Vriendelijk en bescheiden, een echte nationaalsocialist was hij volgens zijn nazibroeder Joseph Goebbels. In werkelijkheid was Heinrich Himmler vooral een geremde man met een uitgesproken wil om die remmingen te overwinnen. Een gesprek met biograaf Peter Longerich.

Mensen terroriseren. ‘Het kan zijn dat Himmler dat leuk vond, maar hij toonde het niet openlijk. Goebbels beleefde er plezier aan, en in veel opzichten is dat angstaanjagender’, zegt biograaf Peter Longerich. Van de ene oorlogsmisdadiger naar de andere. Tien jaar, met onderbrekingen, wijdde Longerich aan de levensbeschrijving van Reichsführer-SS Heinrich Himmler, chef van het politie- en terreurapparaat van de nazi’s.

PETER LONGERICH: In Himmlers leven was het zoeken naar een ersatz voor religie belangrijk. Hij was katholiek opgevoed en zocht een alternatief. Dat vond hij in het domein van de extreme volksnationale ideologieën. Ook de germanofilie, de in die dagen in Duitsland wijd verspreide verering van het Germanendom, markeerde hem sterk. Hij las de romans van Werner Jansen, een vandaag niet meer bekend schrijver. Daar vond hij een romantische wereld waarin hij kon wegdromen. De germanofilie stelde die vrij geremde, terughoudende mens in staat om zich dingen voor te stellen die in zijn werkelijke leven niet voorhanden waren. Eerst ging het om utopieën ( zoals het Groot-Germaanse rijk, nvdr), die een Reichsführer-SS wellicht maar over honderd jaar zou kunnen realiseren. Dat dacht hij toch. Tussen 1938 en 1941 begon hij echter te beseffen dat hij al tijdens zijn leven tot verwezenlijking zou kunnen komen. Dat was een geweldige stimulans in de beslissende jaren vanaf 1938, waarin hij ook een massamoordenaar werd. Tegelijk was hij een zeer beheerst en rationeel denkend man, een politicus die wist dat je bepaalde dingen maar in bepaalde periodes kan doen. Als een kolonisatiebeleid niet opportuun is, dan doe je even iets anders. Dan bouw je bijvoorbeeld een politieapparaat op.

Een andere belangrijke lijn in zijn leven had te maken met het feit dat hij net te jong was om zich tijdens de Eerste Wereldoorlog te onderscheiden. Hij wilde officier worden maar slaagde daar niet in, en heel zijn latere leven lang probeerde hij zich tot officier te stileren.

De jonge Himmler studeerde landbouwkunde in München, toen een stad van extreme politieke en culturele contrasten.

LONGERICH: De roep van München als liberale stad – ‘München geeft licht’, schreef Thomas Mann – was na 1900 eigenlijk voorbij. De krachten die tegen de culturele moderniteit opkwamen, hadden de bovenhand genomen. Na 1900 was de hoofdtendens in de stad zeer conservatief, katholiek, en in toenemende mate extreem volksnationaal en rechtsradicaal. Himmler groeide op in een milieu dat totaal niet beïnvloed werd door cultureel modernistische ideeën. Tegelijk omarmde hij de moderniteit op het vlak van wetenschappen, biologie en het militaire.

Irrationele ideeën en moderne inzichten verenigd in één persoon?

LONGERICH: Hij groeide in die moderne tijd op en mislukte in de burgerlijke maatschappij, want hij bleek niet in staat om een burgerlijk beroep uit te oefenen. In zijn irrationele, atavistische voorstelling merk je een protesthouding tegen de moderniteit. Aan de andere kant maakte hij ook gebruik van alle instrumenten van de moderne tijd. Denk maar aan zijn uitbouw van de politie in de jaren dertig. Dat was zeer modern.

Nogal wat Joden waren toonaangevende wetenschappers, maar Himmler bleef een rabiaat antisemiet. Hoe kwam dat?

LONGERICH: Het antisemitisme dient als een passe-partout waarmee je alles kan verklaren. Als dingen niet functioneren zoals je je voorstelt, dan zijn het altijd de Joden die daar schuld aan hebben. Alles wat aan de moderne ontwikkeling schadelijk en cultureel verderfelijk is, valt tot de Joden te herleiden. Als je zo’n zonderling wereldbeeld hebt, is dat een ideale verklaring voor dingen die je anders niet kunt begrijpen.

München heeft internationaal nog altijd een wat conservatieve roep.

LONGERICH: Beieren is natuurlijk conservatief, hoewel de CSU er bij de laatste verkiezingen de absolute meerderheid verloor. München is echter sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog een liberale stad, meestal geregeerd door sociaaldemocraten, zoals nu. Ik zit zelf in een commissie voor de bouw van een documentatiecentrum over de geschiedenis van het nationaalsocialisme. Het komt op het terrein van het voormalige braune Haus, en wordt gebouwd door de stad, de conservatieve deelstaat en de federatie. Het budget is er, binnenkort wordt de directeur benoemd, en er wordt een architectuurwedstrijd uitgeschreven. Met andere woorden: er is amper zestig jaar verstreken ( lachje) en de stad München houdt zich al met haar eigen verleden bezig. In de commissie hebben we een goed concept bedacht voor het centrum: we willen proberen te begrijpen waarom München binnen het nationaalsocialisme zo’n belangrijke rol kon spelen. De atmosfeer is dus fundamenteel veranderd.

Bent u toevallig in München beland?

LONGERICH: ( lacht) Ik woon niet in München om de genius van het nationaalsocialisme beter te kunnen begrijpen. Het is vooreerst een aangename stad, waar het zeer goed leven is. Maar ten tweede is het, als je over die thema’s schrijft, een uitstekende standplaats wegens de bibliotheken en archieven. Vooral het instituut voor contemporaine geschiedenis en de staatsbibliotheek, de op één na grootste bibliotheek van Duitsland. Wie in Duitsland aan die onderwerpen werkt, moet in München of in Berlijn wonen, omdat daar de bronnen zijn. Ik heb me lang afgevraagd of ik niet in Berlijn zou wonen, waar mijn thema’s nog meer in trek zijn en waar nog meer instituten ermee bezig zijn. Maar het werd dus München.

In zijn jeugd houdt Himmler een dagboek bij. Daaruit komt hij naar voren als een onzeker mens.

LONGERICH: Zijn persoonlijkheid vertoont twee belangrijke kenmerken: geremdheid en een uitgesproken wil om die remming te overwinnen. Zelfbeheersing en zelfoverwinning zijn erg typerend voor een burgerlijke opvoeding. Je moet zijn ontwikkeling dan ook zien in de omstandigheden van die tijd. Om zijn remmingen te compenseren zoekt hij zijn toevlucht in een uitgesproken mannenwereld. Hij wordt lid van een duellerend studentencorps en beoefent in zijn vrije tijd paramilitaire activiteiten. Daarin ligt de samenhang tussen zijn zuiver persoonlijke ontwikkeling en zijn latere ontwikkeling tot politicus: de aanleg van zijn karakter determineert hem om die weg in te slaan. Er komen natuurlijk nog andere dingen bij kijken. Was de economische situatie in 1922 schitterend geweest, dan had hij waarschijnlijk een baan aangenomen en een tevreden leven als zakenman of zo geleid.

Hij was gesteld op fatsoenlijkheid?

LONGERICH: Het woord fatsoenlijkheid is zeer dubbelzinnig in zijn taalgebruik. In een brief aan zijn vrouw heet het: ‘Ik ben altijd zo flink en fatsoenlijk, maar ik zou ook graag eens onflink en onfatsoenlijk zijn.’

En in een rede voor hoge militairen in Poznan zegt hij in 1943 dat je degenen die je uitroeit fatsoenlijk moet behandelen.

LONGERICH: Als hij zegt ‘men moet zijn vijanden fatsoenlijk behandelen’, dan bedoelt hij dat je niet extreem wreed mag zijn. Je mag je vijanden dus wel ombrengen maar niet extra sadistisch zijn of je er niet mee verrijken. Nochtans is dát precies wat de SS heeft gedaan. Zij brachten hun vijanden op een onfatsoenlijke wijze om. Dat wist hij ook, en daarom zag hij zich zo genoodzaakt om telkens weer die fatsoenlijkheid te benadrukken. De SS presenteerde zich voor de buitenwereld als een achtenswaardige organisatie, maar ze was naar haar eigen maatstaven niet achtenswaardig. En dat wisten de SS’ers natuurlijk zelf ook. Dat is een voorbeeld van kleinburgerlijke dubbelmoraal: ik bedrieg mijn vrouw niet maar natuurlijk bedrieg ik haar. Dat soort huichelarij vind je vaak terug in een burgerlijk milieu.

Aan de manier waarop hij de SS formeerde kun je persoonlijke trekken van Himmler aflezen, schrijft u.

LONGERICH: Hij gebruikte verschillende strategieën om de schijn te wekken dat de SS een homogene organisatie was. Zo vertoonde de manier waarop hij leiding gaf aan zijn personeel grote gelijkenissen met zijn eigen opvoeding. Hij was als een vader en opvoeder voor zijn mannen. Dat is helemaal niet wat je van een Duits militair leider zou verwachten. Daarbij bestond er geen onderscheid tussen het private en het ambtelijke leven. Een ander element is zijn poging om binnen de SS geheime cultussen en rituelen te creëren. Dat komt dicht in de buurt van zijn ersatzreligie en pseudo-religieuze voorstellingen. Een derde element is de morele codex voor de SS, die precies beantwoordt aan wat hij zichzelf altijd voorhield: je moet sterk zijn, je moet fatsoenlijk zijn, je moet je bewijzen, er bestaat geen probleem dat je niet kan oplossen. Wat hij als jongeman voor het slapengaan had opgeschreven, hield hij later zijn mannen voor.

U werkt nu aan een biografie over een ander nazikopstuk, Joseph Goebbels. Kun je hem en Himmler met elkaar vergelijken?

LONGERICH: Er zijn overeenstemmingen, maar ook reusachtige verschillen. Himmler kwam uit een burgerlijk en Goebbels uit een kleinburgerlijk milieu. Beiden waren zeer katholiek en hadden grote problemen om hun katholieke geloof op te geven. Beiden waren academici, wat bij de NSDAP zeldzaam was. Aan de andere kant hadden ze een heel verschillende persoonlijkheidsstructuur. Himmler was geremd en probeerde zijn geheime wensen op een andere manier uit te leven, onder meer in een vorm van voyeurisme. Hij verschuilde zich achter een façade die hij voor zichzelf optrok. Goebbels was daarentegen volledig geëxtraverteerd. Hij was een klassiek voorbeeld van een narcistische stoornis, en was sterk afhankelijk van de bijval van anderen. Zo hield hij er ook van om met anderen te spreken over zichzelf, zijn gevoelens en zijn privéleven.

Wat betekende het systeem voor hen?

LONGERICH: Beiden waren in staat om een klein imperium rond hun persoon op te bouwen en zich daarin volledig uit te leven. Himmler speelde het klaar om zich bij de SS volledig te ontplooien. Hij werd uiteindelijk niet ouder dan 44 jaar, maar toen had hij uit een wereld van complexen en remmingen al iets reusachtigs opgebouwd, wat een compensatie voor hem was. En bij Goebbels was het net zo. Stelt u zich voor: iemand die afhankelijk is van de bijval van anderen bouwt een imperium voor zichzelf op dat de hele dag alleen maar zegt: ‘Goebbels is de grootste, Goebbels is de grootste redenaar, Goebbels is fantastisch.’ Dat is het absolute summum voor een narcist: de wereld net zo maken als hij hem wil hebben. Het interessante aan dat systeem is juist dat het die persoonlijkheden zoveel ruimte gaf. En vooral dat ze beiden in zekere zin op de juiste manier werden ingezet. De ene was de geknipte figuur voor de Geheimpolizei en de misdaden, de andere was de juiste man voor de propaganda en de manipulatie van de publieke opinie.

Himmler hield er ook een eigen rassentheorie op na.

LONGERICH: Voor Himmler kan bijna iedereen Germaan zijn, als hij maar de juiste ingesteldheid heeft. Ik heb geprobeerd om de rassentest op hem toe te passen, en hij scoort niet bijzonder goed. Maar zelf beeldde hij zich in dat het noordse element het bepalende element in zijn wezen was, omdat hij die ingesteldheid had. In het boek wordt duidelijk hoe onzinnig dat rassenbegrip is, omdat het volgens de gebruikte methode totaal verschillend kan worden toegepast.

Nog zo’n begrip: Untermensch.

LONGERICH: Aan het einde zegt Himmler dat Lenin en Stalin waarschijnlijk Germaanse elementen in zich moeten hebben gehad, want anders konden ze nooit zo succesvol zijn.

En wat met de Bosnische moslims die hij in zijn Waffen-SS integreerde?

LONGERICH: Die beschouwde hij weliswaar niet als Germanen…

… maar raciaal bevond hij ze in orde. Voor je er erg in hebt, verandert Himmler een begrip in zijn tegendeel.

LONGERICH: Ja, als je je een beetje met de logica, of beter de onlogica, van die rassentheorie bezighoudt, dan zie je dat de nazi’s nooit geprobeerd hebben om de gezamenlijke Duitse bevolking, die in Duitsland leefde, raciaal te evalueren. Wat zou daar uitgekomen zijn? Hoe hadden ze bijvoorbeeld de honderdduizenden mijnwerkers uit Polen in het Ruhrgebied moeten catalogeren? Ze raakten dat thema niet eens aan omdat ze wisten dat ze meteen voor enorme problemen zouden staan.

Naast zijn absolute Jodenhaat had Himmler ook een verschrikkelijke afkeer van Polen.

LONGERICH: Ja, en nochtans was Polen tot 1938 een nauwe bondgenoot van het Derde Rijk. De idee dat de Polen ‘Slavische Untermenschen’ zijn, duikt pas op bij het begin van de Tweede Wereldoorlog. De Polen behoorden tot de groep mensen die hij om racistische redenen het meest verachtte. Daarom zijn er wél Bosnische, Russische en Galicische hulptroepen van de Waffen-SS geweest, maar nooit Poolse.

Was Himmler niet gewoon een machtspoliticus?

LONGERICH: Ik zou hem in de eerste plaats inderdaad als een machtspoliticus beschouwen, niet zozeer als een geboren ideoloog. Hij was in staat om ideologie altijd zo uit te leggen dat ze nooit zijn machtspolitieke doeleinden in de weg stond. Vanuit zijn persoonlijkheidsstructuur kon hij zelf niet de opperste führer zijn, hij moest zich altijd aan Hitler onderwerpen. Dat functioneerde op tweeërlei manieren. In de eerste plaats had hij duidelijk ingezien dat de hele positie van de SS erop berustte dat zij een absoluut betrouwbaar instrument van Hitler was, dat er een absolute loyaliteit moest zijn. En aan de andere kant paste dat weer binnen zijn persoonlijkheid: hij kon niet op een gelijkwaardige manier met mensen omgaan. Hij moest andere mensen onder controle hebben of hij moest zich aan hen onderwerpen. Daarom was het voor hem ook ondenkbaar geweest om met Hitler op hetzelfde niveau te spreken en bijvoorbeeld te zeggen: ‘We voeren een verkeerde politiek. Moeten we die niet veranderen?’ Goebbels heeft dat in zekere zin wel geprobeerd.

In de nacht van 19 april 1945 verdedigde Himmler zijn daden tegenover de Joodse gezant van de Zweedse regering, Norbert Masur.

LONGERICH: Wat hij hem vertelde, was een spinsel van leugens.

Die hij zelf geloofde?

LONGERICH: Dat denk ik niet. Veeleer vanuit zijn overtuiging dat Joden leugenaars en bedriegers zijn, en dat je met hen alleen kunt praten als je de grootste leugenaar, de grootste bedrieger bent. Maar had hij de oorlog overleefd, was hij in Nürnberg aangeklaagd, en was Masur als getuige opgetreden, hoe was hij dan overgekomen? Als iemand die consequent zijn rassenpolitiek had gevolgd en ten slotte geprobeerd had om zaakjes te doen met de overlevende Joden? Daarmee had hij zich ook tegenover zijn eigen mensen in een totaal onmogelijke positie gewerkt.

Met een valse identiteit sloeg hij op de vlucht, werd aangehouden en herkend, en beet een gifcapsule stuk. Hij eindigde niet als een held.

LONGERICH: Zo komt het dat er niet zoiets als een Himmlermythe bestaat. Rechtsradicalen gaan naar het graf van Hess, maar ze doen geen poging om het graf van Himmler te vinden.

De geallieerden beschouwden Himmler als oorlogsmisdadiger nummer 1. En Hitler dan?

LONGERICH: Hitler probeerde om de verantwoordelijkheid voor die misdaden op anderen af te schuiven, en zijn eigen rol te verbergen door geen geschreven stukken na te laten. Maar in de bronnen zijn er voldoende aanwijzingen dat Hitler en Himmler altijd met elkaar over de misdaden communiceerden. Himmler was slim genoeg om telkens weer naar Hitler te gaan en die te laten bevestigen dat wat hij deed juist was. Er zijn genoeg documenten waaruit blijkt dat Himmler voorstelt om honderdduizenden mensen om te brengen en Hitler zegt: ‘Ja. In orde.’ De terreur van de nazi’s kreeg door toedoen van Himmler een bijzondere efficiëntie. Hij is degene die de politiek uitgevoerd heeft. Het systeem functioneerde zo dat Hitler leiders als Himmler of Goebbels veel ruimte liet voor eigen initiatief. Maar de grote misdaden zijn niet zonder zijn toestemming gebeurd, en sterk volgens zijn intenties.

Himmler zag de brutaliteiten elke dag letterlijk onder ogen.

LONGERICH: We weten dat hij leed onder de ‘plichten’ die hij op zich nam. Hij had maagproblemen, kennelijk psychosomatische klachten. Een keer zei hij: ‘Ik moet mij beheersen, ik moet mij vermannen.’ Dat had hij in zijn opvoeding meegekregen: ‘Het moet gebeuren, het is mijn plicht.’ Aan de andere kant probeerde hij zichzelf wijs te maken dat hij moreel hoogwaardige arbeid verrichtte. Dat wat hij deed juist en goed was, en tot heil van het Germaanse volk. Maar ergens wist hij ook wel dat dit niet klopte.

DOOR JAN BRAET/ FOTO’S CORBIS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content