Met de karavaan van ‘Saint-Amour’ toert hij vanaf volgende week door Vlaanderen: Peter Verhelst, hét literaire fenomeen van vorig jaar, over volmaaktheid, pathos en Grieks gebagger.

Schrijven is niet noodzakelijk een straffe Gods. Toch niet voor Peter Verhelst: ‘Ik doe niets tegen mijn goesting. Ik kan mij niet voorstellen dat ik tien of twaalf uur achter mijn bureau zit en moet zeggen: Dzjiezes, dit is zwaar labeur! Natuurlijk niet. Soms zit ik met een bijna debiele glimlach te schrijven. Het spuit ook echt bij mij. Het is wellicht een kwestie van temperament. Ik verveel mij nogal snel. Zo’n boek als Tongkat, dat heb ik heel lang opgespaard in mijn hoofd. Maar als ik er dan aan begin, schrijf ik ook wel dag en nacht, soms vijftien uur aan een stuk. De roes van het schrijven, absoluut. Dat is fantastisch, echt het onnozele, belachelijke headbangers-gedoe. Yes! Om drie uur ’s nachts naar een vriend mailen: “Ik heb het weer gehad, dat gevoel van het pompende bloed en je haren die – indien aanwezig – rechtop gaan staan.” Puur genot.’

Zijn held in de Nederlandse letteren heet Jeroen Brouwers, van wie hij net het meesterwerk Geheime Kamers heeft gelezen: ‘Ik voelde mij een jongetje van zes jaar. Dat vakmanschap! Dat is echt wat je hoopt ooit te kunnen bereiken.’

Voor hemzelf was 2000 het jaar van de Grote Doorbraak. Jarenlang stond hij bekend als een moeilijk auteur. Tot een prijzenregen over hem neerdaalde – met de Gouden Uil 2000 voor Tongkat als voorlopig hoogtepunt – en een groter publiek de weg naar zijn boeken vond. Vandaag is Verhelst, welja: een cultschrijver, die op de Boekenbeurs drommen fans moet trotseren. Niet dat zijn werk er minder bevreemdend op is geworden. Ook zijn laatste boek, Zwellend Fruit, – ‘een roman in sprookjes’ – laat de lezer een beetje ‘dronken’ achter. Verweesd. Verward. Betoverd. Verbaasd.

Verbazen uw boeken uzelf wel eens?

Peter Verhelst: Nee. Je mag die roes ook niet overdrijven. Het is paradoxaal genoeg een zeer geconcentreerde en in de hand gehouden roes. Die boeken van mij zijn zo bewérkt. Ik breng ’s morgens mijn kinderen naar school en begin de dag met de herlezing van alles wat ik tot dan heb geschreven. Het vergt een enorme concentratie om alles wat in zo’n boek zit, met elkaar te verbinden of net niet met elkaar te verbinden.

Is het soms niet moeilijk om die bezwerende toon weer te pakken te krijgen?

Verhelst: Ik ga zitten achter mijn computer en een hand draait een knop om in mijn hoofd. Het voordeel van de computer is dat ik voortdurend van het ene bestand naar het andere kan gaan, ik werk altijd aan verschillende dingen tegelijk. En om het halfuur speel ik wat patience of freecell. (lacht) De vooruitgang die je met die spelletjes maakt tijdens het schrijven van een boek, dat is echt ongelofelijk. Je breekt records dat het niet meer normaal is.

Uw palmares qua literaire prijzen mag ook al gezien worden. Wat doet dat, die waardering?

Verhelst: Het klinkt pedant, maar daarvoor doe ik het dus niet. Ik denk dat ik gewoon schrijf om de boeken te maken die ik wilde maken toen ik besliste om te gaan schrijven. Toen ik nog een kind was. Al de rest is puur economie en ijdelheid. Je weet: als een boek de Gouden Uil wint, dan verkoopt het. Zelfs als het iemand als mij overkomt, omdat ik geboekstaafd stond als een moeilijk auteur. Dan wordt het een pure hype. Kijk, voor mij mag er best een onverbiddelijke bestseller komen, hoor. Dan kan ik eindelijk in warmere streken gaan wonen. Maar ik vind niet dat succes iets mag veranderen aan je instelling.

Droomt u ervan ooit de Ultieme Roman te schrijven?

Verhelst: Nee. Ik droom ervan dat al die boeken samen één reusachtige olievlek vormen, zoiets. Eigenlijk schrijf je toch aan een opeenvolging van failliete boeken. Het resultaat benadert nooit wat je ooit had gewild. Daar heb ik mij bij neergelegd. Al vind ik wel dat je moet schrijven met een soort maniakale bezetenheid, alsof elk boek je laatste is.

Altijd weer hetzelfde boek schrijven, maar telkens net iets beter?

Verhelst: Ja. Maar het grappige is: ‘hetzelfde’ is zo uitgebreid dat je niet anders kunt dan altijd over ‘hetzelfde’ schrijven of praten. Al kun je mijn thema’s misschien simpel samenvatten: het gaat over die twee koningskinderen en het water dat veel te diep is. Het gaat vaak over een ontroerende vorm van fundamentalisme. Over mensen die ideeën bouwen en zich daar zo consequent aan houden dat het zich tegen hen keert. Het gaat puur over het menselijk tekort. En altijd gaat het over verlangen. En over de vraag wat volmaaktheid nu nog kan betekenen, bijvoorbeeld. Het gaat over de onmogelijkheid van utopieën en waarom die altijd omslaan in hun tegendeel.

De Griekse mythologie is uw grote kapstok.

Verhelst: In De Kleurenvanger ben ik begonnen met de figuur van Icarus. Het voordeel van die Griekse verhalen is dat ze, tot mijn verbazing, bekend zijn. Toen ik nog lesgaf aan slagers en bakkers bleek dat zij Icarus kenden. Dat vind ik mooi, dan hoef ik mijn personages geen ‘Jan’ of ‘Frank’ te noemen.

Hebben de Grieken destijds alle verhalen al verteld?

Verhelst: Min of meer wel. Het verbaast mij dat mensen nauwelijks veranderd zijn. Wij leven met een soort illusie van een verfijnde beschaving of verbeterd mensbeeld, maar ik geloof daar niet in. Dat grote gebagger van die Grieken blijft maar doorgaan, alleen zijn we nu in staat om alles naar de knoppen te helpen. Wat een fundamenteel verschil is. En daarom moet je die grote verhalen perverteren. Ik ben ervan overtuigd dat zo’n ongelovige, onfatsoenlijke behandeling van mythen de enige manier is om die mythen bij manier van spreken opnieuw uit te vinden.

De jonge schrijver is enigszins zwaarmoedig gestemd aangaande de mens.

Verhelst: Ja maar, je moet toch echt al een rund zijn om dat niet door te hebben. Komaan, neem nu dit land! Wat hier allemaal naar boven komt gewalmd. Ik ben ervan overtuigd dat we bij de laatste verkiezingen nog een geflatteerd beeld van onszelf hebben gezien, dat het ergste nog moet komen. Volgens mij voelen veel mensen zich nog geremd door een zekere vorm van schaamte, ze kunnen in het stemhokje nog niet toegeven dat ze absoluut geen verantwoordelijkheid willen opnemen en volstrekt egoïstisch zijn geworden. Het gekke is: in Leuven, waar Tobback burgemeester is, krijg je nu al het gevoel wat het betekent om in een Vlaams-Blokstad binnen te rijden. Je wordt er om de tien meter gecontroleerd door een politieagent.

Tom Lanoye schrijft haast uitsluitend over België en alle zogenaamde ‘Belgische ziektes’. U doet dat niet, althans niet expliciet.

Verhelst: Nee. Wat Tom doet, heeft absoluut zijn waarde. Maar ik probeer nu net het omgekeerde te doen van wat men tegenwoordig verlangt. Men verlangt naar zekerheid, naar houvast. En dan krijg je zo’n boek van mij dat verontrustend is, dat echt gemaakt is opdat het niet zou kloppen, opdat je geen houvast zou hebben. Dat irriteert, maar ik ben een absolute voorstander van irritatie. Er zijn mensen die zeggen: ‘Het is allemaal zo moeilijk, ik begrijp er geen zak van!’ Dat vind ik grappig. Wat bedoelen ze met ‘begrijpen’? Mijn werk is natuurlijk wél simpel, je voelt met je ingewanden waar het over gaat. Maar je kunt het niet benoemen en dat wekt irritatie op. Je kunt er nooit de vinger op leggen, omdat wat op de ene pagina staat op de volgende weer wordt ontkend. Dat is wat ik wil.

Wilt u dan niet begrepen worden? Of houdt u niet van al dat ‘geïnterpreteer’?

Verhelst: Integendeel: ik wil zoveel mogelijk interpretaties. Ik zet elementen uit, met de bedoeling dat ze veranderen naargelang de lichtinval, bij wijze van spreken. Zodat je nooit een echte lijn ziet. Ik hou niet van boeken waarin je bij de hand genomen wordt. Die voorspelbaarheid, ik word daar knettergek van. De wereld komt mij bijzonder grillig voor. Ik snap niet dat sommige mensen zo’n simpel wereldbeeld hebben. Ik begrijp nergens iets van. Volgens mij is het meest realistische boek ook het meest grillige, onleesbare en onbegrijpelijke boek dat je je kunt voorstellen. In die zin ben ik bijna een naturalistisch auteur. De wereld is één grote molen die voortdurend maalt en van alle betekenis gespeend is en tegelijkertijd ontelbare mogelijkheden aanbiedt. En iedereen heeft nu eenmaal een ingebouwde betekeniswil. Dat is wat ik wil: die ontelbare mogelijkheden aanbieden in het volle besef dat elke betekenis een seconde later voorlopig en labiel blijkt te zijn.

In ‘De Groene Amsterdammer’ zei u ooit: ‘Noem mij in godsnaam geen geëngageerd auteur.’

Verhelst: Dat was een stomme uitspraak. Ik bedoelde eigenlijk: in Vlaanderen is ‘engagement in de literatuur’ een zeer zwaar beladen begrip. Omdat ik er nog altijd van overtuigd ben dat die ‘geëngageerde’ generatie – laat ik mij voorzichtig uitdrukken – niet bepaald het beste heeft voortgebracht. Ja, ik verwijt die zestigers nogal veel. Wie pamfletten wil schrijven, moet maar in de politiek gaan. Al vond ik het engagement bij Ivo Michiels wél indrukwekkend. Door hem te lezen, ben ik beginnen schrijven. Iets zeggen over een maatschappij door de mechaniekjes ervan te laten zien: dát vind ik engagement. Veel waardevoller dan een pasklaar alternatief te geven.

Waar zit dat engagement in ‘Tongkat’, bijvoorbeeld?

Verhelst:Tongkat is geschreven na X1 en gebruikte alle principes van wat er in die zaak is gebeurd: X1 zegt iets en wordt compleet met de grond gelijkgemaakt door iemand die op zijn beurt verdacht wordt gemaakt… Op den duur ontstaat er een soort web waarvan niemand nog weet hoe het in mekaar zit. Zo is Tongkat opgebouwd. Ik heb dat boek ook niet voor niets ‘een verhalenbordeel’ genoemd. Ik weet niet of dat de taak is van de schrijver, maar het is iets waarmee ik bezig ben. Om dan ook de link te maken naar een betere wereld? Dat kan ik niet. Ik weet niet of een betere wereld mogelijk is.

Bent u als schrijver een kind van deze tijd?

Verhelst: Mijn boeken zijn producten van deze tijd, dat wel. Ze hadden tien jaar geleden niet geschreven kunnen worden. Maar ik heb niet het gevoel dat ik deel uitmaak van een bepaalde generatie. Uw recensent Frank Hellemans gooide mij in Knack ooit op één hoop met auteurs als Erwin Mortier en Thomas Rosenboom. Met alle respect voor die mensen, maar die boeken van mij hebben daar niks mee te maken. Dan kun je evengoed zeggen dat Lanoye en ik een generatie vormen. Even verdedigbaar, maar even idioot.

Maar de zaak-Dutroux was voor u beiden dus wel een bron van inspiratie.

Verhelst: Zoiets kán toch niet anders dan sporen nalaten. Eindelijk gebeurde er nog eens iets in dit land, na de Tweede Wereldoorlog!

We gaan toch niet aan complotdenken doen?

Verhelst: Helemaal niet. Volgens mij was het gewoon een heel toevallige combinatie van allerlei verborgen agenda’s die op een bepaald moment iets in gang zetten wat nog nauwelijks te stuiten was. Bij de oorlog in de Balkan had ik dat gevoel ook. Ik heb er veel over gelezen, maar begrijp er nog altijd geen fluit van. Op tv werd het makkelijk voorgesteld: de Serviërs waren monsters, de Kroaten waren heiligen. Terwijl die Kroaten soms fascistoïde praat verkopen dat je je oren niet gelooft. Dan denk je: sorry, maar zo simpel zit het dus niet in elkaar. De menselijke creativiteit is echt onstuitbaar als het op geweld aankomt. De mechaniek van de haat is zo onontwarbaar, en dat heeft te maken met een onoverzichtelijke combinatie van sneeuwbaleffecten. Zoals: mijn kind wordt door iemand doodgemaakt, dan ruk ik die vent zijn kop eraf enzovoorts! Natuurlijk, dat zal wel. Enfin, dat soort dingen. De ideologieën die verkondigd worden, de kerk die daar een waanzinnige rol in speelt, al die dingen die beginnen te gisten. Dat is allemaal zo complex.

De Balkanoorlog vormde de achtergrond voor ‘Aars!’, het stuk dat u vorig jaar maakte voor het Toneelhuis.

Verhelst: Een combinatie van de zaak-Dutroux en de oorlog in de Balkan. Daarom is het ook zo’n walgelijk stuk. Walgelijk, tegennatuurlijk, het is alles wat wij niet willen. Maar ik vrees soms dat het weergeeft hoe wij ervoor staan. Zij het met een zekere overdrijving, met een consequentie die wij gelukkig nog niet toepassen. Aars! gaat echt over een beschaving die zichzelf wil stopzetten. Agamemnon wordt zo verteerd door verlangen dat hij niet anders kan dan met zijn borst tegen het mes te lopen. Ik vind dat ontroerend, maar het verontrust mij ook een beetje. In het oorspronkelijke verhaal over de Trojaanse oorlog begreep je waarom die mensen elkaar doodmaakten: Agamemnon komt na tien jaar thuis met een andere vrouw, hij heeft zijn dochter geofferd… Je zou voor minder kwaad zijn. En Klytaemnestra, zijn vrouw, zit trouwens ook bij een andere vent. Kijk, dat is in feite cafépraat, dat is wat er ook bij ons gebeurt. Maar die laag van het verhaal hebben wij in Aars! weggenomen. Omdat we geen moraliserend stuk wilden maken, waarbij je een houvast had en begreep wie wat deed en waarom. Wij presenteerden een grote machine van verlangen, maar een verlangen dat nooit benoemd wordt, wat je niet kunt duiden, wat zo duister was dat wij het, als toeschouwer, niet zouden willen begrijpen, omdat het tegen onze beschavingswil ingaat.

Het stuk werd door de pers niet goed ontvangen.

Verhelst: Onder meer omdat Luk Perceval het had geregisseerd. Laten we het vriendelijk uitdrukken: wat Luk ook probeert, ze pákken hem. Bovendien was Aars! ook een stuk dat op alle mogelijke manieren tegen een grens aanzat. Neem nog maar die irritante, maar geniale muziek. In Nederland waren de kritieken vijandig, maar dat laat mij Siberisch, omdat de Nederlandse theaterkritiek het kleuterniveau niet eens overstijgt – vol aanwijsbare denkfouten en zeer moraliserend. Maar in Duitsland, daar geilden ze er echt op. (lacht) Die Duitsers, dat is pas een volkske. Daar heb ik echt grote ogen getrokken. Het publiek giert het uit bij zinnen als: ‘Straks komt er iets anders uit de douches dan water.’ Dan voel je een lach opborrelen die uit de diepte komt. Raar volk. En ze houden van geweld. Maar goed, ikzelf sta wel voor honderd procent achter Perceval en achter Aars!, omdat de opvoering zo’n indrukwekkende verlangmachine was.

Nu we het over Duitsland hebben: wordt u gefascineerd door de romantiek van het nationaal-socialisme? Het Derde Rijk als één grote opera?

Verhelst: Natuurlijk. Die film van Leni Riefenstahl, Triumph des Willens: het is onmogelijk om daarnaar te kijken en alleen afschuw te voelen. Dat zou volstrekt oneerlijk zijn. Dat enorme, dat monumentale, die mythische proporties. Je weet dat het zo fout is als de neten, maar je mag niet ontkennen dat het iets hééft. Van vorm, welteverstaan. Het is een foute opera, maar een opera. Al blijf ik verbijsterd over de absolute gretigheid waarmee men zich daaraan overleverde. Ik heb een hekel aan massa’s, ik geloof massa’s nooit. Om terug te komen op Dutroux: ik herinner mij nog de beelden van die vreselijke mensen, vooral die ene vent in zijn Anderlecht-shirt, die stonden te schreeuwen toen hij de trappen werd opgeduwd. Mensen met diezelfde extatische smoel als die Duitsers die stonden te juichen voor Hitler. Fascinerend, maar ik snap het niet.

‘Zwellend Fruit’, uw laatste boek, is een stuk minder zwart van toon dan ‘Tongkat’ of ‘Aars!’.

Verhelst: Dat boek is echt een cadeau aan mezelf. Na die degoutante inhoud van Aars! wilde ik sprookjes schrijven. En dat was leuk, ik deed dat graag. Ik hou van sprookjes, omdat alles kan, de lezer pikt alles. Eigenlijk krijg je in Zwellend Fruit een heel normale situatie voorgeschoteld, bekeken door de ogen van een kind. Je weet: als we de wereld door kinderen laten regeren, krijg je zowel het Paradijs als Bosnië in het kwadraat. (lacht) Wie de Derde Wereldoorlog wil zien, moet straks maar eens naar de speelplaats hier in het dorp gaan kijken. Maar in Zwellend Fruit heb ik gekozen voor een gezin, een gewone situatie waarin allerlei wonderlijke dingen gebeuren.

Bent u het eens met Josse de Pauw, die het gezin beschouwt als een soort vluchtsimulator voor de wereld?

Verhelst: Nu worden we echt heel melig, maar ik geloof dat je in een kleine entiteit als een gezin inderdaad opgeleid kunt worden om min of meer ongeschonden de maatschappij te trotseren.

U schrikt niet terug voor meligheid. Pathos moet kunnen?

Verhelst: Natuurlijk. Ik ben een absolute voorstander van pathos. Ik begrijp niet dat men pathos beschouwt als not done. Het wordt ook meestal gezien als een vorm van oneerlijkheid. Terwijl ik pathos net een verhevigde vorm van eerlijkheid vind. Dat heb ik nog niet zo lang geleden ontdekt, overigens. Ik geloof enorm in Grote Gevoelens. Ik ben al die ironie ook een klein beetje beu. Wie zich bedient van ironie zegt eigenlijk al op voorhand: ik meen het niet. Dan denk ik: bullshit!

U bent een ernstig man.

Verhelst:(lacht) Ik ben een ongelofelijk ernstig man.

Die geobsedeerd is door volmaaktheid.

Verhelst: Ja. Maar als ik het in mijn werk over volmaaktheid heb, dan gaat het bijvoorbeeld over de lichamen van de mensen die ik beschrijf. Laten we zeggen dat ik een bepaald ideaalbeeld voor ogen heb: de volmaaktheid van een lichaam zoals die volmaaktheid nooit bedoeld was. De bedoeling van een lichaam is dat het zich voortplant. De volmaaktheid bij mij bestaat erin dat een lichaam eigenlijk ophoudt een lichaam te zijn. Dat je dus een wezen krijgt dat nog nauwelijks iets met geslachten te maken heeft. Een soort marmeren beeld.

Fruit: nog een van uw obsessies.

Verhelst: Eten heeft voor mij iets… erotisch is een te stomme term daarvoor, maar ik eet nog liever dan ik schrijf. En fruit vasthouden, doe ik nog liever dan het opeten. De gladheid ervan, de binnenkant, de plakkerigheid… Ik word daar knettergek van. Je kunt mij geen groter plezier doen dan de tafel hier volleggen met fruit zodat ik daar een hele dag mee bezig kan zijn.

Het verlangen naar ‘de volledig volmaakte oneetbare perzik’, om een dichtbundel van Gerrit Kouwenaar te citeren.

Verhelst: Precies. Zwellend Fruit, die titel alleen al. Als ik in mijn tuin de knoppen aan de fruitbomen zie zwellen, dat is zo obsceen, zo compleet ongegeneerd, zo absoluut geil. Als die beginnen open te barsten, is mijn dag goed. En dat zie ik dus overal. Daarom ga ik ook graag naar de stad. Daar zie ik levende fruitbomen. Mensen die nog niet door de tijd zijn aangetast. Of dansers op een podium: jongensjongens! Ik vind een lichaam iets fantastisch: hoe dat ding zijn toppunt beleeft na achttien jaar, waarna de tijdbom onherroepelijk begint te tikken. Dat proberen op te heffen, zoals Icarus bijvoorbeeld. Die figuur interesseert mij niet vanwege zijn zogenaamde hoogmoed, maar omdat hij naar de zon wil. Hij gaat naar de zon omdat hij wéét dat hij zal vallen. Dat vind ik fascinerend. Ik ben overigens geïnteresseerd in literaire, conceptuele lichamen, niet in échte lichamen. Er hoeft hier dus geen stoet te passeren. Het ‘beschreven’ lichaam, die oneetbare perzik dus, is het toppunt van schoonheid.

U leidt ook een teruggetrokken bestaan.

Verhelst: Ik frequenteer zeker de literaire kringen niet. Er zijn schrijvers die ik graag zie, maar het zijn niet toevallig mensen die vooral, zoals ik, omgaan met dansers, toneelmakers en plastisch kunstenaars. Dat zijn mijn natuurlijke soulmates. Ik snap het onderscheid tussen de genres wel, maar ik vind het eigenlijk niet meer relevant. Zoals ik niet geloof in het onderscheid tussen poëzie en proza, geloof ik niet in het onderscheid tussen dans en theater, of tussen film en theater. Voor mij is dat allemaal poëzie. Ik zal mij in de toekomst ook aan alles vergrijpen wat ik maar kan: opera, film, noem maar op.

Na uw laatste bundel, ‘Verhemelte’, leek het alsof u de poëzie had afgezworen.

Verhelst: Dat kwam omdat ik niet meer geloofde in poëzie zoals die wordt gepresenteerd. Ik wil poëzie schrijven die de vorm aanneemt van een heelal, zoiets. En dat kán nu, via internet. In de loop van dit jaar begin ik met een eigen website. Ik ben Verhemelte zwaar aan het bewerken. Ik ben weliswaar als dichter begonnen, aanvankelijk imiteerde ik Baudelaire en Hugues C. Pernath. Daarvan heb ik moeten genezen. Je moet dat graf delven, maar het vervolgens dichtgooien en achter je laten. Ik heb ook moeten genezen van iemand als Francis Bacon. Hem heb ik dan ook letterlijk doodgemaakt in mijn boeken. Kijk, ik heb ervoor gekozen om op te groeien met mijn broek naar beneden. Alles wat ik schreef, werd uitgegeven. Misschien had ik dat niet moeten doen. Mijn Verzamelde Gedichten zal ik ook nooit van mijn leven publiceren. (lacht) Ik zou zelfs testamentair willen laten vastleggen dat mijn oude bundels niet mogen worden herdrukt.

Maar ‘Verhemelte’ krijgt straks een nieuw bestaan op uw website?

Verhelst: Ja. De titel is inmiddels veranderd in Suck my P.suck my poetry – en het is dus echt de bedoeling dat het een soort heelal wordt, dat je op verschillende manieren kunt betreden, met duizenden links.

Moet poëzie de lezer troost bieden?

Verhelst: Ik weet niet of dat de functie ervan is. Poëzie kán wel troost bieden, maar dan heb ik het niet over iets wat je op een bidprentje zet. Ik bedoel: dat onwaarschijnlijke gevoel dat je van een boek of een schilderij echt achterover dondert en zo zat wordt als een kanon en in een flits alle mogelijkheden ziet.

Nog even over uw verleden als leraar: welke vakken gaf u aan die slagers en bakkers?

Verhelst: Nederlands en Engels. Zelfs wiskunde. En godsdienst heb ik ook nog gegeven, maar men apprecieerde mijn variant van het katholicisme niet echt. Maar ik moet eerlijk zeggen dat ik heel goed kon opschieten met die leerlingen. Een boek? Nee, daar hadden ze geen boodschap aan! Tot ik eens iets voorlas uit American Psycho. (lacht) Er is toch geen beter boek om een slager te overtuigen om literatuur te gaan lezen. Die jongens kochten dat massaal, tot verbijstering van hun ouders.

U voelde zich voor de klas niet de Grote Intellectueel?

Verhelst: Maar ik bén helemaal geen intellectueel. (lacht) Dat misverstand mag bij deze absoluut uit de wereld worden geholpen.

Saint-Amour (met onder meer Peter Verhelst, Erwin Mortier, Tom Barman, Josse de Pauw en Tama Janowitz) toert vanaf 10 februari door Vlaanderen, van Aalst tot Torhout. Info: www.saintamour.wanadoo.be

Werk van Peter Verhelst verschijnt bij Prometheus Amsterdam:

* ‘De Kleurenvanger’, 1996 (uitgegeven als Ooievaar-pocket in 2000, 299 blz., 290 fr.)

* ‘Tongkat’, 1999, 341 blz., 795 fr.

* ‘Aars!’, 2000, 86 blz., 460 fr.

* ‘Zwellend Fruit’, 2000, 156 blz., 595 fr.

Joël De Ceulaer Piet Piryns

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content