Zelfs één jaar na zijn troonsbestijging bekt ‘prins Filip’ nog altijd beter dan ‘koning Filip’. Het land moet nog wennen aan zijn nieuwe vorst, net zoals Albert zijn pensioen nog niet helemaal heeft verteerd. Intussen liggen voor Filip de koninklijke wittebroodsweken achter de rug. Hoe bracht hij het ervan af in vergelijking met zijn voorgangers, de ascetische Boudewijn en de bourgondische Albert? Een vergelijkend overzicht.

1 Wat voorafging

Van de drie laatste koningen is Filip de enige die reikhalzend heeft uitgekeken naar het begin van zijn ‘job’. Voor zijn oom en vader lag dat even anders. Voor Boudewijn was het koningschap zelfs een halve nachtmerrie. Hij was nog maar twintig toen hij staatshoofd móést worden. En dat terwijl zijn vader Leopold III eigenlijk koning had willen blijven. Maar de koningskwestie, inclusief de doden in Grâce-Berleur, had het land op de rand van een burgeroorlog gebracht. Uiteindelijk werd Leopold gedwongen om plaats te maken voor zijn zoon Boudewijn. Omdat die nog geen 21 was, toen de leeftijd van burgerlijke meerderjarigheid, legde hij op 11 augustus 1950 eerst de eed af als ‘koninklijke prins’. Pas een klein jaar later, in juli 1951, tekende Leopold de officiële troonsafstand en werd Boudewijn volwaardig koning.

Al die tijd was zijn vier jaar jongere broer Albert II de troonopvolger. Toch zag niemand hem als de zesde Koning der Belgen. Toen in de jaren zestig duidelijk werd dat Boudewijn en Fabiola kinderloos zouden blijven, gaf Boudewijn snel te kennen dat hij zijn jonge neef ooit als troonopvolger wenste. In de pers verschenen foto’s van beiden, wandelend en keuvelend door het park te Laken. Albert hoefde daar niet bij te zijn.

Officieel was Albert nog altijd de eerste troonopvolger. Dat waren sommigen kennelijk al vergeten: toen in de zomer van 1993 Boudewijn plots overleed in zijn Spaanse buitenverblijf te Motril, verklaarde ex-premier Wilfried Martens op radio en tv dat Filip de nieuwe koning zou worden. Maar intussen had Albert al ‘ja’ geantwoord op de vraag van de regeringstop of hij zijn wettelijke functie zou uitvoeren. Premier Dehaene sloot die avond zijn regeringsmededeling dan ook af met een zin die bijna niemand verwachtte, een oproep aan het land om zich ‘eensgezind te scharen achter de wettelijke troonopvolger, Albert’. Filip (1960), op dat ogenblik 33 jaar, was volgens sommige royaltywatchers erg teleurgesteld. Achteraf gezien is het een zegen dat hij nog twintig jaar heeft kunnen of mogen wachten, dat hij nog prinsheerlijk de tijd kreeg om Mathilde te leren kennen en een kroostrijk gezin te stichten.

Vorig jaar werd steeds duidelijker dat Alberts beste jaren voorbij waren. Zijn gezondheid werd brozer, de politieke crisissen bleven slopend, en het onorthodoxe optreden van Laurent had ook de familiale relaties onder spanning gezet. En dan was er nog Delphine Boël. Mogelijk hielp de troonsafstand van de Nederlandse koningin Beatrix ten gunste van Willem-Alexander bij die beslissing. Albert gunde Filip en Mathilde wat Willem-Alexander en Maxima al mochten doen. Premier Di Rupo werd als enige door de koning op de hoogte gebracht, met de bede het nieuws volstrekt geheim te houden. Tot dusver wijst niets erop dat de eerste minister die confidentialiteit heeft doorbroken. En dus was het toch nog knap verrassend dat Albert vorig jaar op 3 juli tijdens een tv-toespraak aankondigde dat zijn zoon Filip hem op 21 juli als koning zou opvolgen. ‘Hij is goed voorbereid op zijn taak’, liet Albert nog weten.

2 De reputatie

Filip die – eindelijk – ‘klaar’ was voor zijn taak? Zelden heeft België sceptischer uitgekeken naar een nieuwe koning dan vorig jaar het geval was met Filip. Toen Boudewijn zijn vader opvolgde, heerste er vooral opluchting: de jonge koning werd alle tijd gegund om zich aan te passen. Boudewijn had weinig tegen, behalve zijn stugge lichaamstaal, zijn onervarenheid en zijn gebrek aan kennis van het land – van 1944 tot 1950 had hij samen met het gezin van zijn vader in ballingschap in het buitenland geleefd.

Toen Albert de troon besteeg, waren de verwachtingen erg diffuus. Als voorzitter van de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel had Albert tal van handelsmissies geleid. Maar halverwege de jaren zeventig was hij ook minstens één keer genoemd in een Saudi-Arabische smeergeldaffaire. Toenmalig SP-voorzitter Karel Van Miert zei hardop dat het Hof zich had laten gebruiken door ‘gangsters’. Bovendien was het ook ‘geweten’ dat Albert op goede voet had gestaan met de groep Brusselse zakenvrienden van de controversiële Paul Vanden Boeynants. Zij stelden hem bijvoorbeeld appartementen ter beschikking voor private afspraken.

Die twijfel aan Alberts integriteit, of op zijn minst aan zijn niet geheel onbesproken reputatie, was een van de voornaamste redenen waarom Boudewijn Filip wilde klaarstomen voor het koningschap. Vandaar ook dat bij de opvolging van Boudewijn door Albert bijvoorbeeld De Morgen beducht was voor ‘een crisis van het regime’. Boudewijn had het koningschap namelijk opgetild tot een van de meest gezagvolle instellingen van het land. Hoe zou dat verder moeten met een ‘zakenprins’?

De reputatie van Filip was echter nog oneindig slechter. Zelden was er een kroonprins geweest over wie zo lacherig, zo misprijzend en zelfs zo kleinerend werd gedaan – niet alleen in de pers, maar ook door politici onder elkaar. Een interview van Yves Desmet met oud-hofmaarschalk Herman Liebaers leidde tot haast onherstelbare reputatieschade voor Filip. ‘Hij kan het niet’, had Liebaers zich laten ontvallen. Zelfs een blijde aankondiging, zoals die van de geboorte van zijn oudste kind Elisabeth, werd het voorwerp van ongenadige spot: ‘Het is echt een vrouwtje.’ Niets aan Filip was goed. Hij was te houterig, te stijf, te onbeholpen, niet intelligent genoeg, niet welbespraakt, geen man van de wereld maar ook geen intellectueel. Toen de KU Leuven hem een doctoraat honoris causa toekende, kwam er niet alleen protest van de studenten, maar ook van een deel van het academische personeel.

Filip zou ook te zeer opkijken naar het voorbeeld van Boudewijn en zich te zeer laten inspireren door diens ultrakatholieke ethiek en levensvisie. Toen hij tijdens een receptie tegen een paar kritische journalisten riep dat hij ‘een missie’ had, leek hij zelf het bewijs te leveren dat zijn ambitie en koppigheid zijn talent ver overstegen. Aan de vooravond van de eedaflegging van Filip was de sfeer er dan ook een van algehele scepsis.

3 De eedaflegging

In de parlementaire geschiedenis van het land staan eedafleggingen met viltstift aangeduid. Zeker die van Boudewijn verliep dramatisch. De dagen voordien had graaf Arnold de Looz-Corswarem als hevige supporter van Leopold III vanuit de publiekstribune een rookbom in het halfrond gegooid. Het tuig ontplofte vlakbij de socialistische voorzitter Max Buset.

Nog tumultueuzer verliep de eedaflegging zelf. De communistische fractie had afgesproken om collectief beginnen te roepen, maar kamerlid en kameraad Henri Glineur kon het niet houden en riep dan maar als eerste: ‘Vive la république!‘ In het tumult werd die schreeuw toegedicht aan fractieleider Julien Lahaut. Zoals bekend, is dat hem duur te staan gekomen. De ‘moord op Lahaut’ is decennialang onopgehelderd gebleven en hoort samen met ‘de dood van koning Albert I’, ‘de Bende van Nijvel’ of ‘de moord op André Cools’ tot de ‘mythische dossiers’ uit de vaderlandse geschiedenis.

Meer dan veertig jaar na ‘Lahaut’ zag het libertaire kamerlid Jean-Pierre Van Rossem ineens zijn kans schoon om zelf naam te maken. Voor de eedaflegging van Albert II had Van Rossem zijn vaste witte T-shirt – verplicht – moeten inwisselen voor een meer gekleed tenue, waarbij vooral de te korte en te brede cravatte opviel. Als was hij een nieuwe martelaar van de republikeinse zaak, riep hij in een bomvol halfrond: ‘Vive la république d’Europe! Vive Lahaut!‘ Terwijl een geëmotioneerde koningin Fabiola de armen theatraal voor de borst kruiste, maakte Senaatsvoorzitter Frank Swaelen indruk door één keer naar adem te happen en zijn vooraf ingestudeerde reprimande foutloos uit te roepen: ‘Mijnheer, uw gedrag is onwaardig en schandalig, en het hele land zal u veroordelen.’ Waarna Van Rossem een paar uur in een kantoor werd opgesloten. Incident gesloten.

Zo’n stukje theater was het publiek niet gegund bij de eedaflegging van Filip. De nieuwe koning bezorgde het land meteen zijn eerste teleurstelling: zelf maakte hij geen fout. Zelfs de republikeinse en anti-Belgische N-VA hield zich netjes gedeisd. De grootste verrassing kwam er ’s avonds, toen de nieuwe koning deed wat hij op zijn trouwdag als kersverse echtgenoot niet vermocht: met een onstuimige zoen Mathilde versmachten.

4 De entourage

Voor de Wetstraat is het protocol echter slechts bijzaak. Wat de politici bezighield, en bezighoudt, was wie Filip zou bijstaan. Met andere woorden: wie zou zijn kabinetschef worden? Want dat zou meteen ook bepalen voor welke koers de nieuwe vorst zou kiezen.

In de tijd van Boudewijn waren alle partijen het erover eens: in géén geval mocht de koninklijke prins de entourage van Leopold III erven, zoals diens alom gehate secretaris Jacques Pirenne. Uiteindelijk koos Boudewijn de Limburgse gouverneur Hubert Verwilghen, grootvader van de liberale minister Marc Verwilghen, als nieuwe kabinetschef.

Verwilghen had geen echt partijpolitiek profiel. Dat had Boudewijns latere kabinetschef André Molitor ook niet, al werd hij in PSC-hoek gesitueerd. Nog later koos Boudewijn nadrukkelijk voor Franstalige christendemocraten van zeer katholieke signatuur. Na Molitor kwam Jean-Marie Piret, een magistraat die zich actief had verzet tegen de legalisering van abortus en zelfs was opgekomen tegen de vertoning van zedeloze films als Het rijk der zinnen in Brusselse cinema’s. Boudewijns laatste kabinetschef was Jacques van Ypersele de Strihou, ook al een diepgelovige katholiek, maar wel een econoom met internationale ervaring en vooral een behendige politicus. Zij het dat zijn Franstalige netwerk beter was dan zijn Vlaamse contacten. In 1993 bleef ‘Van Yp’ gewoon in dienst bij Albert. Twintig jaar lang heeft Albert nooit met een andere kabinetschef willen werken.

Voor Filip was het echter wel nodig om van kabinetschef te wisselen. Van Ypersele zelf was al 77 jaar, zijn opvolger moest doen wat hij niet meer kon: de communicatie van het paleis moderniseren, het beheer van de koninklijke goederen zakelijker en transparanter maken, en vooral de essentiële rol van de koning als ‘bemiddelaar’ bij politieke crisissen anders invullen. Zeker in Vlaanderen had Laken het verwijt gekregen dat het in 2010-2011 Bart De Wever geen faire kans had gegeven en bewust had aangestuurd op een tripartite zonder N-VA. In dat manoeuvre werd de hand van Van Ypersele gezien.

Dat prins Filip uiteindelijk de Vlaamse christendemocraat Frans van Daele (1947) als zijn kabinetschef koos, werd gezien als ‘een sterk signaal’. Officieel werd Van Daele pas daags na de eedaflegging in zijn functie bevestigd, maar in werkelijkheid voerde hij al de regie over die plechtigheid. Van Daele staat bekend als een van de beste Belgische diplomaten van zijn generatie, met ervaring in Washington, bij de VN, de NAVO en in verschillende Europese functies. Tot zijn aanstelling in Laken gold Van Daele als intelligent, bedreven, discreet en succesvol. En dat is nadien niet veranderd.

5 De familie

Een koning dankt zijn functie en zijn macht per definitie aan zijn afstamming, dus is de koninklijke familie altijd een belangrijke factor. Bij Filip, net als bij Boudewijn, speelt de vaderfiguur een cruciale rol: de ex-koning die nog leeft en die, anders dan in Nederland, de titel van ‘koning’ behoudt. Uiteindelijk moest Filip afstand nemen van Albert, net zoals ook Boudewijn dat – verplicht – moest doen van Leopold.

In het geval van Boudewijn lag dat zeer moeilijk, omdat Leopold echt wilde blijven regeren en staatszaken bleef bespreken met zijn jonge zoon. Alle memoires van politici uit de jaren vijftig getuigen hoe lastig die relatie was, en hoe opeenvolgende premiers hun best deden om de oude koning buiten te werken. En zoals zo vaak gold zelfs voor de ascetische Boudewijn: cherchez la femme. Pas toen hij zelf een vrouw had leren kennen, kon hij afstand nemen van zijn vader. Maar toen was de breuk ook totaal. Na hun huwelijksreis merkten Boudewijn en Fabiola dat het paleis van Laken gewoon was leeggeroofd. Boudewijn zou vader Leopold pas opnieuw spreken op diens sterfbed.

Wellicht loopt het tussen Albert en Filip zo’n vaart niet. Toch is het bijzonder merkwaardig dat de enige keren dat de koninklijke familie het laatste jaar écht negatief in het nieuws kwam, dat telkens te wijten was aan Albert en Paola. Ofwel maakte Paola haar beklag dat er veel te weinig aandacht was voor de broze gezondheid van prins Laurent – die werd dit jaar een tijd in een kunstmatige coma gebracht om te herstellen van een longontsteking. De zaak escaleerde toen Paola, zonder het paleis te kennen, een persbericht de wereld in stuurde: ‘Op dit moment is Laurent mijn meest kwetsbare kind.’ Dat gebeurde achter de rug van Filip, en dus werd de verantwoordelijke voor het bericht gestraft. Luitenant-generaal Vincent Pardoen werd ontheven van zijn functie als hoofd van de hofhouding van Albert. Officieel werd hij vervangen door fregatkapitein Peter Degraer, maar achteraf bleek dat Pardoen in dienst bleef van de ex-koning. Daar bleef het niet bij. Naar aanleiding van zijn tachtigste verjaardag gaf Albert grote tv-interviews. Andermaal zonder voorafgaande toestemming van Filip. Onhandigheid of koppigheid, wie zal het zeggen? Paola zat erbij en zag dat het goed was.

6 De vrouwen

Le roi, c’est la reine: het was een uitspraak die de Waalse politicus en hoogleraar François Perin graag in de mond nam. Ze klopt ook. Toen Boudewijn koning werd, was hij nog niet getrouwd, laat staan dat hij al een relatie had. Maar de tweede echtgenote van Leopold III, Lilian Baels, was een koningin in het diepst van haar gedachten. En zo gedroeg ze zich ook. Met name de socialistische premier Achiel Van Acker was bijzonder argwanend. In zijn dagboek noteerde hij in 1952: ‘Lilian maakt het moeilijk. Wil aan alles deelnemen. Men kon met moeite vermijden dat ze deelnam aan de intrede van Boudewijn in Antwerpen. Ze wil paraderen.’

Nog verontruster was Van Acker over andere verhalen die later dat jaar de kop opstaken. ‘Lilian en Boudewijn reisden naar Tirol in zelfde compartiment met couchettes.’ Eén dag later noteerde hij: ‘Het nieuws van de slaapwagen is juist. Ze vrezen dat het zal uitlekken.’ En begin 1953: ‘Ze telefoneren: “Je suis à toi!” (…) De zaak schijnt reeds verloren in geval van huwelijk.’ En ook al vinden veel historici dat Van Acker zich had laten opnaaien door vaag maar taai geroddel, toch illustreert de zaak hoe weinig greep politici hebben op het familiegebeuren te Laken, hoe claustrofobisch zo’n koninklijke familie kan zijn voor de leden ervan, en hoe verwoestend de sporen van onderlinge conflicten.

Vrouwen hebben altijd het leven en dus de impliciete rangorde in Laken bepaald. Lilian was, in de woorden van historicus Evrard Raskin, ‘de vrouw die Leopold III ten val bracht’. Lilian verdween uiteindelijk met de komst van Fabiola. Die leefde ook al snel in onmin met haar schoonzus Paola. Toen Paola op haar beurt koningin werd, vond zij het belangrijk dat ál haar kinderen bij de uitoefening van de koninklijke functie werden betrokken. Vandaar dat ze ineens allemaal ‘senator van rechtswege’ werden, een functie die in de nieuwe Senaat gelukkig niet meer bestaat. Vandaar ook dat Albert van premier Jean-Luc Dehaene een hogere dotatie bedong, ook voor prinses Astrid en prins Laurent. In zijn memoires geeft Dehaene toe: ‘Achteraf was het wellicht een fout van mij om zo snel en zonder veel nadenken op deze wens in te gaan.’ Die te royale dotatie bleek inderdaad geen geschenk, want daardoor raakte de monarchie in diskrediet bij de eigen bevolking.

In die dotaties is inmiddels flink gesnoeid, waardoor Filip en Mathilde zich kunnen concentreren op hun taak: er zijn. Zich tonen. Delen in algemene vreugde en collectief verdriet. En als het moet: troosten. Vooral koningin Mathilde voelt zich zichtbaar in haar sas. Toen ze na haar huwelijk nog gewoon ‘prinses Mathilde’ was, zei Louis Tobback na een bezoek aan Leuven: ‘Die vrouw is hiervoor gemaakt. Ze is als koningin geboren.’

Mathildes combinatie van een charmante glimlach met wat burgerlijke chic – kleren van Natan! – werkt blijkbaar. In De Morgen sprak China-kenner en VUB-hoogleraar Jonathan Holslag met waardering over het enthousiasme waarmee de Chinese president Xi Jinping te Laken werd ontvangen: ‘De entourage van de president had alleen maar lof over de gastvrijheid die hun op het koninklijk paleis te beurt is gevallen. De banden werden duidelijk aangehaald.’

Zeggen dat een golf van nieuwe koningsgezindheid het land overspoelt, zou bijzonder overdreven zijn, maar de stortvloed van negatieve berichten van de voorbije jaren lijkt met het aantreden van het nieuwe koninklijke koppel toch aardig ingedamd. Zeker, Mathilde heeft ook fouten begaan. Bijvoorbeeld toen ze onlangs nog Rode Duivel Divock Origi met Romelu Lukaku verwarde. Dat leidde tot gegrinnik en grapjes bij alle voetballiefhebbers. Maar die spot leverde haar van de weeromstuit natuurlijk de warme sympathie van tienduizenden Belgische vrouwen op.

7 De daden

Belgische politici hebben hun vorsten nooit echt lange wittebroodsweken gegund. Toen Boudewijn koninklijke prins werd, was het politieke project van de uittredende regering in één klap voorbij, namelijk de koningskwestie zo afwikkelen dat het land weer vooruit kon. Op de dag van de eedaflegging zelf diende premier Jean Duvieusart in de vooravond zijn ontslag in. De prille ‘koninklijke prins’ kon al meteen aan zijn allereerste formatie beginnen. Gelukkig verliep die vlot: Boudewijn benoemde de ervaren Paul Van Zeeland als informateur, en die zorgde ervoor dat een kabinet onder leiding van premier Joseph Pholien een snelle start kon nemen. De relaties van de jonge vorst met de politici bleven nochtans koel. Boudewijn gaf hun de schuld van het ontslag van zijn vader en liet dat ook merken: audiënties verliepen in een glaciale sfeer. Toen een vleugeladjudant hem daarop attent maakte, beet Boudewijn hem toe: ‘Ben ik dan ook al geen meester meer over mijn eigen glimlach?’

De gulle lach was dan weer het kenmerk van Albert. Hij kon het goed vinden met CVP’er Jean-Luc Dehaene, die eerste minister was bij zijn troonsbestijging. Dehaene had die troonsbestijging trouwens zeer listig gebruikt om zijn eigen, moeilijke project in de steigers te helpen. In de inauguratierede van Albert smokkelde Dehaene een verwijzing naar een ‘nieuw sociaal pact’. Zo gaf de koning alvast zijn zegen aan de grootschalige inleveringsoperatie die nodig was om België in de eurozone te loodsen. Een ‘sociaal pact’ is er nooit gekomen, het bleef bij een ‘Globaal Plan’.

De uitdagingen voor het land zijn vandaag nog groter dan toen, en dat maakte de troonsbestijging van Filip een dubbel risico. Had de oude Albert niet beter gewacht met de aflossing van de wacht tot het parlement de staatshervorming had goedgekeurd? En wat als het parlement delicate ethische wetten zou goedkeuren, zoals de in katholieke middens zo omstreden uitbreiding van euthanasie voor minderjarigen? Zou Filip niet heiliger willen zijn dan de wet, naar het voorbeeld van oncle Baudoin?

De feiten zijn anders verlopen. De uitbreiding van de euthanasiewet is goedgekeurd en ze draagt Filips koninklijke handtekening. In de federale regeringsvorming, hoe delicaat ook, heeft Laken zich ditmaal voorlopig nog op niet één klein foutje laten betrappen. In de voorlopig feilloze afhandeling van de formatie ziet de Wetstraat de hand van Frans van Daele. Bart De Wever werd meteen benoemd tot federaal informateur en kreeg alle tijd om een centrumrechtse coalitie te vormen: van enige ‘sabotage’ kon Laken ditmaal niet meer beschuldigd worden.

Maar er is niet alleen de factor Frans van Daele. Filip zelf maakt bij de partijvoorzitters die op audiëntie moeten, geen slechte indruk. ‘Hij is rustig en verstandig’, luidt het. Als er al sprake is van een minpunt, dan is het ‘dat hij misschien iets té oppassend is, zichtbaar beducht om vooral geen fouten te maken’.

Na één jaar lijkt de karikatuur toch heviger dan de werkelijkheid. Toegegeven, de eerste bezoeken van een nieuw koninklijk paar, de zogenaamde Blijde Intredes, zijn natuurlijk één grote oefening in public relations: wie tijdens zo’n tournee geen goodwill kweekt, kan er beter meteen mee stoppen. En een bezoek als dat van Barack Obama aan Brussel en dus aan de koning straalt ook altijd af op de gastheer. Er zijn onaangenamere klussen dan op de Heizel of ergens in Brazilië te moeten applaudisseren voor de Rode Duivels. Of om Nobelprijswinnaar François Englert te mogen ontvangen. Want daar kunnen we niet aan voorbij: Englert, de Rode Duivels, de honderdste verjaardag van de Eerste Wereldoorlog in Flanders Fields, het succes van Stromae, de voorbije twaalf maanden waren vooral een uitstekend jaar voor het ‘merk België’. En op die golf was het voor Filip van België erg prettig surfen.

DOOR WALTER PAULI

Niets aan Filip was goed. Te houterig, te stijf, te onbeholpen, niet intelligent genoeg en niet welbespraakt.

Mathildes combinatie van een charmante glimlach met wat burgerlijke chic – kleren van Natan! – werkt.

In Vlaanderen kreeg Laken het verwijt dat het in 2010 Bart De Wever geen faire kans had gegeven en had aangestuurd op een tripartite zonder N-VA.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content