De Nederlander Wim Philippa is sinds 1998 secretaris-generaal van de European Round Table. Een gesprek over machtsblokken, afzetgebieden en de kloof tussen Noord en Zuid.

Mathilde Sanders

Uw organisatie praat mee over de grote besluiten in Europa. Soms worden conclusies van de European Round Table zelfs letterlijk overgenomen door politici.

WIM PHILIPPA: Ja, dat klopt.

Toch treedt de ERT niet vaak naar buiten en houdt zij zich het liefst op de achtergrond. Moet de club niet meer politieke verantwoordelijkheid nemen?

PHILIPPA: Verantwoordelijkheid kunnen we wel nemen, maar dat hoeft niet te betekenen dat we ons moeten profileren als een belangrijke organisatie. Toen u hier vanmorgen binnenkwam, zag u de buitenkant van dit gebouw. Dacht u toen: ‘God, wat is dit mooi waar die grote mannen van de industrie zitten?’

Nee, dat willen jullie toch juist liever niet? Waarom niet?

PHILIPPA: We willen gewoon low-key naar buiten komen. We hebben hier een aantal demonstratiegroepen voor de deur gehad. Die willen we graag uitnodigen om binnen te komen om eens te overleggen waarom ze het oneens zijn met ons. Heel vaak redeneren zij vanuit een bepaalde optiek: de anti-globalisering. Ze verschijnen altijd rond een bepaalde tijd. Is er bijvoorbeeld ergens een vergadering van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), dan staan ze hier aan de deur te dringen.

We willen best praten met ngo’s met wie we samenwerken. Maar niet zo van laat iedereen maar binnenkomen en roepen vanuit de zaal. Dat hebben we twee jaar geleden een keer gedaan in Salzburg. Toen wilde Percy Barnevic, vice-voorzitter van het World Economic Forum, daar een middag aan spenderen. Nou, het was gewoon een beetje vuilspuiterij. Alles wat ook maar is gezegd, werd verdraaid en kwam op een negatieve manier terug. Toen heeft ook Percy besloten dat hij daar geen zin meer in had. We zijn niet tegen een verduidelijkend gesprek met ngo’s, maar we willen ze wel zelf uitzoeken.

Voorziet de ERT een Europese Unie waar Afrika of Azië zich ooit bij aansluiten?

PHILIPPA: Ja. De ERT vindt dat de Europese Commissie niet ver genoeg kijkt als het gaat om de grenzen van de EU-uitbreiding. Er moet gekeken worden wat gaat gebeuren met de Balkanlanden, de voormalige GOS-landen en mediterrane staten – onze buren aan de overkant van de Middellandse Zee, vanaf Tunesië tot aan Palestina bij wijze van spreken.

Dus de ERT is niet voor dichtgemetselde handelsblokken?

PHILIPPA: Jawel, maar dan grote economische machtsblokken. Zoiets waar Amerika mee bezig is met NAFTA, Mercosur en die groep van Midden-Amerikaanse landen. Europa moet misschien ook zo’n soort economisch blok creëren. Zodat wereldwijd een aantal Noord-Zuidmachtsblokken ontstaan.

Bedrijven houden dus graag de Noord-Zuidverhoudingen in stand?

PHILIPPA: Ja, ik zie eigenlijk wel een Noord-Zuidontwikkeling, die voortkomt uit de Amerikaanse ervaring. Europa zou een tweede blok kunnen vormen met Afrika en Azië een derde met Australië, India en Pakistan.

Het enige wat de ERT tot nu toe oppert met betrekking tot ontwikkelingslanden is dat hun economieën open moeten voor directe buitenlandse investeringen. Jullie dragen dat aan als oplossing voor die landen, maar is dat wel terecht? Verbetert dat echt hun situatie?

PHILIPPA: Er moet ergens een opening zijn. Ik heb zelf een aantal jaren gewerkt in Zuidelijk Afrika. Een inbreng van buitenlandse valuta is in dat soort landen een eerste mogelijkheid om een verbetering in de levensstandaard tot stand te brengen.

Wat de Europese Unie economisch heeft bereikt, zou nooit gelukt zijn door opening van economieën. Nog steeds zit de EU hartstikke dicht. De ERT constateert zelf dat directe buitenlandse investeringen in de EU 4 procent uitmaken van de economie, terwijl dat in veel ontwikkelingslanden 10 procent is.

PHILIPPA: Ik ben het ermee eens dat Europa niet open is. De interne markt is nog niet helemaal voltooid. Helaas denken nog te veel landen nationaal in plaats van Europees. De Round Table vindt dat de Europese ministerraad de afgelopen jaren weinig effectief is opgetreden. Ze kunnen wel afspraken maken om voor 2010 de meest concurrerende economie ter wereld te hebben, maar diezelfde ministers halen de Europese afspraken weer onderuit in eigen land.

Hebben multinationals niet juist baat bij een dichte Europese markt?

PHILIPPA: Ja, absoluut. Hoe kleiner de interne verschillen, hoe groter je concurrentiepositie. Zolang er nog grote verschillen zijn wat betreft belastingen, pensioenen, prijzen, landbouwbeleid en structuurfondsen, bevorder je de concurrentiepositie van Europa niet. De industrie is ermee bezig om de Europese eenheidsgedachte politiek tot stand te brengen.

Gaat het competitiever maken van de Europese Unie niet ten koste van andere gebieden?

PHILIPPA: Dat zie ik niet, waarom zou dat zo zijn?

Omdat multinationals buiten de EU relatief goedkoop kunnen produceren, terwijl ze hun producten afzetten in een Europese markt met relatief vermogende consumenten. Als de derde wereld welvarender wordt, gaat dat toch ten koste van de concurrentiekracht van Europa?

PHILIPPA: Dat is niet helemaal waar. Ieder bedrijf kijkt toch waar de omstandigheden het best zijn om zijn producten te maken. Het kan gaan om goedkope arbeid, maar ook om een beter belasting- of investeringsklimaat. Is dat niet in Oost-Europa te vinden, dan gaan bedrijven naar Afrika, Azië of Zuid-Amerika. Zelfs in een situatie waarin al die ontwikkelingslanden tegelijk economisch vooruitgaan, zullen er altijd verschillen blijven die het interessant maken voor een bepaalde bedrijfstak.

U erkent dus dat verschillen van welvaart in de wereld eigenlijk heel nuttig zijn?

PHILIPPA: Ja, daar kunnen we niet omheen. De uitbreiding van de EU is voor de industrie van belang omdat we daarmee een grotere afzetmarkt creëren. Daar heeft de industrie belang bij, we praten niet alleen ideëel.

Welvaartsverschillen kunnen nuttig zijn, maar snijdt het bedrijfsleven zichzelf niet in de vingers als de inkomenskloof plots zo groot wordt dat een groot deel van de afzetmarkt en productiekracht verloren gaat?

PHILIPPA: Zeker. In zo’n situatie hebben we baat bij een organisatie zoals de ERT, waarin vele bedrijfstakken zijn vertegenwoordigd. Die kunnen tezamen bepalen wat de prioriteiten zijn. Dat zou best wel eens de zich vergrotende kloof tussen Noord en Zuid kunnen zijn.

Toch komt de ERT liever met leuzen als ‘consumenten zijn de winnaars van liberalisering van handel en investeringen’.

PHILIPPA: Als er volledige liberalisering is, klopt dat.

Maar die is er niet en die willen jullie ook niet. Want jullie hebben baat bij een Europa dat niet helemaal open is.

PHILIPPA: Iedereen heeft een bepaald eigenbelang. Vandaar dat Europa anders de WTO-discussie ingaat dan Amerika. Binnen de Europese delegatie is er verschil van mening, ook zelfs tussen de Round Table en UNICE. Wij zijn voor een beperkte agenda over een periode van maximaal drie jaar, niet een tweede Uruguayronde van bijna negen jaar. UNICE wil wel een brede agenda en een lange ronde. Als je daar ook nog ngo’s bij gaat halen, kom je op non-decision. Doha was geen groot succes en daarna is er helemaal niets gebeurd.

De Round Table wil niet dat Europa wordt opengebroken, terwijl jullie dat wel eisen van ontwikkelingslanden?

PHILIPPA: Als de ontwikkelde wereld bereid is om zich te laten openbreken, dán zou Europa erbij moeten horen. Maar Europa moet geen voorvechter zijn zolang de Amerikanen een andere visie hebben. Dan verliest Europa aan concurrentiekracht. Je gaat niet je eigen positie verslechteren.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content