Televisiekijkend Amerika kan zich dezer dagen weer verkneukelen voor de buis. In het Congres vindt een reeks hoorzittingen plaats die moet uitwijzen of leden van het Witte Huis hun energiepolitiek hebben afgestemd op de belangen van één groot bedrijf: het inmiddels failliete Enron. Dat concern schonk jarenlang gulle giften aan Amerikaanse partijen en politici. En zelfs, zo blijkt nu, aan de Britse prins Charles.

Superlatieven zijn er niet genoeg voor dit bedrijf. Als een van de belangrijkste energietraders ter wereld legde Enron er op 2 december vorig jaar het bijltje bij neer en stevende af op Amerika’s grootste bankroet ooit. Een recordaantal werknemers, zowat 20.000, verloor bakken geld in pensioenfondsen en aandelen van het bedrijf.

Om het plaatje compleet te maken, lanceert de onafhankelijke rekenkamer van het Congres, de General Accounting Office, een historisch proces en daagt ze het Witte Huis voor de rechter. Vice-president Dick Cheney wordt er aan de tand gevoeld over de invloed van Enron op zijn energiebeleid. Want er is meer aan de hand: tijdens verkiezingscampagnes wierp Enron zich op als een van de grootste geldschieters van de president en zijn Republikeinse entourage. Tussen 1999 en 2001 verdween volgens The Washington Post zomaar eventjes 1,9 miljoen dollar in de zakken van de Republikeinse partij.

Enron is altijd een buitenbeentje geweest. Ontstaan uit de fusie van doodgewone gastransporteurs, wist topman Kenneth Lay het bedrijf tot een trader-predikant van de liberalisering om te buigen. Wat ooit behoorde tot de saaiste sectoren uit de economie, kon de Texaanse gasreus omtoveren tot hét beleggingsinstrument bij uitstek van de Amerikanen: energie. Van de gaspijpleidingen in de minst herbergzame gebieden van de planeet verschoof de aandacht naar de duizelingwekkend hoge beurskoers. Van de overheid en haar eindeloze reguleringen helde de energiewereld steeds meer over naar de vrije markt. Wie niet horen wilde, moest voelen. Nutsbedrijven ‘oude stijl’ werden genadeloos door de beursgigant opgeslokt.

Een supermarkt in energie, dat wilde het bedrijf worden. En het kon niet hard genoeg gaan. Gas, elektriciteit en water vormden één pijler, de ingewikkelde handel in risico’s en andere vreemde derivaten een andere. Financiële hefboomtechnieken en de gevaren die daarmee gepaard gaan, werden op grote schaal ingezet. Met dat soort riskante maar lucratieve operaties zou Enron slapend rijk worden. Door risico’s op prijsstijgingen of -dalingen, zachte of harde winters tegen betaling van zijn klanten over te nemen, incasseerde het bedrijf tonnen geld. Ging het zelf eens over de schreef, dan dook het onder in een andere reeks van derivaten. Het resultaat was altijd positief. Moederbedrijf Enron kon met mooie, maar fictieve winstcijfers uitpakken. De verliezen werden nooit afgeboekt en kwamen terecht in een doolhof van dochterondernemingen.

Everything is fine‘, was de wekelijkse boodschap van Kenneth Lay, en die herhaalde hij tot het bittere eind. Zelfs toen Enron geleidelijk aan stikte in een dodelijke spiraal, beval hij zijn medewerkers aan nog aandelen van het bedrijf bij te kopen. Zijn eigen aandelen had hij in augustus netjes van de hand gedaan. ‘ Disgusting‘, vinden zijn vroegere medewerkers. Samen met andere toplui verkocht hij aandelen van het eigen bedrijf voor 1,1 miljard dollar.

Een onvoorwaardelijk geloof in het herstel was de strohalm waaraan het bedrijf zich vastklampte. Enron, dat vorig jaar een beurswaarde kende van meer dan 60 miljard dollar, mocht niet wankelen. Want dan zouden de investeerders in de verliesgevende dochterondernemingen weldra in de rij gaan staan om hun geld terug te eisen. Het niet langer tegen te houden bericht op 16 oktober dat Enron 1,2 miljard dollar minder waard was, haalde de beurskoers dan ook in een mum onderuit. Zes weken later had hij de absolute bodem bereikt: 26 dollarcent. Op 2 december vroeg Enron ‘hoofdstuk elf’ aan van de faillissementswetten.

Investeren loont

Enron was een bedrijfsschandaal, een financiële afgang, een beursmisser. Zijn topman Kenneth Lay was een gewiekst zakenman, een tentakeldier, een politieke campagnedonor. Deregulering kon niet ver genoeg gaan, vond hij, en als voormalig medewerker van de federale commissie die toezicht houdt op de energiehandel, wist hij precies met wiens hulp hij een bepaalde regelgeving kon omzeilen. Zijn ijver was niet nieuw. Reeds onder president Bush senior moesten zijn investeringen in de politiek meer dan renderen. On-linehandel in afgeleide energieproducten – de ‘nieuwe’ handel die hij had opgezet – moest volledig vrij zijn, vond hij. En de vrouw van Phil Gramm, een Texaanse senator die sinds 1989 97.000 dollar ontving van het bedrijf, kreeg het als voorzitster van de Commissie voor Regulering van Financiële Futures voor elkaar dat de on-linehandel in energie niet werd gereguleerd. Prijzen en volumes van de energie-opties hoefden dus niet vrijgegeven te worden.

Lay steunde in de eerste plaats de Republikeinen. Drievierde van de 6 miljoen dollar die hij de afgelopen twaalf jaar wegschonk aan het politiek bedrijf, gingen naar de Grand Old Party. Toch was hij zo gehaaid om ook de Democraten af en toe wat pasmunt toe te stoppen. Zo kreeg hij ook onder Bill Clinton enige politieke steun als hij die nodig had. De meeste voordelen zou hij evenwel onder president George Bush hebben binnengehaald. Niet zozeer de president zelf, die nog steeds geniet van de roem die hij zich met een reeks clichés als ‘ wanted, dead or alive‘ heeft opgebouwd, komt daarbij in het vizier. De slachtofferrol is voorbehouden aan Dick Cheney.

Het Witte Huis zou al hebben toegegeven dat Kenneth Lay, alias ‘Kenny Boy’, in oktober en november contact zou hebben gezocht met twee kabinetsleden met het verzoek het bedrijf uit het financiële moeras te trekken. Maar de regering houdt trots vol dat zowel minister van Handel Donald Evans als minister van Financiën Paul O’Neill, de bal toen heeft afgehouden.

Wat ze niet ontkent, zijn de contacten van Cheney en zijn staf met de Enron-top over het energieplan dat vorig jaar onder leiding van het Witte Huis werd opgesteld, en waarover Cheney nu door de rechter wordt ondervraagd. Op een aantal punten, volgens sommige bronnen zeventien, lagen de visie van Cheney en die van Lay verdacht dicht bij elkaar. Of zoals de Californische democraat Henry Waxman het formuleert: ‘In het hele land is er geen enkel ander bedrijf dat zoveel voordeel haalt uit het energieplan van het Witte Huis als Enron.’ Bovendien zou Cheney ook in de verkoop van een elektriciteitscentrale in India opgetreden zijn. Met als winst voor Lay: 2 miljard dollar.

De stroomcrisis in Californië vorig jaar is misschien nog het meest tekenend voor de energiepolitiek van het Witte Huis. Uit een memo van april vorig jaar moet blijken dat Lay er bij Cheney op aandrong af te zien van prijscontroles voor de elektriciteit in Californië. De markt was er nog te streng gereguleerd, redeneerde Enron, met als gevolg een tekort aan elektriciteit en stroomonderbrekingen. In werkelijkheid manipuleerde Enron het aanbod om de prijs te kunnen opdrijven. Consumentengroepen zien in de crisis in Californië de smoking gun voor de invloed van Enron op het energiebeleid van de regering-Bush. Cheney en de president zouden zich toen trouwens tegen een begrenzing van de prijs hebben uitgesproken.

De lijnen tussen Lay en Cheney waren geopend. Als er toen contacten zijn geweest, wie kan dan volhouden dat het Witte Huis niet van de ondergang en het – vermoedelijk frauduleuze – faillissement van het bedrijf op de hoogte zou zijn geweest, zo luidt de redenering. Nu bovendien blijkt dat bedrijfsrevisor Andersen Consulting wellicht verschillende bedrijfsdocumenten en e-mails heeft vernietigd, wordt een gerechtelijk onderzoek ingesteld. De minister van Justitie John Ashcroft zal daarbij toekijken vanaf de zijlijn. In 2000 kreeg hij van Enron 55.000 dollar op zijn rekening gestort voor zijn senaatscampagne.

En Ashcroft is niet alleen. Andere begunstigden zijn onder meer senator John McCain, die in betere tijden placht te verkondigen dat hij het systeem van giften aan politici wou hervormen. Ook senator Joseph Liebermann, running mate van presidentskandidaat Al Gore en nu voorzitter van de senaatscommissie die hoorzittingen houdt over het energiebedrijf, gaf al ooit Enron-geld uit.

Illegaal en strafbaar is het allemaal niet. Waar moeten we anders die steeds astronomischer bedragen voor onze campagnes vandaan zien te halen, klagen de Amerikaanse politici. Sommige Democraten hopen dat de zaak-Enron de weg zal vrijmaken voor een wetgeving op giften aan partijen. Al weten ze maar al te goed dat ook zij bij de volgende verkiezingen zoveel mogelijk geld zullen ophalen – als er dan nog geen reglementering is.

Enron is inmiddels wel failliet, duizenden werknemers zijn werkloos, hun pensioengelden zijn in rook opgegaan. En toch is de politiek er vooralsnog wel bij gevaren. De politieke en de economische wereld, en alle controlerende instanties die her en der zijn opgesteld, hielden dan ook maandenlang de ogen dicht. Alle aandacht ging naar de strijd tegen het terrorisme, zo wordt gezegd. De strijd tegen de greep van het bedrijfsleven op het Witte Huis moet nog beginnen. Tijdens de verkiezingen voor het Congres in november van dit jaar kan de kiezer zich uitspreken.

Ingrid Van Daele

‘Was het Witte Huis op de hoogte van het frauduleuze faillissement?’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content