DOOR FRANS VERLEYEN

LANGZAAM GROEIT IETS GOEDS, iets dat moet aangemoedigd worden. Het is nog onvolmaakt en onvolledig, de politieke en rechterlijke macht zijn niet op drie dagen tijd heilig geworden. Toch beginnen ze onmiskenbaar te spreken met een andere en nieuwe toonzetting : zachter, minder parmantig, bijna met een geluid van schuldbesef. Het regeringsconclaaf over de Belgische justitie en haar chaotisch politiewezen verliep nog wat krachteloos, maar de boodschap ervan was duidelijk. Er moet en zal ?iets? gebeuren.

Ook die andere overlegronde, de door Kamervoorzitter Raymond Langendries bijeengeroepen ?Staten-Generaal? (een te pretentieuze term die gauw werd afgevlakt), schaarde zich deemoedig rond de vraag ?om onze op instorten staande politieke democratie? alsnog te redden. De samenstelling van de werkgroep zag er weliswaar niet goed uit (daarom wilden de groenen niet eens meedoen), maar zaterdagavond vertelden de veertien uitgenodigde deelnemers bijna ontroerd over de ultieme eerlijkheid van het gevoerde gesprek dat volgende week zal worden voortgezet.

Ze hadden trouwens al een zakelijke afspraak gemaakt over het verbod van privé-giften aan de studiedienst van de politieke partijen. Bovendien bleken ze het eens te zijn over het ietwat vulgaire karakter van de bepaling in het regeerakkoord die wil dat de coalitiepartijen in het parlement geen wetten mogen goedkeuren via een ?wisselmeerderheid?, dus met toevallige steun van de oppositie. Het waren de partijvoorzitters en, vreemd genoeg, niet de verkozen volksvertegenwoordigers die op de Langendries-conferentie de toon aangaven. Toch verklaarden ze zich bereid die voor het parlement affrontelijke dwangmaatregel op te heffen.

Elders in de Wetstraat hing een even veelbelovende geur van zelfreiniging. De Dutroux-commissie schijnt zich niet te schamen voor het besef dat het Belgische ?systeem? bij volle bewustzijn zijn eigen kinderen, Bende-van-Nijvel-slachtoffers en anderen liet vermoorden. Ze kent nu een aantal griezelige geheimen onder of achter de oorlog tussen de rijkswacht en de gerechtelijke politie. Ze heeft een serene voorzitter, Marc Verwilghen, die net als minister Stefaan De Clerck iets laat vermoeden van wat de nieuwe politieke generatie zou kunnen worden. Dat kan nog van pas komen wanneer straks de bevolking een nieuwe golf van angstaanjagend nieuws waarover de meeste media nog scrupuleus zwijgen over zich heen zou krijgen.

Op de achtergrond kijken de grijze koppen van de hoogste magistratuur bezorgd toe. Het Hof van Cassatie, momenteel helaas niet zo goed in de markt, schreef trouwens een alarmbrief naar de regering en de koning. Mevrouw Eliane Liekendael en haar voorzitter waarschuwen tegen overijlde maatregelen en vragen nu eindelijk zelf om overleg met de politieke wereld. Ze vrezen controle van buitenaf (zoals door de slachtoffers van misdrijven) op gerechtelijk onderzoeksdaden, op de bestraffing en de uitvoering van straffen, op de voorwaardelijke vrijlating van gevangenen, op de benoeming en bevordering van magistraten door een bijzonder college, op de slechts tijdelijke aanstelling voor vijf jaar van de hogere juridische ambten en een erna volgende beoordeling.

Een onbepaald gevoel dat overigens nog altijd bedrogen kan worden vertelt de waarnemer : het wordt nu toch wel menens. De gevolgen van de Witte Mars beginnen hun werk te doen. Er knisperen weliswaar nog veel zandkorrels in het raderwerk. Een roomsrode meerderheid die zich moet buigen over de juiste kalenderleeftijd van schandknapen met wie voorname ministers hun affectief leven opluisteren, voert niet bepaald een begeesterend schouwspel op. Het feit dat na de onmetelijke warboel van het afgelopen half jaar, nog altijd geen opzienbarende straffen of sancties vielen, wekt argwaan. Misschien kan de dreiging van vader Paul Marchal hij overweegt dan toch een eigen Witte Partij op te richten de beroepspolitici hier aansporen tot wat meer doortastendheid.

Die is nog altijd te gering. Van de ongeveer dertig schandalen die momenteel boven het land hangen te zoemen, is nog niet één keurig uitgeklaard. Flauwigheden, zoals de door Johan Vande Lanotte aanbevolen omscholing van postbodes en autobuschauffeurs tot het derde oog van de politie, wijzen op staatkundige of bestuurlijke onzekerheid. En de bevreemdende liefdesaffaire van Binnenlandse Zaken met de stilaan zwaar uitgebouwde rijkswacht ?een halfmilitaire staat in de staat? verraadt een totale ideologische vervaging. Die begon al onder Louis Tobback en zet zich krachtig door onder zijn opvolger : de hartelijke omhelzing van het socialisme en een liefst onder één bevel gebrachte, gewapende organisatie voor opsporing en repressie van sociale verschijnselen. Een raadsel.

NIETTEMIN : DE ZAKEN GAAN BETER dan gisteren mogelijk leek. Het inzicht groeit, de diagnose van de Belgische ziekte wordt gaandeweg nauwkeuriger. Sedert de Witte Mars van 20 oktober schijnt de hele samenleving te willen meewerken aan haar eigen genezing. Maar al die energie houdt zich in dit stadium slechts bezig met het hoe en waarom van de ontwrichting. Straks zal de bevolking stuiten op een veel minder doorzichtige kant van het verschijnsel : het aantal mensen dat ermee gemoeid is. Te vrezen valt dat de getalsmatige omvang van de staatspolitieke en justitiële teloorgang te groot is voor wat een normale democratie daartegen kan doen.

Bij voorbeeld. De regering spreekt nogal achteloos over ?haar? 36.000 politiemensen en ?haar? 11.000 leden binnen de gerechtelijke wereld. Die hoge aantallen staan in geen enkele verhouding tot de kwaliteit van het afgeleverde eindproduct. Wie krijgt daar echter nog zicht op ? Dezelfde massaliteit doet zich voor in de wetgevende, uitvoerende en administratieve machten waarop België drijft. Elke minister die de natie alsnog wil saneren, moet dus beginnen met de verkleining van een hoeveelheid verziekte mensen en problemen. Dat doen artsen met tumoren.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content