Is er nog leven na de dotcomcrisis? Jazeker, zegt Agoria, de federatie van de technologische industrie. Maar dan moeten de ondernemingen wel meer en efficiënter gebruik leren maken van ICT en internet.

Waar gaat dit eindigen? Een vraag die heel wat kleine en minder kleine ondernemers uit de technologiesector zich dezer dagen stellen. Want de diensten en producten uit de fameuze Nieuwe Economie brengen niet het verhoopte succes. E-commerce is een flop, de consument koopt geen nieuwe computers meer, zelfs de groei van het internetgebruik lijkt terug te vallen. Ondertussen kelderen de koersen van de ICT-aandelen, wat de investeringscapaciteit van bedrijven doet krimpen. En wat, erger nog, tot banenverlies leidt. Crisis, laten we het beestje maar bij zijn naam noemen.

Of voeren we nu een simplistische redenering? Inderdaad, vindt men bij Agoria. De multisectorfederatie van de technologische industrie wil de zogenaamde crisis graag een beetje relativeren. ‘Alleen het slechte nieuws haalt het journaal’, aldus Remi Boelaert, chief economist bij Agoria. ‘Dat terwijl in veel bedrijven de zaken goed gaan.’ Het huidige technopessimisme is overdreven, bevestigt Patrick Slaets, economisch adviseur ICT. ‘Het was alleen verkeerd van ondernemers en beleggers om te verwachten dat ze allen snel schatrijk zouden zijn’, aldus IT-manager Karel Uyttendaele.

Goed of slecht, straks moet het in ieder geval weer beter worden. En de informatie- en communicatietechnologie, die dezer dagen wordt vervloekt als een dodelijke epidemie, moet daarbij helpen. Meer nog, zonder het internet en informatie- en communicatietechnologie (ICT) wordt het moeilijk om een netwerkeconomie uit te bouwen, en die netwerkeconomie is volgens Agoria de sleutel tot succes. Allianties aangaan, strategische partnerships, samen innoveren en nieuwe markten ontwikkelen: daar draait het om. De menselijke creativiteit is daarbij van levensgroot belang. Philippe de Buck van Overstraeten (gedelegeerd bestuurder Agoria): ‘Stijn Bijnens van Ubizen zegt: elke avond zie ik mijn kapitaal naar huis gaan, en ik hoop maar dat het de volgende ochtend terugkomt.’ Om die visie naar buiten te brengen, organiseert Agoria een zomeruniversiteit voor zo’n 200 topindustriëlen, met als thema ‘Waarde creëren in het internettijdperk’.

De boodschap aan uw leden luidt kort samengevat: vrienden ondernemers, geen paniek, het valt wel mee.

Patrick Slaets: We beleven nog geen periode van crisis, dat klopt. Wat er dan wel aan de hand is? Eind jaren negentig heerste er een te groot geloof in bepaalde technologische mogelijkheden en werden heel wat bedrijven uit de sector overgewaardeerd; nu hebben we de indruk dat het tegenovergestelde gebeurt. Er worden enkele negatieve cijfers bekendgemaakt en plots heeft iedereen schrik, denkt iedereen dat de technologieën de verwachtingen niet gaan inlossen. Die schrik is even overdreven als de euforie. Reeds in ’95 hebben wij gezegd: ICT leidt tot een grotere transparantie, zal de productiviteit verhogen en doet op langere termijn de groei stijgen, maar gaat wel gepaard met een grotere volatiliteit op korte termijn. De structurele groei zal op sommige momenten worden onderbroken door dalingen in prestaties en werkgelegenheid. In de Verenigde Staten noemt men dat met een duur woord ‘churn’, change and turn. Bedrijven gaan sneller veranderen van producten en activiteiten, met bepaalde sociale gevolgen van dien. Maar: zelfs in de VS is de werkloosheid sinds de recente groeivertraging niet gestegen. Dat is een geruststellende vaststelling.

Vanwaar die volatiliteit?

Slaets: Nieuwe technologieën geraken op korte termijn volledig ingeburgerd. Denk aan de gsm. Dat maakt dat producenten van mobiele telefoons na een spectaculaire groei nu moeilijkheden ondervinden: ze worden heel snel met een oververzadigde markt geconfronteerd en moeten dus op zoek naar een nieuwe doorbraaktechnologie.

Remi Boelaert: Onze boodschap aan de economie luidt dan ook: staar u niet blind op kortetermijnresultaten. Die kunnen een keer tegenvallen, dat is normaal. Als ze meevallen, moeten we niet euforisch worden; maar als ze tegenvallen, moeten we evenmin beginnen te panikeren.

Verkondigen dat de economische ravage wel meevalt, is op dit moment redelijk controversieel. Leg het maar uit aan alle werknemers die worden ontslagen!

Boelaert: In de Agoria-sectoren noteren we dit jaar een lichte achteruitgang, terwijl we eigenlijk een lichte vooruitgang hadden verwacht, maar dat neemt niet weg dat in veel bedrijven de zaken zeer goed gaan. Alleen, dat haalt nooit het nieuws. We kennen honderden bedrijven die blijven groeien en die mensen blijven aannemen. Bovendien: werknemers die afgedankt worden, vinden snel een nieuwe baan. Misschien iets minder snel dan een jaar geleden, maar toch.

We moeten de feiten onder ogen durven te zien: de banken spreken niet meer van een groeivertraging, ze stellen een negatieve groei vast. Met andere woorden, achteruitgang.

Philippe de Buck van Overstraeten: De banken zeggen dat we in een recessie verkeren, maar dat is niet onze vaststelling.

Boelaert: Geloven dat we nooit nog kwartalen van negatieve groei zouden zien, getuigt van naïviteit. Ongezonde naïviteit. Een economie die zonder enige hapering blijft groeien, dat is onmogelijk. Mindere periodes zijn zelfs noodzakelijk, ik noem het adempauzes. De zaken gaan wat moeilijker, daarom worden ingrepen doorgevoerd die anders niet zouden gebeuren. Het is brutaal om het te zeggen, maar dat is gezond. Tijdens zulke mindere periodes doen zich doorgaans belangrijke vernieuwingen voor. Al dat gedoe rond een half procent achteruitgang op kwartaalbasis, wat zegt dat nu?! Mocht het nationaal inkomen over een langere tijd achteruitgaan met 2 à 3 procent, dan zouden we ons zorgen moeten maken. Maar zover zijn we nog lang niet.

Karel Uyttendaele: De woordvoerder van een bank heeft verklaard dat die halve procent achteruitgang de begroting van het land in gevaar kan brengen. Ik zal niet ontkennen dat de begrotingsdoelstellingen mogelijk moeten worden aangepast, maar men moet niet overdrijven in zijn uitlatingen.

Achteraf kunnen we natuurlijk makkelijk praten, maar het lijkt alsof de techno-euforie gebaseerd was op een collectieve vergissing. Zoiets is nochtans moeilijk te geloven, want niet alle technologie-ondernemers zijn dommeriken.

Uyttendaele: Ik kan maar zeggen: heel wat mensen rond deze tafel hebben géén aandelen gekocht die later kelderden. Agoria heeft reeds vijf jaar geleden gewaarschuwd voor de ‘amazonisering’ van de interneteconomie. Wij hebben nooit geloofd in de euforische voorspellingen van sommige ondernemingen. De échte kracht van ICT en het internet schuilt in productiviteits- en efficiëntieverhoging. Van bedrijven uit alle sectoren. Daar gaat het om. Het internet is geen zeepbel, het was alleen verkeerd van ondernemers en beleggers om te verwachten dat ze snel schatrijk zouden zijn. We hebben bedrijven al vroeg aangespoord om te gaan netwerken, allianties aan te gaan, in het kader van die productiviteitsverhoging. Het internet is daarbij een prachtig instrument. We hopen dat de zomeruniversiteit een aanleiding is voor ondernemers om na te denken over hoe ze via netwerken nieuwe producten of diensten op de markt kunnen brengen. Zulke netwerken worden volgens ons een noodzaak. In hun eentje kunnen bedrijven geen groei blijven realiseren.

Zullen netwerken echt een ommekeer mogelijk maken?

Uyttendaele: Dat hopen we toch. Tot voor kort draaide alles zo goed, dat ondernemers niet de noodzaak voelden om te veranderen. Ze hadden simpelweg geen tijd om zich te bezinnen over efficiëntieverhoging, ze kwamen handen en voeten tekort om te voldoen aan de vraag. Ze zeiden: kom ons niet lastigvallen met ICT, geef ons liever lassers en monteurs, we hebben personeel nodig. En dan namen ze snel de argumenten uit de media over: het internet wordt geterroriseerd door hackers, het internet is te duur, of te traag. Maar eigenlijk zeiden ze: we hebben geen tijd voor ICT-integraties. Nu hun productiegroei stilvalt, worden ze echter gedwongen om in te grijpen. Wij willen hen doen beseffen dat technologie daarbij kan helpen.

Slaets: We kunnen heel wat leren uit de Amerikaanse economie. De bedrijven in de VS hebben in ’99 liefst 40 procent van hun investeringsgelden in ICT gestopt. In ’92 bedroegen die ICT-investeringen nog 30 procent van het totaal. Al snel kwam er een groei tot 32 à 33 procent, tot die pijlsnelle stijging naar 40 procent eind vorig jaar. Wat blijkt: die laatste zeven procent hebben niets meer toegevoegd aan de productiviteit. Het geld was wellicht beter geïnvesteerd in opleiding en vorming, onderzoek en ontwikkeling. Dat is een belangrijke les. In de Belgische bedrijven bedraagt het aandeel van de ICT-investeringen echter slechts 15 tot 20 procent. Volgens ons is 32 of 33 procent een ideaal niveau, wij denken dus dat het hier wat hoger kan. Niet omwille van de technologie op zich, maar omwille van de grotere mogelijkheden om te netwerken.

Welke lessen kunnen we trekken uit de recente dotcomtragedies?

De Buck van Overstraeten: Zelfs al groeit de economie zeer snel, het blijft moeilijk om nieuwe producten op de markt te brengen. Vaak verloopt dat via trial & error: proberen, strategieën of producten aanpassen, consumenten lokken… Dat kan al eens mis gaan.

Slaets: De consument wijzigt zijn aankoopgedrag veel minder snel dan in ’94 en ’95 werd verondersteld. Toen heerste een ongebreideld geloof dat iedereen massaal aankopen zou doen via het internet, nu blijkt dat de klant toch nog altijd belang hecht aan een klantgerichte aanpak en persoonlijk contact met de winkelier. De handel via het internet zal in de toekomst nog wel toenemen, maar dan geleidelijk. En alleen voor welbepaalde producten, zoals boeken en cd’s.

Uyttendaele: Een zware fout van dotcombedrijven, is dat ze te veel aan creatieve boekhouding hebben gedaan. Niet alleen in België, ook in Silicon Valley en ook in Nederland. De financiële audits zijn niet snel genoeg gevolgd. Hopelijk leidt dat niet tot verder technopessimisme. We blijven er immers bij dat technologie hét middel is om productieprocessen sneller en efficiënter te laten verlopen. En de groei, die zal niet verdwijnen.

Het technopessimisme lijkt zich nu te manifesteren op verschillende niveaus: de consument koopt nauwelijk méér via het internet dan zes maanden geleden, de ondernemingen hebben schrik om te investeren in internettoepassingen en de financiële markten hebben hun geloof in ICT totaal verloren.

De Buck van Overstraeten: De detailhandel via het internet stijgt inderdaad niet tot boven de 1 procent van de totale detailhandel. En het gaat nog altijd om dezelfde producten. Wat wij echter niet kunnen inschatten, is de mate waarin het internet door consumenten wordt gebruikt om prijzen te vergelijken. Ze shoppen wel in de niet-virtuele wereld, maar verzamelen on line veel informatie, bereiden de aankoop als het ware voor. Die verhoogde transparantie drukt de winstmarges van de handelaars naar beneden. Iedereen kan prijzen vergelijken. De consument wordt daar alleen maar beter van.

Boelaert: Internethandelaren zijn natuurlijk niet blij met de vaststelling dat de on-linekleinhandel niet groeit zoals verwacht. Intussen is echter ook het besef gegroeid dat in de business-to-businessmarkt wel grote efficiëntiewinst kan worden geboekt dankzij het internet. Vergelijk gewoon even het elektronisch dataverkeer in ondernemingen met vijf jaar geleden, dan moet je toegeven dat er een grote efficiëntiegroei is. Ik denk dus niet dat je kan spreken van pessimisme bij de ondernemingen. Hoogstens van besparingsnood na overinvesteringen in het recente verleden.

Hoe moeten we de houding van de beleggers inschatten? Eerst doen ze de aandelenkoersen de pan uit swingen, nu zijn ze verlamd door angst. Om het met een eufemisme te zeggen: ze geven blijk van weinig gezond verstand.

Slaets: Vooraleer we de beleggers bestempelen als onnozelaars, moeten we misschien toch zeggen dat het momenteel zeer moeilijk is om de waarde van ondernemingen in te schatten. Die waarde wordt almaar vaker bepaald op basis van elementen die niet af te lezen zijn uit de financiële rekeningen, uit het jaarverslag. Dan spreek ik over elementen als: de keuze van strategische partners, de waarde en de creativiteit van het personeel, hun bereidheid om te innoveren. Ook het imago van een onderneming kan de waarde beïnvloeden.

De Buck van Overstraeten: Hier is een belangrijke rol weggelegd voor brokers en analisten. Zij kunnen rust brengen op de financiële markt, beleggers gezond verstand bijbrengen.

Welke principes uit de voormalige nieuwe economie blijven overeind?

Slaets: Ik zal de dotcoms niet bejubelen, maar ik ben wel erg te spreken over de voorbeeldfunctie die ze hebben vervuld, zowel op het vlak van financieel beheer als op het vlak van omgang met het personeel. Ook het gemak waarmee ze allianties aangingen en de inspanningen die ze hebben geleverd om activiteiten via het internet te voeren, strekken tot lof. De traditionele ondernemingen hebben daaruit geleerd.

Boelaert: Wat ook overblijft, is de houding van de onderneming tegenover het personeel. Werknemers krijgen ruimere verantwoordelijkheden op alle niveaus en op alle leeftijden, hiërarchieën worden afgebouwd. Allemaal dankzij de internetbedrijven, die hun personeelsleden niet als slaafje beschouwen maar als medewerkers die hun eigen accenten kunnen leggen. De werknemer verdient alle aandacht, want zijn kennis en competentie vormen het belangrijkste kapitaal van een onderneming.

Uyttendaele: Grote bedrijven hadden tot voor kort de reflex om alle mogelijke expertises in huis te halen, zodat ze alles zelf konden doen. Dat kan echter niet meer, het is niet haalbaar. De oplossing bestaat uit allianties met partners die elk goed zijn in hun eigen specifieke kernactiviteit. De grote bedrijven hebben dat nu begrepen, onder invloed van de concurrentie van de dotcoms. De dotcoms hebben traditionele bedrijven gedwongen om snel te innoveren, ze hebben mastodonten als pakweg Barnes & Noble aangezet om hun handelsprocessen opnieuw te bekijken. Veel dotcoms zijn over de kop gegaan, maar hun werkwijzen overleven.

Zonder dat we het beseffen.

Uyttendaele: Het duurde meer dan 20 jaar vooraleer de industrie de positieve productiviteitseffecten van de elektrische motor wist te benutten, de effecten van ICT zien we al na vijf jaar. En bovendien in alle sectoren.

De Buck van Overstraeten: De nieuwe economie is niet het exclusieve terrein van de dotcoms of de ICT-sector, het gaat om een nieuwe manier van werken in alle sectoren. En dan te bedenken dat we nog maar een paar procenten van de mogelijkheden van ICT hebben benut.

Samengevat, de netwerkeconomie komt er vroeg of laat wel.

Boelaert: Nee, ze bestaat al. Alcatel, Philips, Opel: mooie voorbeelden van bedrijven die succesvol werken in netwerken. Vreemd genoeg blijven de kmo’s wat achterop, terwijl we hadden gedacht dat vooral zij snel voordeel zouden halen uit ICT. We zien er voorlopig echter minder netwerken tussen gelijken ontstaan dan bij de grote bedrijven.

Uyttendaele: Hét voorbeeld van een netwerkeconomie is natuurlijk Silicon Valley: tientallen bedrijven in één ecosysteem, met veel kennisoverdracht en samenwerking, op een formele én informele manier. Ook Nederland zet nu stappen in de richting van een netwerkeconomie. En in Finland opereert reeds tweederde van de bedrijven in netwerken. Niet uit financiële noodzaak, maar uit gezonde economische overwegingen. De nieuwe allianties hebben niet tot doel om te besparen, zoals gold voor de bankfusies, maar om de omzet te verhogen. Het draait om: 1 + 1 = 3. Ik verwijs graag naar Nissan en Renault, die nu samen nieuwe chassis ontwerpen, nieuwe markten ontginnen, nieuwe denkmethoden en productiewijzen ontwikkelen. Ze behouden hun eigenheid, maar werken samen en halen daar beide voordeel uit.

Er zijn goede tijden, er zijn slechte tijden. Wanneer mogen we opnieuw positieve berichten over onze technologie-economie verwachten?

Boelaert: Ik wil toch even benadrukken dat Agoria nog geen negatieve berichten verspreid heeft. Trouwens, slecht nieuws is relatief. Vorig jaar was een recordjaar, dan moet je rekening houden met de mogelijkheid van een daling tijdens het volgende jaar. Daar is niets abnormaals aan. De economie kán niet elk jaar met vier procent stijgen. En ik herhaal: veel bedrijven doen het dit jaar uitstekend. Zelfs rekening houdend met aanpassingen en inkrimpingen van personeel. Neem Alcatel: zelfs al zou dat bedrijf dit jaar twintig procent achteruitgaan, dan zit het nog steeds dertig of veertig procent hoger dan vier jaar geleden. Ik geloof in conjunctuurgolven: na de inzinking krijgen we opnieuw een periode van vooruitgang.

Maar nu concreet: wanneer gaat de curve weer naar boven?

Boelaert: Wel, ze buigt nog altijd niet duidelijk naar beneden. Het tweede en het derde kwartaal van dit jaar zien er niet echt rooskleurig uit, maar vanaf begin volgend jaar verwacht ik opnieuw beterschap.

Agoria Zomeruniversiteit, IBM-opleidingscentrum, Terhulpen, 7 september.

Bart Vandormael

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content