Meer dan vier jaar lang stond Jacques Santer als Commissievoorzitter in de Europese schijnwerpers en was hij de Europese nummer één. Vandaag is hij een van de 626 europarlementsleden.

Omdat de Britse premier John Major niet van Jean-Luc Dehaene wou weten, werd de Luxemburger Jacques Santer in 1995 Commissievoorzitter. Hij was dus tweede keus en werd door iedereen navenant behandeld. De regeringsleiders, het Europees parlement en de collega’s commissarissen gaven Santer wat hem toekwam, maar ook niets meer. De autoriteit, laat staan de adoratie, die zijn voorganger Jacques Delors te beurt viel, werd hem niet gegund. Daarvoor was Santer te grijs, te eentoning, te weinig bezielend. Niet toevallig werd Santer de eerste Commissievoorzitter van de Europese Unie die zijn mandaat voortijdig moest beëindigen. Naar eigen zeggen werd hij gerold door vijf “wijzen”. Vandaag zit Santer in het Europees parlement en niets wijst erop dat hij rancuneus of verbitterd zou zijn. Hij gelooft dat de geschiedenis mild over hem zal oordelen. Zijn Commissie is er toch maar in geslaagd om de muntunie te realiseren en daar is hij dik tevreden mee.

Wat bezielt u om als backbencher in het Europees parlement te gaan zitten?

Jacques Santer: Ik greep gewoon de kans om me door de bevolking te laten verkiezen, zodat ik mijn Europees engagement kan voortzetten. Mijn werk is nog niet afgerond en ik kan hier nog van nut zijn.

Als Commissievoorzitter had u alle comfort, nu moet u zelf naar de cola-automaat.

Santer: Zo werkt een democratie. Ik ben hier niet de enige die van hoog komt. Ook Michel Rocard en Mario Soares, twee voormalige eerste ministers, zijn lid van het parlement. Ik vind het belangrijk dat zulke mensen een bijdrage aan het parlementaire werk leveren.

Dit parlement heeft het u als Commissievoorzitter bijzonder moeilijk gemaakt. Uiteindelijk kreeg het uw Commissie op de knieën. Bent u verbitterd?

Santer: Het parlement speelde zijn normale rol. Na de verdragen van Maastricht en Amsterdam lag het voor de hand dat het op zijn strepen zou staan en zich zou manifesteren. Het was geen gemakkelijke tijd, maar toch werkten we constructief samen. Alleen op het einde van de zittingsperiode liep het fout. We hoeven trouwens niet te blozen over het resultaat. Op vele terreinen hebben we de Europese integratie vooruitgeholpen.

Op een recente fractievergadering van de EVP verontschuldigde u zich haast dat u destijds Commissievoorzitter werd. Ik heb er niet om gevraagd, zo zei u.

Santer: Ik wou er de Britse conservatieven aan herinneren dat John Major voor mijn verkiezing verantwoordelijk was. Hij verzette zich immers tegen Jean-Luc Dehaene, de kandidaat die ook mijn voorkeur genoot en voor wie ik in Corfu heb gestemd. Ik kwam in de plaats van Dehaene en kreeg een meerderheid in het parlement, omdat de volledige fractie achter mij stond. Anders had ik het nooit gehaald. Het was nuttig dat de Britse conservatieven hoorden dat ze zich als leden van een grote fractie niet met partijpolitieke spelletjes moeten bezighouden.

In tegenstelling tot Dehaene was u wel aanvaardbaar voor Major. Verwonderde u zich daar niet over?

Santer: Natuurlijk was ik daarover verbaasd. Als christen-democraten verdedigden Dehaene en ik immers dezelfde standpunten. De keuze van Major had alleen met binnenlandse politiek te maken. Met zijn veto tegen Dehaene wou hij in eigen gelederen scoren.

Was het vervelend dat u voortdurend met uw voorganger Jacques Delors werd vergeleken? Hij was wel een visionair.

Santer: Och, iedereen heeft een eigen stijl en persoonlijkheid. In de politiek komt het uiteindelijk op het resultaat aan. Ik hoef me niet te schamen over mijn voorzitterschap. Wij hebben veel in beweging gebracht en de Europese integratie vooruitgeholpen.

U zult de geschiedenis ingaan als de wegbereider van de euro. Was dat het enige waar u zich van de regeringsleiders mee mocht bezighouden?

Santer: Toen ik in 1995 in functie kwam, heerste in Europa grote vertwijfeling. Er was een negatieve economische groei, terwijl de werkloosheid spectaculair toenam. Desondanks stelde mijn Commissie zich de realisatie van de muntunie tot doel. We kregen toen veel kritiek, want velen oordeelden dat we te vlug gingen. Vandaag blijkt dat we de juiste beslissing namen. Ondanks de terughoudendheid van vele centrale banken en sommige regeringen zijn we nooit van koers veranderd.

U kon natuurlijk op de onvoorwaardelijke steun van kanselier Kohl en president François Mitterrand rekenen.

Santer: Ze gingen akkoord met de doelstelling, maar hadden wel vragen bij veel van onze concrete voorstellen. Het spreekt natuurlijk voor zich dat we zonder de steun van kanselier Kohl nooit het doel hadden bereikt. Hij was een onvoorwaardelijke voorstander van de muntunie.

Hebben de regeringsleiders onder uw bewind niet geprobeerd het terrein dat ze onder Jacques Delors waren kwijtgespeeld, terug te winnen?

Santer: De Commissie heeft een eigen rol en moet onafhankelijk van het Europees parlement en de ministerraad blijven. We zijn daarin geslaagd, onder meer tijdens de onderhandelingen over het verdrag van Amsterdam. Ik blijf er echter bij dat de Commissie de steun, wat iets anders is dan controle, van de regeringsleiders nodig heeft, anders is ze machteloos. Essentieel voor het functioneren van de Unie is bovendien een goede Frans-Duitse samenwerking.

Onder Kohl-Mitterrand ging het er anders toe dan onder Gerhard Schröder en Jacques Chirac.

Santer: Het is evident dat de persoonlijkheid van politici van belang is. Valéry Giscard d’Estaing kon het uitstekend met Helmut Schmidt vinden, hoewel ze tot een verschillende politieke familie behoorden. Ook Kohl en Mitterrand vormden een hechte tandem. Met Chirac en Schröder treedt een nieuwe generatie op de voorgrond die eigen klemtonen legt.

Heeft die generatiewissel uw opdracht bemoeilijkt?

Santer: Euh… nee… De moeilijkheden kwamen vooral door de regeringswisselingen. Ik geloof niet dat het nieuwe koppel een andere Europese politiek voorstaat. Het is wel zo dat we telkens met nieuwe problemen worden geconfronteerd. Zo hebben we de verruiming van de Unie van twaalf naar vijftien landen onderschat. Ik heb voor het eerst met vijftien lidstaten moeten werken en heb vastgesteld hoe die uitbreiding het klimaat binnen de Unie veranderde. Na het veto van Major in Corfu vroeg de Griekse premier Andreas Papandreou aan Delors of hij nog een jaar langer Commissievoorzitter wou blijven. Delors had onmiddellijk zijn repliek klaar. “Ik leidde een Commissie van zeventien leden, ik denk er niet aan om met een van eenentwintig te werken. Daar begin ik niet aan.” Vandaag besef ik wat Delors toen bedoelde. Met eenentwintig zit je werkelijk aan de limiet.

U bepleit een kleinere Commissie?

Santer: Absoluut. Een commissaris per land volstaat en het is hoog tijd dat we deze en andere institutionele hervormingen dringend aanpakken, alleszins voor de verdere uitbreiding van de Unie. Als we er nu niet in slagen, is het gevaar groot dat het er nooit meer van komt.

Het parlement pakte u hard aan rond de BSE-crisis. Terecht?

Santer: Ik wil er toch even aan herinneren dat de BSE-crisis onder de vorige Commissie is begonnen. Als ik me niet vergis, was het in 1986, meer dan acht jaar voor ik aantrad. Uiteraard is het geen eenvoudige zaak om in zo’n crisis goed op te treden. Je kunt instellingen die veertig jaar bestaan niet in een handomdraai veranderen. Toch zijn we erin geslaagd om constructief met het parlement samen te werken en duurzame oplossingen op gang te brengen. De veterinaire controle is nu compleet onafhankelijk. Mede daardoor konden we veel efficiënter optreden in de dioxine-affaire.

België denkt daar anders over.

Santer: Indien België de Commissie tijdig had geïnformeerd, was het allemaal anders verlopen. Dan was er geen paniekreactie bij de bevolking en de consumenten geweest.

Waren sommige commissarissen niet nodeloos streng omdat ze de hete adem van het parlement voelden?

Santer: Er is niet alleen de vrees voor het parlement, er is ook een nieuw bewustzijn bij de verbruikers. Het publiek eist dat we elk risico in de voedselvoorziening uitsluiten. De Commissie moet daar rekening mee houden en ik hoop dat onze Belgische vrienden daar begrip voor hebben. Zelf heb ik in die moeilijke dagen geprobeerd de dingen niet op de spits te drijven.

Hoe beoordeelt u het te laat informeren van de Commissie door de Belgische regering?

Santer: Het is ongetwijfeld een zware fout en het heeft de dialoog ernstig bemoeilijkt. De situatie vertoont gelijkenissen met de BSE-crisis. Toen we van de ene op de andere dag een embargo op het Brits vlees afkondigden, repliceerden de Britten met een institutionele blokkade. Ook voor mij was het een bijzonder moeilijke tijd en pas in Firenze zijn we tot een vergelijk gekomen.

Blunderde u niet toen u het parlement eind vorig jaar de levieten las en eiste dat het de kwijting van de begroting goedkeurde?

Santer: Ex post weten we alles natuurlijk beter. Ik geef toe dat we strategische fouten hebben gemaakt en sommige zaken verkeerd hebben ingeschat. Misschien hadden we er onvoldoende aandacht voor dat de verkiezingscampagne zeer vlug van start ging. Het stoorde me wel dat we zo weinig erkenning voor onze hervormingen kregen. Voor het eerst in veertig jaar durfde mijn Commissie het aan om orde op zaken te stellen en zelf fraudezaken op te sporen. Het parlement hield daar nauwelijks rekening mee. Ik had het daar wel moeilijk mee en dat verklaart misschien sommige reacties. Blijkbaar is er een wetmatigheid dat de hervormers de eerste slachtoffers van de eigen hervormingen worden.

Vond u de reactie van de Commissie op de onthullingen van Paul van Buitenen gepast?

Santer: Van Buitenen is een ambtenaar en alles wat hij onthulde, was ons bekend. Hij heeft er niets nieuws aan toegevoegd. Als ambtenaar moet je toch een minimum aan respect voor de hiërarchische weg en de normale procedures opbrengen. Ook als voormalig eerste minister kan ik de handelwijze van Van Buitenen niet aanvaarden.

U vindt dat hij gestraft moet worden?

Santer: Dat zeg ik niet. Het komt mij niet toe om te oordelen of hij een professionele fout heeft gemaakt.

Uw reactie op Van Buitenen had tot gevolg dat u een rapport van onafhankelijke deskundigen moest slikken. Met alle gevolgen vandien.

Santer: De zogenaamde wijzen hebben ons in de val gelokt. Op basis van enkele concrete dossiers, waarvan ik de juistheid niet betwist, hebben ze een conclusie getrokken die ik onmogelijk kan aanvaarden. Op dat punt ben ik het volledig eens met de opmerkingen van Karel Van Miert. De zin “het wordt moeilijk om nog iemand te vinden die nog enig gevoel voor verantwoordelijkheid heeft” is ongehoord.

U was gedegouteerd?

Santer: Nee, in de politiek mag je dat nooit zijn. Ik besefte wel dat het allemaal voorbij was en dat we ontslag moesten nemen. Ik was wel geshockeerd door de verklaringen van sommige wijzen, dat ze ons erin geluisd hadden. Onze toezegging in januari dat we alle conclusies van het rapport bij voorbaat zouden aanvaarden, was een strategische fout.

Onbegrijpelijk is ook waarom u Edith Cresson tot op het einde bleef steunen.

Santer: Ik heb ze nooit verdedigd of in bescherming genomen. Ik behield ze wel in de Commissie, wegens die fameuze collegiale verantwoordelijkheid. Het verdrag gaf me trouwens geen andere mogelijkheid. Zelfs indien ik ze buiten de deur had willen zetten, had ik er de macht niet toe.

U botste op fors Frans verzet?

Santer: De Fransen wilden alleszins niet dat mevrouw Cresson de zondebok werd.

Parijs zette u onder druk?

Santer: Dat is een groot woord. Overigens kan een land zijn commissaris niet tot ontslag dwingen. Dat is een individuele beslissing. Vandaag, met het nieuwe verdrag, heeft de voorzitter van de Commissie beduidend meer mogelijkheden. Hij kan de commissarissen voorwaarden opleggen.

Stel dat u dezelfde macht had als Prodi…

Santer: …dan zou ik er gebruik van gemaakt hebben. Ik zou anders gereageerd hebben, toen de individuele verantwoordelijkheid van mevrouw Cresson vaststond.

U had haar ontslagen?

Santer: Ik zou anders gereageerd kunnen hebben. Nu moest ik de gebeurtenissen ondergaan.

Heeft Prodi meer macht dan u?

Santer: Absoluut en ik verheug me daarover. In een Commissie die zoveel leden telt en zoveel verschillende persoonlijkheden en politieke gevoeligheden is het noodzakelijk dat de voorzitter zijn politieke oriëntatie kan opleggen. De voorzitter kan nu een rol spelen die vergelijkbaar is met die van een regeringsleider.

De nieuwe voorzitter kondigde aan dat hij een grondige verdragswijziging wil. De regeringsleiders denken daar anders over.

Santer: Ik ben het eens met de benadering van Prodi, maar ik ben er zeker van dat dit de eerste krachtproef met de regeringsleiders wordt. Zo is er de vraag hoe het parlement bij de onderhandelingen wordt betrokken, want een intergouvernementele conferentie is een zaak van de lidstaten. Het parlement heeft er in principe geen plaats. Verder werd in juni, op de top van Keulen, duidelijk dat de meeste landen zo weinig mogelijk aan het verdrag willen sleutelen. Er zijn nogal wat landen die schrik hebben voor een referendum. We gaan hoe dan ook spannende tijden tegemoet.

Voor vele lidstaten lijkt de uitbreiding de absolute prioriteit te zijn.

Santer: Men wil de institutionele hervorming zo klein mogelijk houden. Ik vind dat de gekwalificeerde meerderheid de regel moet worden en unanimiteit de uitzondering. Men moet zich er van bewust zijn dat de instellingen voor zes lidstaten bedacht werden, niet voor vijftien of twintig. Als we nu geen fundamentele hervorming doorvoeren, dreigt de Unie door de toevloed van zoveel nieuwe leden van natuur te veranderen.

U beroemt zich op uw pragmatische aanpak. Bent u allergisch voor visionairen als Delors?

Santer: (onverstoorbaar) Ik ben een christen-democraat. Ik heb ook een visie op de menselijke persoon, de samenleving en Europa. In de politiek moet je echter concrete zaken realiseren. De Unie kan niet alles aanpakken, zoals vroeger misschien gedacht werd. Ik heb het actieterrein verkleind, zodat we concrete resultaten konden boeken. De volgende jaren moeten we waarschijnlijk weer nieuwe taken opnemen, zoals het gemeenschappelijk defensiebeleid. De uitdaging voor de nieuwe Commissie bestaat erin dat ze van de politieke dimensie van Europa werk maakt.

Paul Goossens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content