Hollywood-producent Jerry Bruckheimer over de economie van het ‘action’-genre, zijn Duitse wortels en de betekenis van het marktonderzoek, het budget en de sterren voor het succes van zijn films.

Copyright Knack/Der Spiegel. Vertaling: Piet de Moor

Mijnheer Bruckheimer, bent u een gevaarlijk man?

JERRY BRUCKHEIMER: God, nee, ik maak toch alleen maar films. Waarom zou ik gevaarlijk zijn?

In Hollywood wordt u de pitbull genoemd.

BRUCKHEIMER: ( lacht) Ja, ja, dat klopt. Ik bijt me vast als ik mijn zinnen op iets heb gezet, als ik iets echt wil, een regisseur bijvoorbeeld, of een acteur. Als je je als producent wilt doorzetten, mag je geen schoothondje zijn. Ik ben Johnny Depp wekenlang over de halve wereld achterna gereisd om hem voor Pirates of the Caribbean te engageren.

Een tactiek die blijkbaar geen windeieren legt. In de VS is die film een van de succesrijkste zomerhits en door de anders altijd zo kritische ‘The New York Times’ werd u zopas tot Hollywoods invloedrijkste filmmaker uitgeroepen. Allemaal een kwestie van uithoudingsvermogen?

BRUCKHEIMER: Het is vooral hard werken, echt zwoegen. Het maken van films levert niet dagelijks lol op, vaak is het veeleer om te huilen. Maar als ik dan incognito in de bioscoop zit en het publiek observeer en zie hoe het lacht en weent, dan weet ik dat het dit allemaal waard is.

Ook de meeste filmcritici krijgen bijna altijd tranen in de ogen als ze naar uw films kijken. Producties als ‘Top Gun’ of ‘Pearl Harbor’ zijn door de critici afgemaakt als ‘giftig afval’ en ‘vrolijke paardenstront’.

BRUCKHEIMER: Ach God, kritiseren is nu eenmaal het werk van de recensenten. Maar ik maak mijn films niet voor hen, maar voor het publiek. Dat de critici met mijn films ongelukkig zijn, heb ik liever dan dat mijn geldschieters ontevreden zijn. Want als die niet gelukkig zijn kan ik geen films meer maken.

Uw overleden ex-partner Don Simp-son heeft eens gezegd: ‘We hebben niet de plicht kunst te maken. Onze enige plicht is het geld te maken.’ Is dat uw filosofie?

BRUCKHEIMER: Niet helemaal. Mijn plicht als producent is het om het geld van de investeerders met winst terug te laten vloeien. Het maken van films is op de eerste plaats business.

Tot leed van veel critici heeft deze filosofie het in Hollywood gehaald. Met ‘Flashdance’, uw eerste blockbuster van twintig jaar geleden, hebt u de Hollywood-mainstream ingeluid die nu de bioscopen domineert.

BRUCKHEIMER: Daaraan hebben ook anderen meegedaan, maar in principe klopt het wat u zegt.

Uw films hebben zowat twaalf miljard dollar opgebracht. Voor het geld hoeft u dus geen films meer te maken. Hebt u nu uw artistieke ader ontdekt?

BRUCKHEIMER: Geloof het of niet, maar we hebben onlangs bijvoorbeeld de film Veronica Guerin gedraaid, met Cate Blanchett. De film is gebaseerd op feiten en gaat over een Ierse onderzoeksjournaliste die in 1996 wegens haar onthullingen door de onderwereld van Dublin is vermoord.

Dus wordt u nu toch door twijfels overvallen of de ‘action’-film het enige ware en nog altijd functionerende genre is?

BRUCKHEIMER: Daar twijfel ik helemaal niet aan. Misschien is nu eens karate in en dan weer sciencefiction, maar action zal op het filmdoek altijd succes hebben.

U schijnt de smaak van het publiek heel precies te kennen?

BRUCKHEIMER: Ik zou nooit durven beweren dat ik mijn publiek ken. Elke film is een risico. Ik hou altijd rekening met het ergste, met een ramp. Maar als die zich zou hebben voorgedaan, dan zat ik hier nu niet met u over film te praten.

Houdt u zich aan de regel: zo weinig mogelijk handeling, zoveel mogelijk explosies?

BRUCKHEIMER: Als er in Hollywood één regel is, dan luidt die dat er geen regels zijn. Anders zou de regel moeten zijn: maak geen piratenfilms, want sedert Errol Flynn wil niemand die nog zien. En wat is er gebeurd? Pirates of the Caribbean heeft tot nu toe 200 miljoen dollar opgebracht.

Maar u werd op het spoor gezet door publieks- en marktonderzoek?

BRUCKHEIMER: Ook dat is uiteindelijk niet doorslaggevend. Neem nu Titanic. De film had een enorm budget, maar geen sterren, hij werd op het water gefilmd en duurde meer dan drie uren. Elk van die drie punten is een Hollywood-taboe en toch werd Titanic de succesrijkste film aller tijden. Het is gewoon niet voorspelbaar.

Waarom? Al meer dan honderd jaar wordt in Hollywood met het maken van films geld verdiend, gelet op zo’n traditie…

BRUCKHEIMER: … die alleen voor de film zelf geldt. Er ontbreekt echter continuïteit bij de topkrachten van de grote studio’s. In mijn jaren bij Disney heb ik vier studiochefs zien komen en gaan. Wat levert een rijke filmtraditie op als ze niet in de ervaring van de leidende krachten gereflecteerd wordt?

Toch mag je veronderstellen dat al de miljoenen die in het marktonderzoek gestopt worden ook iets opbrengen?

BRUCKHEIMER: Ik doe niet aan marktonderzoek. In plaats daarvan observeer ik alles wat tot de popcultuur behoort. Af en toe val ik op een krantenartikel of een serie in een tijdschrift, bijvoorbeeld over de mogelijke vernietiging van de aarde door asteroïden. Armageddon heeft prachtig gefunctioneerd, toch?

Patriottisme schijnt in uw films ook prachtig te functioneren?

BRUCKHEIMER: Weet u, ik ben nooit in Harvard geweest, heb nooit een eliteschool bezocht. Ik stam uit de onderste laag van de middenklasse, mijn ouders waren arm en zijn vanuit een kleine stad in Westfalen naar Detroit geëmigreerd. En kijkt u eens hoever ik het in Amerika heb kunnen schoppen! Ik zou daarvoor graag iets teruggeven.

Hebben uw Duitse wortels uw carrière beïnvloed?

BRUCKHEIMER: Ja, de Duitse arbeidsethiek, de discipline. Die twee waren bij mijn ouders prominent aanwezig. Mijn vader trok elke morgen om halfzeven naar zijn werk en kwam nooit voor negen uur ’s avonds thuis. Ik ben daarmee opgegroeid en concludeerde daaruit: alleen zo kun je iets bereiken. Ik sta elke dag om zes uur op en kom tegen elf ’s avonds naar huis.

In elk geval blijkt u een bijzondere patriottische trek te hebben, want u hebt de blokhut gekocht die ooit aan Abraham Lincoln toebehoorde.

BRUCKHEIMER: ( lacht) Hoe weet u dat? Helaas klopt het niet helemaal. Het gaat om de blokhut waarin de ouders van Lincoln getrouwd zijn. Mijn vrouw heeft beroepsmatig met monumentenzorg te maken en toen er sprake was van het neerhalen van de hut, hebben we die gekocht en gerestaureerd.

Blijkbaar pakt u alles altijd zelf aan. Bent u een controlefreak?

BRUCKHEIMER: Ik vrees van wel.

Hebt u ook bij uw filmproducties bij de kleinste beslissing het laatste woord?

BRUCKHEIMER: Ik ben zeer betrokken. Ik zal u eens vertellen hoe een typische Hollywood-productie bij mij verloopt. Eerst is er een idee, een artikel uit een tijdschrift of uit een boek misschien, en dan zoeken we een auteur die samen met mij een scenario ontwikkelt. Dat geven we aan de studio. De studio wil meestal wijzigingen, en wij daarna ook nog eens. Pas daarna zoeken we een regisseur…

Die bij u kennelijk niet veel te zeggen heeft.

BRUCKHEIMER: Dat klopt niet. Het scenario wordt eerst aan de wensen van de regisseur aangepast. Ook bij de casting werken we nauw samen. De acteurs willen vervolgens vaak graag dat de karakters wat worden bijgeschreven. Ten slotte zitten we allemaal samen, de regisseur, ikzelf en de scenaristen en we herschrijven de film nog maar een keer. Zodra er gefilmd wordt breng ik veel tijd door op de set – voor Pirates of the Caribbean zaten we ongeveer zes weken op een eiland. Dan ben ik natuurlijk ook nog eens bezig met de montage, de muziek en de hele nazorg van de postproductie.

En als het dan in de bioscoop goed dreunt en davert, kunnen we ons al niet meer herinneren wie de regisseur was, maar weten we goed dat we een Bruckheimer-film gezien hebben. Geen ander regisseur zet zo een stempel op zijn films als u.

BRUCKHEIMER: Dat is iets wat slaat op de eerste films die ik in het begin van de jaren ’80 met Don Simpson voor Paramount Pictures heb geproduceerd. De studio wou destijds de eer voor zich alleen, en louter de eigen naam en niet die van de regisseur met een film verbonden zien. Toen we Flashdance produceerden, zegden we tot onszelf: we laten onze film niet gappen door Paramount. Daarom hebben we onze namen op leven en dood aan de film gelinkt. Het heeft gewerkt en we hebben dat systeem gehandhaafd.

‘Flashdance’ kon gedurende maanden geld opbrengen, maar nu wordt het succes van een film in het eerste premièreweekend bepaald. Voelt u zelf de toename van de druk?

BRUCKHEIMER: Beslist. De druk is enorm. Als je een luid aangekondigde film als Matrix Reloaded uitbrengt, komt die in het eerste weekend in de multiplex-bioscopen in twee grote zalen. Maar het volgende weekend komt de volgende blockbuster al met reusachtig marketinggeschal aangerold, en daardoor krijgt de vorige film nog maar één zaal toegewezen en worden je inkomsten automatisch gehalveerd. De toevloed is te groot, en een film kan zich nauwelijks nog echt ontwikkelen.

Zou u het zich vandaag nog kunnen permitteren om geen vervolg op ‘Top Gun’ te draaien?

BRUCKHEIMER: Zeker. Ook destijds hebben we daarover nagedacht, maar er kwam geen fatsoenlijk scenario tot stand.

Vandaag dringen de studio’s aan op een vervolg van succesfilms. De bioscoopzomer wordt gedomineerd door ‘Terminator 3’, ‘Matrix Re- loaded’ of ‘Charlie’s Angels 2′.

BRUCKHEIMER: Dat kan wel zijn, maar ik zou ook vandaag geen vervolg op Armageddon of Pearl Harbor maken, hoewel beide films samen een miljard dollar hebben opgebracht.

Maar in ruil krijgen we half oktober ‘Bad Boys II’ voorgeschoteld.

BRUCKHEIMER: We hebben hoe dan ook acht jaar gewacht voor we een vervolg maakten.

Vermoedelijk omdat de acteurs u te duur geworden waren. Het eerste deel heeft zowel Will Smith als Martin Lawrence tot te rijkelijk betaalde sterren gemaakt.

BRUCKHEIMER: Natuurlijk is het een risico om een film met dure sterren te maken die allemaal dikke procenten van de winsten willen zien.

In veel van uw films hebt u afgezien van grote sterren. Stopt u het geld liever in speciale effecten?

BRUCKHEIMER: Nee, dat komt omdat ik bepaalde sterren gewoon niet op het gepaste moment kan krijgen voor mijn producties. Ik kan er niet bij gaan zitten en wachten tot Ben Affleck eens tijd heeft voor een nieuwe film. Als ik een regisseur en een draaiboek heb, maak ik een film – met of zonder sterren.

Toch hebt u zeer uw best gedaan om Johnny Depp te engageren. Dat is nu uitgerekend een acteur die niet alleen duur is, maar die ook bekend is voor zijn veeleer ongewone rollen. Op de koop toe heeft hij niet de reputatie een betrouwbare kassamagneet te zijn.

BRUCKHEIMER: Met Johnny Depp wou ik een duidelijk signaal naar het publiek sturen: dit is geen doorsnee historiefilm van het merk Disney dat u naar de bioscoop moet lokken. Johnny maakt de film scherper, rarer. En het heeft zo goed gewerkt dat we al een tweede deel plannen.

U bent uw carrière als reclamefilmer begonnen. Beïnvloedt de clip-esthetica uw films nu nog?

BRUCKHEIMER: Helemaal niet. In de reclamesector heb ik geleerd te verkopen. En dat is precies wat ik nu doe met een film. Ik zoek het ‘unique selling point’.

Dat zoekt u de jongste tijd vooral in televisieseries, zoals in de thrillerreeks ‘C.S.I.’. Is dat een nieuwe businesstraditie of een nieuwe passie?

BRUCKHEIMER: De twee een beetje. Met televisie kun je goed geld verdienen, maar ik wil ook wat bijdragen tot het medium dat een stempel op mijn kindertijd gedrukt heeft. Mijn ouders waren zeer streng, ik moest altijd bij het vallen van de duisternis thuis zijn en zo heb ik mijn avonden vooral voor de televisie doorgebracht.

Wordt u de speelfilmproductie een beetje moe?

BRUCKHEIMER: Helemaal niet. Maar het is nu moeilijker om een succesrijke productiefirma te runnen dan tien jaar geleden.

Waarom?

BRUCKHEIMER: De budgetten zijn dunner.

Wat? Het gemiddelde filmbudget is vandaag dubbel zo hoog als tien jaar geleden.

BRUCKHEIMER: Ja, omdat de marketingkosten geëxplodeerd zijn. Maar voor personeel en voor andere kosten is er minder geld.

Ons medelijden kent grenzen. U krijgt toch zeker elk budget dat u wilt?

BRUCKHEIMER: ( lacht). Oké, oké, maar ik moet toch onderhandelen.

U onderhandelt daarbij vaak over een 100-miljoen-dollar-budget. Waarom moet een Europese producent al blij zijn als hij over 10 miljoen mag onderhandelen?

BRUCKHEIMER: Omdat bij jullie de bankiers en de investeerders geen risico willen lopen. Die zijn liever met een slappe winstmarge van acht of tien procent tevreden dan dat ze misschien 50 miljoen dollar verliezen. Ze hebben gewoon niet het lef en de pit van de Amerikaanse studio’s.

Filmproductie is dus nog altijd een erg Amerikaanse zaak?

BRUCKHEIMER: Ja, maar in elk ander land zou het ook functioneren, indien de filmindustrie daar de steun van de financiële wereld zou hebben. Met het maken van films zijn miljoeneninvesteringen gemoeid, die in de regel helaas geen fantastische winststromen waarborgen. Natuurlijk denk je direct aan de honderden miljoenen dollars die Titanic heeft opgebracht. Maar te snel wordt vergeten dat daar twintig films tegenoverstaan die elke cent verloren hebben.

‘Als er in Hollywood één regel is, dan luidt die dat er geen regels zijn.’

‘Het maken van films is in de eerste plaats business.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content