. Want dan ligt het probleem daar voor jaren op de wachtrol.

Terwijl hij een dringende vraag heeft. Eentje, om het af te leren. StRaten-generaal wil ze straks stellen aan de politici in het Vlaams Parlement: ‘Wanneer komt er echt openbaarheid van bestuur?’

DOOR STIJN TORMANS

De burgemeester: ‘We moesten iets ondernemen. Hij gaat te ver.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content