Minister van Landsverdediging André Flahaut (PS) neemt het op voor diensthoofd Pirson.

Grosso modo is het brandwondencentrum in twee kampen uiteengevallen. Aan de ene kant zijn er de ontslagnemende chirurgen, die beweren dat diensthoofd Jean Pirson gedekt werd door het kabinet-Flahaut. Aan de andere kant staan Pirson en zijn medestanders, die volhouden dat de chirurgen de militaire hiërarchie aan hun kant hebben in de figuur van Alain Vilet, het hoofd van de medische component. Twee dingen hebben ze gemeen: ze zeggen het voor het belang van de patiënten op te nemen, én ze hebben behoorlijk wat kritiek op minister Flahaut. Zelf blijft de minister Pirson verdedigen en verwijt hij de chirurgen ‘hun krijgskunst aan te wenden om hun eigen belangen te dienen’.

Hoe was de situatie in het brandwondencentrum toen u minister van Landsverdediging werd?

ANDRé FLAHAUT: De hoofdrolspelers van de latere conflicten waren al in positie gebracht. Luitenant-kolonel Jean Pirson werd me voorgesteld door Roger Van Hoof, die de medische component leidde. Ik kénde die man helemaal niet toen ik zijn aanstelling ondertekende. In 2000 ging hij er aan de slag, en het bleek goed te draaien.

Tot zijn beruchte uiteenzetting in september 2003.

FLAHAUT: Ik had hem gevraagd om me de werking van het brandwondencentrum uit te leggen. Eigenlijk was ik naar Neder-Over-Heembeek gegaan door de aanslepende problemen tussen de MUG-dienst van het militair hospitaal en de Brusselse brandweer. Pirson heeft toen een presentatie gegeven over de werking én gepleit voor de uitbouw van het brandwondencentrum tot een centre de référence dat aan de nieuwe Europese normen beantwoordt. Ik vond dat een goed plan, en dat vind ik nog steeds. Daarom hebben we beslist om zo’n centrum na te streven, met of zonder Pirson.

Volgens de slides van zijn presentatie pleitte dokter Pirson voor één groot brandwondencentrum.

FLAHAUT: Dat klopt niet.

Heeft hij toen ook geklaagd over het gebrek aan loyaliteit van de artsen op zijn dienst?

FLAHAUT: Ik heb zélf gevraagd naar de nevenactiviteiten van de artsen. Ik heb er niets tegen dat militairen naast hun werk in de medische component ook elders werken. Op die manier doen ze ervaring op en krijgen ze meer expertise. Maar die nevenactiviteiten mogen niet hun hoofdbezigheid worden, en dat was bij sommigen het geval.

Na uw bezoek aan het ziekenhuis zijn de conflicten in het brandwondencentrum geëscaleerd.

FLAHAUT: Inderdaad. Sommige artsen hebben het diensthoofd zelfs van zware medische fouten beschuldigd. Achteraf heeft een onderzoek uitgewezen dat er alleen problemen waren met Pirsons leadership. Zelf heb ik me nooit aangesloten bij de meute die zijn vel wou.

Uiteindelijk heb ik tous les types van het brandwondencentrum op mijn kabinet uitgenodigd en hen gevraagd wat er aan de hand was. Ik heb hen stuk voor stuk uitgenodigd om de leiding van het brandwondencentrum over te nemen op voorwaarde dat ze er voltijds zouden werken. Niemand zag dat zitten.

Pirson werkt wél voltijds in het brandwondencentrum. Ik zeg niet dat de chirurgen die hem hebben aangevallen hun werk niet goed doen. Integendeel, ze hebben een heleboel expertise. Maar ze rijden voor zichzelf, niet voor het collectief.

Zult u de ontslagaanvragen van de betrokken chirurgen aanvaarden?

FLAHAUT: Ik sta voor een dilemma. Als ik hun ontslag weiger, zullen ze zeggen dat ik hen gijzel. Als ik het aanvaard, zullen ze misschien een klacht tegen mij indienen omdat ik zogezegd hun carrière heb gefnuikt. Ik kán dus niet winnen.

A.P.

Een ontslagen directielid: ‘Ik aanvaard mijn straf met trots omdat ze niet is uitgesproken door een rechtvaardige baas die een fout bestraft, maar wel door een politieke baas die niet aanvaardt dat men hem de waarheid zegt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content