Aarschot is de enige Vlaamse gemeente die het geld van het Nationaal Fonds voor de Oorlogsschade niet opnam.

Het begijnhof van Aarschot dateert van 1259. Toen schonk de graaf van Leuven, Hendrik III, de begijnen een hofstede nabij de Demer. Aan de rand van de hofstede verrezen in 1510 de ’s Hertogenmolens, een destijds gedurfd bouwwerk en vandaag nog altijd de grootste en krachtigste watermolen van het land. Deze revolutionaire constructie herbergde niet zo lang geleden nog de laatste glasmaalderij van het land. Hij werd omwille van zijn grote historische waarde door voormalig minister van Monumentenzorg Johan Sauwens (VU) in een masterplan (1991) opgenomen, dat de hele site moest herwaarderen.

In de molenaarswoning zouden toeristische activiteiten georganiseerd worden, terwijl de VZW Tsap de waterkracht van de draaiende turbines zou benutten (zie ook Knack, 19 juli ’95, ?De molen moet draaien?). Van deze plannen kwam niets in huis en de molens bereikten een alarmerende staat van verval. Dat lot delen de molens met wat nog over is van het begijnhof. Bij het doortrekken van de Stationsstraat (1861) werd de begijnhofkerk afgebroken en het besloten begijnhof werd in twee delen gesplitst. Nadat in 1944 het stadscentrum was gebombardeerd, werd één beschadigde vleugel van het in 1936 als monument gerangschikte begijnhof in dezelfde stijl heropgebouwd. De andere vleugel werd alleen afgebroken, waardoor het begijnhof tot vandaag een gapende wonde vertoont. In het bijzonder plan van aanleg (BPA) was nochtans voorzien dat er sociale woningen moesten komen, waarvan ?de architectonische vormgeving zich moest richten naar een harmonische inpassing in het stadslandschap.? Met andere woorden, de nieuwbouw moest respect opbrengen voor de historische omgeving.

De 50 miljoen frank die het Nationaal Fonds voor Oorlogsschade ter beschikking had, werd door de stad Aarschot nooit opgevraagd. In 1992 doekte de toenmalige vice-premier Guy Coëme (PS) het fonds op. Hij spoorde wel de achtergebleven gemeenten aan om alsnog een subsidiedossier in te dienen. Aarschot liet andermaal niets van zich horen.

Niet lang daarna drong het zelfs tot in Aarschot door dat er een immense flater was begaan. De eigenaar van het begijnhof, het stedelijk Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Werk (OCMW) probeerde alsnog het geld binnen te halen. Maar de kans dat Aarschot nog in extremis de vijftig miljoen zou recupereren, is heel klein geworden. Het geld is op, en op de huidige begroting zijn er geen middelen voorhanden. Omdat Aarschot de enige Vlaamse gemeente is die vergat haar aandeel op te vragen, krijgt het verhaal ook een communautair kleurtje. Tegenover de 50 miljoen frank aan Vlaamse kant, staat namelijk de 1,2 miljard frank die de nonchalante Waalse gemeenten Vielsalm, Houffalize, Bastenaken en Luik aan hun neus hebben laten voorbijgaan. Het alsnog uitbetalen van het fonds zou een nieuwe geldstroom naar Wallonië in gang zetten. Maar geld is er nodig, want de laatste originele vleugel van het begijnhof is er zeer slecht aan toe. Volgens OCMW-voorzitter Willy Leers (SP) staan deze tot het begin van de jaren zeventig bewoonde huizen op instorten.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content