Volgens Paul Koeck is een minister van Cultuur er om schrijvers te ‘vertroetelen’. Dat zei hij vorige week in TerZake. Wat die schrijvers zich daarbij voorstellen, blijkt zo eens per jaar. Als er subsidies moeten worden verdeeld. Dan graait ieder voor ’t zijn. Al dan niet via een Open Brief in een kwaliteitskrant, meestal met de aanhef: J’accuse. Schrijvers hebben geen vakbond. Daarom hebben ze ook nog altijd geen behoorlijk sociaal statuut wellicht.

We hebben zelfs Gust Van Dongen van de Christelijke Onderwijs Centrale (COC) nog nooit horen zeggen dat een minister van Onderwijs er moet zijn om leerkrachten te ‘vertroetelen’. Vakbonden kennen iets van politiek. Soms te veel. Zo sprak wijlen Jef Houthuys (ACV) ooit zijn veto uit over een vice-premier en bezegelde daarmee het lot van een regering.

Dat doen vakbonden vandaag niet meer. Zelfs al zouden ze het willen, ze kunnen het niet meer. De voorbije jaren zijn de verhoudingen tussen de politiek en de civic society, waaronder dus de vakbonden, gewijzigd. Ieder speelt zijn rol. Lobbyen mag en moet. Vakbonden brullen niet gratuit. En blèren doen ze zeker niet. Ze proberen hun energie zo doeltreffend mogelijk aan te wenden om hun gelijk te halen.

We hebben Inge Vervotte niet horen vragen om het ontslag van Rik Daems (VLD). Daems kan alleen maar hopen dat niet al te veel politici oor hebben voor de expertise van ‘het veld’. En als het parlement werkelijk tandeloos blijft, is er nog altijd de kiezer.

Schrijvers hebben geen vakbonden. En van politiek weten ze ook niet veel. Nu en dan, zo meestal ten tijde van de Boekenbeurs, komen ze samen. Daar groeien soms ‘stoute’ ideetjes, van het genre: hou ons tegen of! Met recht en reden hebben ze hun voogdijminister, Bert Anciaux, geïnterpelleerd over zijn beslissing om Albert II de gêne te besparen handjes te moeten schudden met Gerard Reve.

Een staatsprijs wordt uitgereikt door een staatshoofd. Keizer, koning, admiraal, doet er niet toe. De schrijvers hebben dus een punt. Het is zonde dat geen enkele Vlaamse politicus voldoende onderlegd lijkt om de minister daar de juiste vragen over te stellen. Het bewijst dat politici geen bal geven om cultuur, en er nog minder van weten. Ze zouden wat meer moeten socialiseren met schrijvers, en niet alleen voor het eigen prestige. Omgekeerd zouden schrijvers wat meer met politici moeten praten, en over iets anders dan hun winkeltje. Politici zouden hun werk beter kunnen doen indien ze gevoed werden door een schrijversheir dat zijn sérieux verdient.

Sérieux is wel het laatste wat je Paul Koecks Mexicaans leger kunt toeschrijven. Het brulde en piepte en griende dat de minister niet om hun mening had gevraagd. En dat hij maar moest opstappen. En toen de minister zei dat ook te overwegen _ want ja, hou ook Bert maar eens tegen _ en de schrijvers uitnodigde voor een gesprek, schrokken ze van hun papieren schaduw. Want ho maar, vijftig schrijversneuzen, die draai je niet in 24 uur in dezelfde richting hoor! Alzo jammerde Koeck.

Wat ze er zelf ook van mogen denken, de schrijvers hebben vorige week alles behalve ‘een krachtig politiek signaal’ gegeven. Ze hebben nog maar eens gedemonstreerd dat je je met dure woorden ook onsterfelijk belachelijk kunt maken. En dat politiek iets anders is dan aan politiek doen .

Herman Brusselmans, die enigszins verrassend zijn handtekening heeft geleverd voor de Reve-petitie, noemt dat doorgaans ‘ losers‘. Overigens weigerde Gerard Reve destijds om de petitie voor Brusselmans te tekenen. Reves partner, Matroos Vosch, legde toen uit waarom: ‘Die vuile fascist van een Brusselmans. Dat stoot fatsoenlijke mensen het brood uit de mond, dat haalt hun naam en goede eer door het slijk, over mijn lijk!’ Doch dit geheel terzijde.

Filip Rogiers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content