Amper was ze op post bij het gelijkekansencentrum Unia of de aanslagen in Brussel zetten het land op zijn kop. ‘Ik hoop echt dat 22 maart een keerpunt wordt op het vlak van integratie’, zegt ze. ‘De daders mogen dan moslims geweest zijn, het waren wel ónze jongens.’ Els Keytsman over de scherpe tong van de Brusselse burgemeester Yvan Mayeur, discriminatie op de arbeidsmarkt, de nieuwkomersverklaring en haar eigen vooroordelen.

Ze wikt haar woorden. Toch meer dan toen ze nog Vluchtelingenwerk Vlaanderen leidde. Dat heeft ze wellicht geleerd uit de ervaringen van haar voorgangers, Johan Leman en Jozef De Witte, die geregeld in zwaar weer terechtkwamen. Twee maanden is Els Keytsman nu directeur van Unia, zoals het interfederaal gelijkekansencentrum tegenwoordig heet. ‘Ik ben me er heel goed van bewust dat dit een instelling is waarop veel schijnwerpers zijn gericht’, zegt ze. ‘Ook ik zal ongetwijfeld weleens dingen zeggen die voor ophef zorgen. Dat is af en toe ook nodig: je moet soms op tafel kloppen. Uiteindelijk houden we ons hier bezig met waarden die we in onze samenleving ontzettend belangrijk vinden, zoals mensenrechten, antidiscriminatie en antiracisme.’

Dat het centrum sinds kort de cryptische naam Unia draagt, was niet Keytsmans beslissing. Maar ze vindt het wel een goede zaak. Vorig jaar bleek uit een intern onderzoek dat veel mensen het centrum niet kenden, hoewel het al 22 jaar bestaat, en al helemaal niet wisten waarvoor ze er terechtkonden. Er circuleerden wel zeventig verschillende namen, van Centrum Leman tot Racismecentrum. ‘Nu er een nieuwe naam is, zullen wij ervoor moeten zorgen dat mensen die ook kennen’, zegt Keytsman. ‘Daarnaast moeten we duidelijk maken dat iedereen die getuige of slachtoffer is van discriminatie of racisme bij ons kan aankloppen.’

Vindt u het zelf niet een beetje vreemd dat een centrum na 22 jaar nog aan zijn bekendheid moet werken?

ELS KEYTSMAN: Misschien. Maar het is niet omdat veel mensen Unia niet kennen dat het centrum geen steentjes heeft kunnen verleggen. Het heeft er mee voor gezorgd dat politici in hun beleid meer rekening houden met gelijke kansen. Daarnaast is het centrum heel vaak opgetreden wanneer gevallen van discriminatie of racisme werden gemeld. Toen velen Fouad Belkacem nog beschouwden als een clown in gekke kleren die wel rare dingen zei maar verder onschadelijk was, hield Unia Sharia4Belgium al in het oog. En zodra het duidelijk werd dat Belkacem wel degelijk haat zaaide, zijn er ook juridische acties ondernomen. Dat was nodig, want intussen is gebleken dat mensen als hij heel gevaarlijke zaadjes in iemands hoofd kunnen planten. Uiteindelijk is Belkacem ook veroordeeld.

Was dat ook zonder Unia niet gebeurd?

KEYTSMAN: Dat weet ik niet. In elk geval is het belangrijk dat elke melding die we krijgen wordt onderzocht. In eerste instantie proberen we tot een oplossing te komen door de betrokkenen samen te brengen. Veel van het werk dat we hier doen, gebeurt dus achter de schermen. Pas als dat niet lukt, zetten we eventueel juridische stappen. Het klopt dus niet dat we constant naar de rechtbank stappen, zoals sommigen beweren. Vorig jaar, bijvoorbeeld, is dat maar veertien keer gebeurd.

Een van de bekendste wapenfeiten van het centrum is het racismeproces tegen het Vlaams Blok. Was dat achteraf gezien niet een louter symbolische overwinning?

KEYTSMAN: Natuurlijk niet! Door drie vzw’s rond het Vlaams Blok te veroordelen wegens racisme gaf de rechter duidelijk het signaal dat racisme in dit land niet wordt getolereerd. De partij mag dan wel korte tijd later omgedoopt zijn tot het Vlaams Belang, het proces heeft toch velen de ogen geopend.

Van wie dan? Predikt Unia niet vooral voor eigen kerk?

KEYTSMAN: Het klopt dat er meer nodig is om sommige mensen te overtuigen. Daarom investeren we ook veel in sensibilisering en in de verspreiding van informatie. (denkt na) Of Unia zijn rol in het verleden voldoende heeft gespeeld, weet ik niet. Je kunt er niet naast kijken dat racisme en discriminatie nog altijd voorkomen in onze samenleving. Er is dus zeker nog ruimte voor verbetering.

U was amper op post of de aanslagen van 22 maart schudden het land door elkaar. Zal die dag een keerpunt blijken te zijn op het vlak van integratie?

KEYTSMAN: Ik hoop het. 22 maart was een vreselijke dag. Bruut en blind geweld is altijd schokkend, zeker als het zo dichtbij komt. Maar na de aanslagen zag ik ook hoe mensen elkaar overal steunden en samen uiting gaven aan hun afschuw en verdriet.

Toch waren niet alle reacties zo hartverwarmend.

KEYTSMAN: Dat klopt. Ik had het bijvoorbeeld heel moeilijk met de manier waarop sommige politici reageerden. Ik heb het niet over onze premier, want hij had meteen na de aanslagen de juiste toon te pakken. Maar anderen begonnen elkaar al aan te vallen en van allerlei fouten te beschuldigen nog voor alle slachtoffers waren geïdentificeerd. Heel triest. Bovendien gooide iedereen plots alles op één hoop: er bestond geen onderscheid meer tussen moslims, vluchtelingen en terroristen. Dat is natuurlijk heel gevaarlijk.

Komt het nog goed?

KEYTSMAN: In het verleden werden na heel tragische gebeurtenissen wel vaker grote stappen vooruitgezet. De voorbije weken heb ik vaak gedacht aan Loubna Benaïssa, het moslimmeisje dat ten tijde van de zaak-Dutroux vermoord werd teruggevonden. Toen bleek dat haar verdwijning nooit ernstig was onderzocht, begon er iets te bewegen bij de politie en het gerecht. De familie van Loubna werd met de ouders van de andere verdwenen kinderen ontvangen door toenmalig premier Jean-Luc Dehaene en wijlen koning Albert, Loubna’s zus maande de moslimgemeenschap aan tot kalmte, en de uitvaart in de moskee werd op televisie uitgezonden. ‘Loubna is het kind van een heel land geworden’, klonk het. Daardoor groeide het besef dat we meer moesten doen voor de moslimgemeenschap, die duidelijk werd achtergesteld. Er werd voor het eerst zelfs openlijk over migrantenstemrecht gepraat. De dood van Loubna heeft geleid tot meer wederzijds begrip tussen de gemeenschappen, en ik hoop dat het nu weer zal gebeuren.

Loubna Benaïssa was een slachtoffer, maar deze keer zijn het de daders die uit de moslimgemeenschap komen.

KEYTSMAN: De slachtoffers van 22 maart komen uit álle gemeenschappen. En de daders mogen dan moslims geweest zijn, het waren wel ónze jongens. Wij moeten dus heel goed onderzoeken hoe het komt dat zij die aanslagen hebben gepleegd. Het is cruciaal dat we achterhalen waarom die jongeren zo vatbaar zijn voor de verwerpelijke ideologie van de IS. Waarom beslissen sommige moslimjongens om zich op te blazen en een heleboel anderen mee te sleuren in de dood, terwijl de overgrote meerderheid dat niet doet? Met die vragen moet het beleid zich straks bezighouden. Socioloog Luc Huyse riep onlangs politici, academici en ook instellingen op om samen een nieuw samenlevingspact uit te werken. Ik hoop van harte dat die oproep gehoor vindt. Bij iedereen.

Nadat honderden hooligans op Pasen door Brussel trokken, zei PS-burgemeester Yvan Mayeur dat ‘Vlaanderen zijn stad met extremisten was komen bevuilen’. Kan zo’n uitspraak volgens u door de beugel?

KEYTSMAN: We hebben daarover intussen al meer dan 35 meldingen ontvangen. Op moreel vlak kan die uitspraak niet door de beugel, maar uit onze juridische analyse is gebleken dat Mayeur niets strafbaars heeft gezegd. Dat ligt wellicht anders voor zijn reactie op het optreden van de Brusselse politie tijdens de betoging van vorige week. Mayeur beweerde toen dat er alleen een samenscholingsverbod gold voor extreemrechts, en dus niet voor extreemlinks. Dat kan natuurlijk niet: zo’n verbod kan niet afhangen van de lidkaart of de ideologie van de deelnemers. Mayeur is trouwens niet de enige politicus die de polarisatie eerder versterkt dan afzwakt. Van publieke figuren, onder wie politici, verwacht ik nochtans dat ze hun verantwoordelijkheid opnemen en het vuur niet nog meer aanwakkeren.

Vlaams minister-president Geert Bourgeois (N-VA) zei kort na de aanslagen in Knack dat hij op het terrein weinig racisme ziet. Zeker niet bij werkgevers.

KEYTSMAN: Dan ziet hij toch echt iets over het hoofd. Uit een hele stapel nationale en internationale rapporten blijkt duidelijk dat mensen met een niet-Vlaamse naam het heel moeilijk hebben op de arbeidsmarkt. Bepaal- de groepen worden duidelijk achtergesteld en gediscrimineerd. Ik wil het Vlaams Parlement oproepen om dat enorme probleem aan te pakken. Het volstaat niet om decreten goed te keuren waarin staat dat discriminatie op de arbeidsmarkt verboden is. Je moet er ook voor zorgen dat iedereen zich aan de regels houdt, en dat gebeurt nu nog veel te weinig. Verscheidene organisaties, waaronder Unia, gebruiken nu al praktijktests om na te gaan hoe bedrijven reageren op sollicitanten met een vreemde naam. We onderzoeken ook of die tests als juridisch middel kunnen worden gebruikt.

Vindt u het een goed idee dat nieuwkomers straks een document moeten ondertekenen waarin ze verklaren dat ze de vrijheden en de waarden van ons land zullen respecteren?

KEYTSMAN: Ik heb grote twijfels over die nieuwkomersverklaring. Hoe is de tekst tot stand gekomen? Waarom staan sommige dingen erin en andere niet? Hoe komt het dat het parlement de kans niet heeft gekregen om over de inhoud te discussiëren? Ik vind de argumenten van de mensen die de verklaring hebben opgesteld ook nogal bizar. Zo zegt filosoof Etienne Vermeersch dat veel nieuwkomers niet zullen begrijpen wat ze precies ondertekenen, maar dat dat later wel komt. Dat is niet bepaald vertrouwenwekkend. Nochtans hadden ze iets moois van die verklaring kunnen maken.

De antidiscriminatiewet uit 2007 wordt op dit moment geëvalueerd. Wat moet er volgens u veranderen?

KEYTSMAN: Het is hoog tijd dat positieve discriminatie mogelijk wordt gemaakt. Onlangs nog had de VUB het plan opgevat om een aantal jobs voor te behouden voor gevluchte academici, maar dat is op dit moment verboden. Elke vacature moet voor iedereen openstaan. Door middel van positieve discriminatie zouden werkgevers bepaalde bevolkingsgroepen, zoals vluchtelingen maar bijvoorbeeld ook personen met een handicap, echte kansen kunnen geven. Ook voor de woningmarkt zou zo’n wetswijziging positieve gevolgen hebben. Er zijn vandaag al eigenaars die hun woning ook graag willen verhuren aan mensen met een migratieachtergrond. Maar als ze dat expliciet in een advertentie schrijven, overtreden ze de wet. Het zou dus een grote vooruitgang betekenen mocht positieve discriminatie legaal worden.

Gelooft u echt dat veel Belgen zullen openstaan voor positieve discriminatie in een tijd dat de vooroordelen tegenover allochtonen zo hevig oplaaien?

KEYTSMAN: Ik besef heel goed dat de meeste mensen vooroordelen hebben. Ikzelf ook. Een paar jaar geleden ging ik iets drinken met een paar collega’s. Er was toen ook een zwarte dame bij, en ik vroeg haar hoe ze in België was beland. Had ze hier gestudeerd of werk gevonden? Was ze voor haar kinderen naar ons land gekomen? Toen bleek dat de vrouw een voormalige minister van een Afrikaans land was en een bezoek aan België bracht, kon ik wel door de grond zakken van schaamte. Toch was mijn reactie niet zo vreemd. We denken allemaal in stereotypen, want op die manier proberen we de grote boze wereld te structureren. Op zich is daar niets mis mee, zolang we dat beseffen en erover waken dat we nooit de stap zetten naar discriminerend gedrag. Ook discriminatie gebeurt vaak onbewust, en net daardoor is het zo’n hardnekkig fenomeen.

DOOR ANN PEUTEMAN FOTO’S DIEGO FRANSSENS

‘Over de hooligans heeft Mayeur niets strafbaars gezegd. Dat ligt wellicht anders voor zijn reactie op de Brusselse politie.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content