In het door militairen mismeesterde Birma lijkt nog maar één ding te kunnen baten: een verandering van regime.

Onlangs was voor de katholieke universiteit Louvain-la-Neuve (UCL) het moment aangebroken om de Birmaanse oppositieleidster Aung San Suu Kyi, Nobelprijs voor de Vrede in 1991, met een doctoraat honoris causa te bedenken. Zij kon de eerbetuiging niet zelf in ontvangst nemen. Aung San Suu Kyi zit vast in haar land, onder half huisarrest in Rangoon. In Luik kwam haar echtgenoot de zaak vertegenwoordigen, in Brussel wordt dat gedaan door Dr. Harn Yawnghwe, de directeur van het “Euro-Burma Office”.

Harn Yawnghwe: Natuurlijk is zo’n eredoctoraat nuttig. Het is altijd nuttig als er over de zaak gepraat wordt. Het is voor haar een aanmoediging, terwijl ze de hele tijd aangevallen wordt. Eigenlijk is ze in gevaar, maar als het regime weet dat de hele wereld erop zit te kijken, zal het minder geneigd zijn iets tegen haar te doen. De militairen zijn als de dood voor internationale druk. Hoe meer erkenning Suu Kyi krijgt, hoe meer zij zich bedreigd voelen: het is een boodschap, dat de wereld wel weet wat ginder gaande is en dat ze niet moeten denken dat dat zomaar gaat.

Hoe staat het er nu voor in Birma?

Yawnghwe: Aung San Suu Kyi, ze zit nog steeds thuis, heeft een comité opgericht. Omdat, zoals u weet, men probeerde het parlement bijeen te roepen maar de militairen arresteerden al de parlementsleden. Dat comité moest het parlement vertegenwoordigen. Zij zegt dan dat de militairen die groep moeten erkennen zodat ze in naam van het parlement kan handelen. De militairen zetten haar onder druk om dat comité te verzaken, onder andere door de gearresteerde parlementsleden hun vrijheid te beloven als Aung San Suu Kyi haar oproep voor het parlement terugtrekt. Het is een gijzelaarssituatie. Enkelen onder hen zijn intussen vrijgelaten, omdat ze uit de partij gestapt zijn. Zo’n veertien, vijftien partijafdelingen hebben moeten sluiten omdat hun leden wegliepen. Bijna tweeduizend leden zijn er al uitgestapt. De militairen zeggen dan natuurlijk dat die lieden ontevreden zijn over de partijleiding.

Waarom dit alles? Ten eerste om te beletten dat dat parlement bijeenkomt, ten tweede om de partij te saboteren. Zie je, de Verenigde Naties hebben geprobeerd een dialoog op gang te brengen. In ruil voor een zekere vooruitgang – vrijlaten van gevangenen, toelating voor de partij om vrij te werken – zou er hulp gegeven worden. Humanitaire hulp, wie weet? Maar natuurlijk, zoals de militairen nu bezig zijn, kunnen ze bijna zeggen: kijk, wij willen die partij wel toelaten, maar als al de partijleden er nu uitgestapt zijn… Het is een heel gecompliceerde situatie, en zij staat onder grote druk om toe te geven aan de militairen en die oproep voor het parlement in te trekken. Ook met het argument dat ze de bevolking nodeloos doet lijden, omdat ze de VN-hulp belet aan te komen.

De militairen zelf staan er ook niet goed voor. Ze hebben te snel uitgebreid: toen dit regime de macht greep in 1988 had het ongeveer 150.000 soldaten, nu zitten ze bijna aan een half miljoen. Die kunnen ze niet allemaal te eten geven of betalen, die moeten van het land leven. Dus je hebt een probleem van ontevreden militairen. En ook hogerop heb je ontevredenheid. In het verleden was rijk zijn slecht, omdat Birma beweerde socialistisch te zijn. Zelfs de generaals waren toen arm, enfin, niet zo rijk. Maar na 1989, toen ze probeerden buitenlandse investeringen aan te lokken, werd rijk zijn goed. Dus werden enkele generaals heel rijk, en de anderen niet. En de kapiteins zeker niet. Daarbij hadden ze gehoopt dat het probleem Aung San Suu Kyi vanzelf weg zou gaan, maar dat deed het niet: zij is populairder dan ooit, ook in Birma zelf. Dus politiek kunnen ze geen kant uit, militair hebben ze hun problemen, en dan hebben ze ook nog de economie.

De economie is er hoe dan ook altijd al slecht aan toe geweest. Die was erg afhankelijk van investeringen uit de Asean-landen. Maar dan zijn die Asean-investeringen opgedroogd met de crisis van vorig jaar, en voor Birma was er nog een bijkomende ongelukkige omstandigheid. Dat is dat ze een paar jaar geleden de rijstreserves verkocht hebben, een miljoen ton, om te bewijzen dat de economie erop vooruitging en ze rijst konden exporteren. Het ongeluk wou dat twee jaar geleden een overstroming de rijstoogst vernielde en er geen reserve meer was. Zodat nu schaarste heerst in het land, en alles zeer duur wordt. De generaals zijn in moeilijkheden. En Aung San Suu Kyi is ook in moeilijkheden. De situatie is zeer gespannen, en niemand weet welke kant het op gaat. Ze laten geen journalisten meer binnen, tenzij ze een papier ondertekenen dat ze niet zullen proberen haar te ontmoeten.

Wat wij zouden willen, is een vorm van dialoog en onderhandelingen, een regeling misschien die beide kanten toelaat te zeggen dat ze gewonnen hebben, ja. En dan een trage evolutie. Dat zou het beste zijn. Maar tot op heden zeggen de militairen neen. Wat we vrezen, is een situatie op z’n Indonesisch als de toestand verergert, met studenten en arbeiders op straat, een situatie die aan elke controle ontsnapt. De studenten zijn nog steeds heel ontevreden, omdat al de universiteiten gesloten zijn, sinds december 1996.

Welke rol spelen die oliemaatschappijen in dat geheel?

Yawnghwe: De oliemaatschappijen beweren dat zij niet de oorzaak van de problemen zijn. Zij investeren alleen maar, zij proberen de Birmanen te helpen. Zij hebben gas gevonden in de oceaan, en ze hebben een pijplijn gebouwd naar Thailand over een smal stuk Birma. En zij zeggen, waar onze pijplijn loopt helpen wij de mensen. Dat is waar: ze brengen werk, wat geld… Maar in verhouding is dat miniem. En opdat zij de pijplijn konden bouwen, moesten de militairen een hele zone ontruimen om veiligheidsredenen. En de manier waarop ze dat deden, was verschrikkelijk. Hele dorpen moesten weg, en wie daarna in de zone aangetroffen werd, werd doodgeschoten. Bovendien moesten ze, voor ze daaraan toekwamen, nieuwe wegen en spoorwegen aanleggen, om de troepen ter plaatse te kunnen brengen. Daarbij maakten ze gebruik van dwangarbeiders. Slavenarbeid. Monsterlijke schendingen van de mensenrechten, die op zijn minst onrechtstreeks aan de oliemaatschappijen te danken zijn. In de VS lopen momenteel twee processen, tegen Unocal. De Franse firma Total is ontsnapt, voorlopig.

Bovendien zullen de militairen, eens dat gas stroomt, tot vierhonderd miljoen dollar per jaar nieuwe inkomsten vangen uit het gas. Momenteel is het nog niet zo erg, omdat Thailand de koper is en Thailand geen geld heeft om te betalen, terwijl de militairen al een deel van het geld uitgegeven hebben. Maar eens ze cash geld krijgen…

Birma is een van de armste tien landen ter wereld. Maar in de afgelopen negen, tien jaar hebben de militairen voor bijna twee miljard dollar wapens gekocht in China. Die hebben ze niet aan scholen uitgegeven of aan andere noden van de bevolking, terwijl Birma geen externe vijanden heeft… Als ze inderdaad deviezen nodig hebben, is de olie voor hen een manier om snel aan geld te komen in een periode van totale boycot van de internationale gemeenschap – na de grote massamoorden van 1988, met duizenden doden, niemand weet hoeveel precies. De oliemaatschappijen die er nog zitten, zijn Unocal, Total, en Premier Oil. Zij helpen de militairen te overleven.

Zij, en de opbrengst van drugs, al kan je dat niet bewijzen. Zeventig procent van de heroïne in de VS komt uit Birma. Misschien evenveel in Europa. De opiumproductie is meer dan verdubbeld sinds de militairen de macht grepen. Daarbij gaan onze kinderen niet naar school, zijn onze universiteiten gesloten… Het ziet er slecht uit, zelfs als we naar de democratie terugkeren.”

Dat het er slecht uitziet voor de Birmaanse bevolking begint nu ook in het Europese bewustzijn door te dringen. Ondanks de opkomende golf van toerisme naar Birma de afgelopen paar jaar – toerisme dat de kas van de militairen en de drugsbarons vult, en waartegen Dr. Yawnghwe uitdrukkelijk waarschuwt: “Ga niet naar Birma met vakantie, wacht tot je bij de mensen welkom bent” – is er in het Belgische parlement een resolutie in de maak waarin de regering opgeroepen wordt, onder andere, de dictatuur in Birma te veroordelen, te trachten banden op het vlak van handel, investeringen en toerisme te verbreken, en de bestaande sancties tegen het regime te helpen handhaven. Veel kan de Europese Unie tegen de Birmaanse junta niet inbrengen: het moreel gezag van het Westen staat ginder niet hoog aangeschreven. Maar ze heeft geld, en de Asean zit voor één keer zonder: dat kan een aanmoediging zijn.

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content