‘IK VOEL ME NOG ALTIJD EEN BEETJE KUIFJE’

Er zijn zoveel Amerika’s als er Amerikanen zijn. Een van die meer dan 300 miljoen Amerika’s behoort toe aan de genaturaliseerde Nederlander Michiel Vos. Zijn vierdelige documentaire Mijn Amerika is vanaf volgende week te zien op Canvas. ‘Na tien jaar was het tijd dat ik eens de stand van zaken opmaakte.’

‘Ik ben hier nu tien jaar. Dan heb je eindelijk de zekerheid dat je iets weet over dit land’, zegt Michiel Vos, aan de telefoon vanuit San Francisco. Hij woont in New York, maar in San Fran heeft hij familiebanden via zijn vrouw. Dat is Alexandra Pelosi, filmmaker en dochter van de Democratische fractieleider en ex-voorzitter van het Huis van Afgevaardigden Nancy Pelosi.

‘Amerika is een land dat je opeet of uitspuwt’, zegt Vos. ‘Na tien jaar dacht ik: het is tijd om eens de stand van zaken op te maken. Er bestaan veel clichés over Amerika, en de meeste daarvan zijn waar. Amerika is groot, divers en barok, het balanceert op de rand van de vulkaan, het druipt van het vet, maar het is o zo lekker. Ik voel me nog altijd een beetje Kuifje in Amerika; een jongetje dat veel snoep en groot speelgoed ziet. Maar je ziet ook de grote teleurstelling, de grote ongelijkheid, de rafelranden van Amerika.’

Voor zijn reeks Mijn Amerika ging Vos op zoek naar andere immigranten die hem konden uitleggen hoe je nu eigenlijk Amerikaan wordt. Hij praatte onder anderen met Henry Kissinger, Arnold Schwarzenegger, de Nederlands-Amerikaanse filmregisseur Paul Verhoeven en Gene Simmons, de voorman van de geschminkte rockgroep Kiss, die in 1949 geboren werd als Chaim Witz in Israël. De rode draad: wie voet aan wal zet in de VS moet zijn oude cocon afwerpen en zichzelf opnieuw uitvinden. Vos: ‘Die mannen waren heel duidelijk. Ze zeiden: “Wees een kameleon, verander van kleur.” Gene Simmons zei: “Ik kan zijn wie je maar wilt, zolang je me maar betaalt.” Dat is Amerika ten voeten uit. Hij nog Amerikaanser dan de gemiddelde Amerikaan.’

Simmons kwam in New York aan toen hij zestien was. Vos landde er op zijn 32e. ‘Ik was al oud’, zegt hij. ‘Maar ik ben ook opnieuw begonnen. In Nederland was ik advocaat. Ik had een keurig kantoor in Den Haag, de saaiste stad van het land. Nu ben ik een nieuwsman en praat ik op televisie over Barack Obama, Mitt Romney of de Tea Party.’

Gaat het nu eigenlijk goed of slecht met Amerika?

Michiel Vos: Goed én slecht. Waar ik Amerika heel sterk in vind, is dat het de weinige geschiedenis en de helden die het heeft zo goed gebruikt om zichzelf nieuw leven in te blazen. Mijn zoontjes zijn vijf en zes, en zij komen elke dag thuis met verhaaltjes over George Washingtons paard of Abraham Lincoln, die in een blokhut geboren werd. Op school in Nederland heb ik behalve één keer tijdens de geschiedenisles nooit gehoord over Willem de Zwijger, de vader des vaderlands. Wij gebruiken dat niet. Amerika wel. Dit land kan zichzelf heel goed verkopen. Amerika is echt een merk. Maar aan de andere kant gaat het slecht. Het verschil tussen rijk en arm is enorm. De middenklasse staat onder druk. Het idee leeft dat er een politieke klasse is die boven de rest van de bevolking staat.

Je kunt er in Amerika niet naast kijken dat veel mensen er terneergeslagen bij lopen. Barack Obama heeft niet de verandering gebracht die van hem verwacht werd. De desillusie is tastbaar.

Vos: Daar hebt u gelijk in. Obama stond voor ‘change’, maar bijvoorbeeld in het buitenland- en het veiligheidsbeleid zet hij allerlei praktijken voort die onder George W. Bush ook al bestonden. Natuurlijk wisten we dat op voorhand al. Er was veel naïviteit over Obama. Je kúnt niet zomaar alles veranderen. Obama was weliswaar een nieuw merk en een fantastisch verhaal, maar natuurlijk moet hij ook iedere dag met diezelfde klotedossiers in de weer. Hij krijgt ook Syrië op zijn bord, hij moet ook afluisteren.

Hij zou daarmee kunnen ophouden, maar dat doet hij niet, want voor een Amerikaanse president geldt: als het fout gaat, kost het je je politieke hachje.

Vos: Ja, en dat maakt je als president conservatief. Zoals mensen die het kunnen weten mij vertellen: Washington is vergroeid met het status-quo. Dat merkt elke president. Ze beginnen er vol goede moed aan. Op een gegeven moment raken ze teleurgesteld, en dan zeggen ze: ‘Wij gaan recht naar het volk!’ Dan gaan ze een mediatournee doen in Minnesota, Colorado, Kansas en Alabama. Dat deed Bush, dat deed Obama, dat is zo oud als de weg naar Rome.

Hoe diep is de beruchte kloof tussen de rode (Republikeinse) en blauwe (Democratische) staten nu eigenlijk?

Vos: Dat is een model, een versimpeling. Je moet opletten met alles zomaar in tweeën te delen. Rood is niet helemaal rood en blauw is niet helemaal blauw. Het is allemaal paars. Maar ik vind dat rood-blauwe model niet slecht. Het verschil zit echt wel redelijk diep. Kijk maar naar vuurwapens. Er is gewoon een deel van Amerika dat vuurwapens beschouwt als het symbool van individuele vrijheid, als een recht dat in de grondwet staat, waar niet aan getornd mag worden. Maar er is ook een ander deel van Amerika dat ziet dat vuurwapens veel schade aanrichten, dat er veel doden en gewonden bij komen kijken.

Dat laatste vind je in New York, Los Angeles, Boston en San Francisco, niet in het échte Amerika, zo wil het cliché. Maar dat is natuurlijk onzin: 80 procent van de Amerikanen woont in steden of verstedelijkte gebieden.

Vos: Mensen als Sarah Palin gebruiken dat om op politieke knopjes te drukken. Zij zeggen: ‘Het echte Amerika is dít, de rest is niet echt.’ Maar in New York en LA wordt wél het geld verdiend, hè. Daar houden we de rest van Amerika mee overeind. Dat is dus wél het echte Amerika.

Die rood-blauwe kaart is het product van een politiek tweepartijenstelsel. Tussen gewone Amerikanen is het water vaak niet zo diep, maar omdat in voorverkiezingen in de staten de meest fanatieke partijmilitanten beslissen wie er naar Washington mag, wordt het water daar wel steeds dieper.

Vos: Dat klopt. Ik heb met uitgesproken wapenbezitters gepraat in de Rocky Mountains, en die waren allemaal heel vriendelijk. Als ik tien minuten met ze praatte, vertelde dat ik een liberal uit New York was en dan ook nog eens de naam van mijn schoonmoeder noemde, dan zeiden ze: ‘Kom nog maar eens terug, ik zal je wel wat laten zien.’ Ze zijn natuurlijk toch allemaal stiekem blij dat je er bent.

Uw schoonmoeder verpersoonlijkt zo’n beetje de rood-blauwe kloof in Washington. Als de Republikeinen iets slecht vinden, dan haken ze dat doorgaan in één adem vast aan Nancy Pelosi.

Vos: Ach, zij maakt deals, en dat kun je niet als hardliner. Dat is worstjes maken: bij elkaar kneden en op zoek gaan naar het compromis. De stereotypen over haar doen je beseffen dat de media vaak niet veel begrijpen van het spel.

Deals maken lukt dezer dagen niet zo best in Washington. Obama komt geen meter vooruit met zijn initiatieven. De Republikeinen hebben in het Congres genoeg zetels om alles tegen te houden en zij zeggen: ‘Zolang jij in het Witte Huis zit, doen wij niks.’

Vos: Dan kun je inderdaad heel weinig uitrichten. Nancy Pelosi en Obama hebben er in 2010 de gezondheidshervorming doorheen geloodst, met een Democratisch Huis van Afgevaardigden…

En met de hakken over de sloot.

Vos: Klopt, maar het is altijd met de hakken over de sloot. Mijn schoonmoeder zegt: ‘De pers schrijft altijd dat de 218e stem (die de doorslag geeft in het 435 zetels grote Huis, nvdr.) de moeilijkste is om los te krijgen, maar de journalisten begrijpen niet dat élke stem moeilijk is.’ Je vliegt er nooit zomaar even doorheen. Dat zie je nu ook bij de Republikeinse meerderheid in het Huis. De disfunctie in Washington zit op dit moment niet zozeer in Democraten tegen Republikeinen, maar in Republikeinen tegen Republikeinen.

De hardleerse Tea Party-militanten tegen Republikeinen die iets rekkelijker zijn in de leer, zeg maar?

Vos: Precies. John Boehner (de Republikeinse voorzitter van het Huis, nvdr.) heeft het wat dat betreft veel moeilijker dan Nancy Pelosi destijds. Die had toen een veel meer eensgezinde fractie.

Mensen in Europa hebben vaak het idee dat Tea Party-sympathisanten constant met het schuim op de lippen rondlopen. Feit is: ze hebben weleens aangebrande ideeën, maar vaak zijn het de liefste mensen die je kunt tegenkomen.

Vos: Dat is waar. De Tea Party heeft in eerste instantie tegen de rest van Amerika gezegd: we geven te veel geld uit. Terecht vind ik, want ik denk ook dat Amerika geen geld heeft. Maar de Tea Party wordt misbruikt door de politieke klasse.

Aan de andere kant: er zit ook een onmiskenbaar racistisch randje aan die hele beweging. Een blanke president had nooit zo veel bagger over zich heen gekregen. Die zou niet constant te horen krijgen dat hij in het geheim moslim is, of keer op keer moeten bewijzen dat hij wel degelijk in de VS geboren is.

Vos: Dat denk ik ook. Obama had gelijk toen hij zei dat die mensen bitter zijn en zich vasthouden aan hun vuurwapens en godsdienst. Alleen mag je dat niet hardop zeggen, en zeker niet voor rijke donoren in Marin County, de welgestelde voorstad van San Francisco, zoals hij deed. Maar het is wel waar. Er zijn hier heel veel bittere mensen die zich buitengesloten voelen. Er zijn ook sociaal twee Amerika’s. Er is het Amerika van de mensen die toegang hebben tot politieke macht, die geld hebben en meespelen, en er is een groot Amerika dat steeds verder achteropraakt. Dat twee, drie banen nodig heeft om rond te komen. Dat ziet dat de scholen matig zijn en dat het op z’n best allemaal maar zo-zo loopt. Voor die mensen zit de Amerikaanse droom er niet meer in. Voor hen is Obama een makkelijk doelwit. Hij staat voor een Amerika waar zij zich niet in herkennen. Dan zeggen ze: hij is zwart, hij is nauwelijks hier geboren, hij heeft niet wat wij bij de 43 presidenten voor hem zagen. Voor dat soort mensen – platteland, arbeidersklasse, blank – gaat het Amerika van Obama veel te hard. Als je met een straaljager boven Vietnam hebt gevlogen en je bent neergehaald boven Hanoi, zoals John McCain (de Republikeinse presidentskandidaat in 2008, nvdr), dán ben je een echte Amerikaan.

Merkwaardig: echtscheidingen, buitenechtelijke kinderen, tienerzwangerschappen, porno, gokken – het komt volgens de statistieken allemaal veel vaker voor in het ‘echte’ Amerika van de rode staten. In de grootsteden aan de kusten – door de Republikeinen graag afgeschilderd als poelen van verderf – houden mensen zich veel meer aan de traditionele moraal.

Vos: Precies. En waar wordt een jongetje van vier door het hoofd geschoten omdat zijn vader een geladen vuurwapen heeft laten rondslingeren? In Alabama, níét in New York City. Wij New Yorkers krijgen steeds te horen: ‘Jullie zijn niet the real deal‘, maar dat zijn we natuurlijk wel. New Yorkers werken harder dan eender wie. De verhalen liggen voor het oprapen. Je moet New York maar uit en je zit in een totaal ander Amerika. Maar dat is dus niet mijn Amerika.

U hebt natuurlijk makkelijk praten over uw Amerika. Als blanke Nederlandse advocaat was u een luxe-immigrant.

Vos: Ja. Mijn eerste interviewgast voor de reeks brandde me meteen al af: Die zei: ‘Jij bent niet eens een echte immigrant.’ Een echte immigrant, dat was voor hem iemand die uit het arme zuiden van Italië was gekomen, terwijl ik gewoon een enkeltje Schiphol-JFK had gekocht en met een Amerikaanse getrouwd was.

Dan kun je heel vlot zeggen: ik vind mezelf opnieuw uit. Probeer dat maar eens als arme arbeider uit Mexico.

Vos: Dat is waar. Maar Amerika nodigt je uit om het beste uit jezelf te halen. André Duval, de reclameman van Duval-Guillaume, die ik ook geïnterviewd heb, zegt: ‘Er is in Europa een cultuur die er langzaam is ingeslopen die stelt: het is al mooi zo, je doet het al goed genoeg.’ In Amerika, zegt hij, is het niet altijd automatisch beter, maar er heerst wel een gevoel dat er méér in zit. Amerika zet minder obstakels voor je neer. Dat is natuurlijk heel uitdagend voor mensen die hier aankomen.

De broers Tsarnaev, die de bommen legden bij de marathon van Boston, dachten daar blijkbaar anders over.

Vos: Natuurlijk gaat het met immigratie ook een paar keer mis. De broers Tsarnaev zijn daar een goed voorbeeld van. Maar in Nederland en België gaat het verhoudingsgewijs veel vaker mis. In Amerika was er zelfs na 9/11 nauwelijks sprake van een terugslag tegen moslims. Die komen hier ook niet van twee, drie landen zoals in Nederland of België, maar van overal. Laatst was ik in Houston. Ze hebben daar een grote moslimgemeenschap, met Syrische families die er al wonen sinds 1890. Dat is nog wat anders dan de jongste generatie Marokkanen in Nederland. Er zit veel meer diversiteit in.

Toch voel je de laatste jaren steeds meer antimoslimsentimenten in de VS.

Vos: Ja, maar ik vind het uiteindelijk toch nog enorm meevallen. Oké, je had de discussie over de moskee nabij Ground Zero die niet gebouwd mocht worden. Geert Wilders kwam daar zelfs speciaal voor uit Nederland. Dan denk je: is dát nu Nederland? We hebben Rembrandt, we hebben Anne Frank – wat ieder Amerikaans kind leest op school – en we hebben de Bugaboo-kinderwagen. En nu hebben we opeens ook Geert Wilders. Dat is beschamend.

En nog iets anders over Nederland: als je Amerikaan bent en je kijkt naar de kroning van onze koning, dan denk je: wat een ouderwets gedoe allemaal. Een kroon die van moeder op zoon gaat, met zo’n scharlaken mantel om de schouders, terwijl daar geen gekozen stem tussen zit, dat is aan een Amerikaan niet uit te leggen.

De sociale mobiliteit is tegenwoordig groter in Europa dan in de VS. Ondanks alle gekroonde hoofden is het daar op dit moment makkelijker om op te klimmen dan in de VS.

Vos: De sociale mobiliteit in de VS is op dit moment in gevaar, dat is waar. ‘Van krantenjongen tot miljonair’, het is zeer de vraag of dat nog kan. Voor sommige immigranten lukt dat, maar de meeste mensen blijven vastzitten in slechtbetaalde baantjes.

Hebt u ondertussen ook gemerkt dat Europa steeds meer op Amerika begint te lijken?

Vos: Qua samenstelling zeker. Het wordt steeds gekleurder. Het wordt ook ongelijker en minder sociaal. Je krijgt een duidelijke bovenklasse en een onderklasse. Amerika loopt daar ook weer ver in vooruit, in positieve en in negatieve zin. Ik denk dat Amerika onze waarschuwing is, maar ook ons voorbeeld.

Komt het nog goed met Amerika?

Vos: Ik denk dat het nooit echt slecht is gegaan. Amerika houdt er nu eenmaal van om op het randje te balanceren. Zo nu en dan gaat het eroverheen: de geheime CIA-gevangenissen, Irak, afluisteren, de moord op JFK, dat soort dingen. Maar de hele wereld kijkt wel nog steeds toe. Je hoort van de gemiddelde Europeaan weleens dat China de zaak gaat overnemen, maar noem mij eens één Chinese acteur of actrice, of noem eens één Chinese band die je wilt zien op Werchter of Pinkpop? Amerika is niet alleen een militaire en economische macht, het is ook ontzettend goed in zichzelf uitdragen. Amerika is een verhalenmachine. De suiker druipt ervan af, en het is slecht voor je, maar als je goed oplet, kun je daar iets mee. Nou, dat heb ik geprobeerd met Mijn Amerika.

Mijn Amerika, woensdag 17 juli, 20.35 uur, Canvas.

DOOR TOM VANDYCK

‘Amerika is groot, divers en barok, het balanceert op de rand van de vulkaan, het druipt van het vet, maar het is o zo lekker.’

‘Als je met een straaljager boven Hanoi bent neergehaald, dán ben je voor velen pas een echte Amerikaan.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content