Terwijl minstens 10 procent van de tieners in West-Europa met ernstige psychiatrische problemen kampt, krijgt maar 2,5 procent hulp. Thuisbehandeling zou al veel kunnen oplossen, maar voorlopig blijft het bij proefprojecten.

Antwerpen, een doordeweekse namiddag drie weken geleden. Evy (13) is zwaar gedeprimeerd, ziet het allemaal niet meer zitten, wil er een eind aan maken. Ze is op de dool door de stad. De politie pikt haar op. Na overleg met haar ouders blijkt een opname in een psychiatrisch ziekenhuis noodzakelijk. In heel Vlaanderen probeert de politie een plek voor haar te zoeken. Tevergeefs. Noodgedwongen brengt Evy de nacht in de cel door.

Vorige week is het meisje eindelijk in een psychiatrisch ziekenhuis opgenomen, nadat de artsen speciaal voor haar plaats hadden vrijgemaakt in hun agenda. Voorlopig heeft ze het overleefd, wat niet geldt voor alle jongeren die met de tekorten in de jeugdpsychiatrie geconfronteerd worden. Sommige suïcidale tieners plegen zelfmoord als ze na een crisisopname wegens plaatsgebrek uit een psychiatrische instelling worden ontslagen.

De tienertijd wordt vaak als de leukste periode uit een mensenleven beschouwd. Maar voor een deel van de jongeren verloopt de overgang van de kindertijd naar de volwassen wereld allesbehalve rooskleurig. Veel jongeren doorstaan in hun puberteit heftige, verwarrende gevoelens. Hun lichaamsgroei, de vorming van hun eigen identiteit en hun eerste seksuele ervaringen roepen sterke, tegenstrijdige gevoelens op van versmelting en intense verlatenheid. Veel jongeren zijn onzeker en somber. Voor een deel hoort dat bij de puberteit, maar in eenvijfde van de gevallen is er meer aan de hand.

Dan ontaardt somberheid bijvoorbeeld in een laag zelfbeeld, depressieve gedachten of het een of andere psychiatrische probleem. ‘De helft van hen, zomaar eventjes 10 procent van alle tieners, lijdt aan een psychiatrische aandoening die invloed heeft op hun ontwikkeling en de manier waarop ze functioneren. Je kunt het vergelijken met een handicap’, zegt professor Dirk Deboutte, diensthoofd van het Universitair Centrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie Antwerpen. ‘Amper 2,5 procent van de jongeren krijgt op de een of andere manier psychiatrische hulp, en dan doe ik nog geen uitspraak over de kwaliteit ervan.’ Onderzoek van de internationaal gerenommeerde Nederlandse epidemioloog en hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie Frank C. Verhulst (Universiteit Rotterdam) leert dat slechts 18 procent van de West-Europese jongeren die zelf vinden dat ze een psychiatrische behandeling nodig hebben ook daadwerkelijk hulp krijgt. Deboutte: ‘Als u morgen met uw suïcidale tiener voor een dringende crisisopname bij ons komt aankloppen, zal u de achtste of negende in de rij zijn. Uw tiener zal onmogelijk bij ons kunnen blijven, en u zal wellicht enkele weken moeten wachten vooraleer hij kan worden opgenomen. In heel Vlaanderen zijn er net als in de buurlanden aanzienlijke wachtlijsten voor acute zorg in de kinder- en jeugdpsychiatrie. In 2002 hebben we de noden in onze sector onderzocht op vraag van de federale overheid, die daar 100.000 euro voor heeft betaald. De resultaten staan in het uitvoerige rapport Het zal uw kind maar zijn, maar kennelijk is het in de een of andere lade verdwenen.’

ZIELENKNIJPERS OVER DE VLOER

Jongeren kunnen aan heel uiteenlopende psychiatrische stoornissen lijden, die soms ook nog eens samen voorkomen. Naast tieners die opgroeien met ADHD (3 tot 5 procent) of autisme (0,5 tot 2 procent) zijn er nog specifieke psychiatrische problemen die in de puberteit voor het eerst opduiken. Het flagrantste probleem is zelfbeschadiging (in Vlaanderen 7 procent). Daarnaast blijft het aantal zelfmoordpogingen bij tieners toenemen en lijdt in West-Europa 5 procent van de jongeren aan angststoornissen en 2 tot 2,5 procent aan depressies en heeft 2 procent gedragsstoornissen. Dirk Deboutte nam in 2004 ook 32 tieners op met psychotische symptomen. ‘Het jongste patiëntje was amper twaalf jaar oud’, zegt hij. Nu jongeren alsmaar vroeger fysiek volwassen worden, krijgen ze kwalen die zich vroeger alleen bij volwassenen manifesteerden.’

Volgens Peter Adriaenssens, kliniekhoofd kinderpsychiatrie in het Universitair Ziekenhuis Gasthuisberg, ziet het ernaar uit dat het aantal jongeren met psychiatrische klachten in Europa verder zal toenemen. ‘In de Verenigde Staten groeit de groep aan van 20 tot 30 procent’, zegt hij. ‘Zo’n stijging zouden we bij ons toch absoluut moeten voorkomen. Sinds kinderpsychiatrie in België een aparte discipline is geworden, is er al meer aandacht voor de psychische noden van jongeren. Artsen, onderwijzend personeel en ouders zien meer problemen en ook de kennis over de aandoeningen wordt groter. Dat is natuurlijk hoopgevend, maar het beleid lijkt niet in staat te zijn om die toename van de kennis over psychiatrische behandelingen bij te benen.’ Nochtans zou er al veel kunnen worden opgelost door aanpassingen aan de organisatie en de financiering van de psychiatrische hulpverlening. De invoering van mobiele psychiatrische teams bijvoorbeeld, die aan psychiatrische ziekenhuizen verbonden zijn en de jongeren thuis opzoeken.

Op die manier werd Tom (18) geholpen, en hij en zijn ouders zijn vol lof over de thuisbehandeling. Toen hij 16 jaar was, kreeg Tom heel zware hyperventilatieaanvallen, waardoor hij geregeld met de ambulance werd afgevoerd. Een paar keer kwam er zelfs een MUG bij te pas om hem door het oog van een naald te halen. ‘Toen ik zo in het Leuvense Gasthuisbergziekenhuis terechtkwam, stonden er twee psychiaters bij mijn bed’, zegt hij. ‘Ze wilden weten wat ik het liefst doe in mijn vrije tijd. Vrije tijd? Dat woord kende ik niet. Mijn leven was toen zo chaotisch dat ik er maar moeilijk orde in kon scheppen. De psychiaters hebben toen beslist om me thuis verder te helpen via een psychiatrisch team van het ziekenhuis. Eerst was ik ontzet bij de gedachte dat een hoop zielenknijpers bij me over de vloer zou komen! Maar al snel bleek het beter mee te vallen om thuis geholpen te worden dan in een steriele ziekenhuisomgeving. In het begin kwam de psychiatrisch verpleegkundige twee keer per week, later maar één keer. Zij heeft me geholpen om mijn probleem aan te pakken. Zo is ze met me mee geweest naar school en gaf ze me opdrachten. Vier maanden lang heb ik de evolutie zelf in een dagboek bijgehouden.’

DE EEUWIGE PROEFFASE

‘De grondlegger van de multisysteemtherapie is de Amerikaanse professor psychiatrie Scott W. Henggeler (Medical University of South Carolina)’, zegt Peter Adriaenssens. ‘Hij noteerde opmerkelijk goede resultaten met mobiele psychiatrische equipes, zogenaamde outreaching teams, van psychiaters, verpleegkundigen en therapeuten die op een intensieve manier kinderen en jongeren thuis begeleiden. Vier maanden lang komt zo’n team dagelijks bij de patiënten thuis over de vloer. In geval van nood kunnen de begeleiders opgeroepen worden. Ze gaan er prat op binnen de 20 minuten bij het gezin te kunnen zijn.’

De multisysteemtherapie is uit financiële overwegingen opgestart, maar bleek betere resultaten op te leveren dan een opname in een jeugdpsychiatrische afdeling. Adriaenssens: ‘Door jongeren thuis intensief te begeleiden, weten de teams van Henggeler het herval van 70 tot 20 procent terug te dringen. Omdat de patiënt niet in het beschermde milieu van een leefgroep wordt opgenomen, moet hij zich achteraf ook niet weer aan het gezinsleven aanpassen. Bovendien is er geen gevaar dat hij probleemgedrag, zoals zelfbeschadiging, van andere patiënten overneemt, zoals in psychiatrische afdelingen soms gebeurt. Zijn ouders, die het heft de hele tijd in handen blijven houden, krijgen ook opvoedingsondersteunende begeleiding.’

Psychiatrische thuisbehandeling zit in ons land nog altijd in een proeffase. Er lopen ondertussen al vier jaar proefprojecten, die zich elk op een beperkte doelgroep richten, zoals baby’s in Brussel, kinderen in Antwerpen en adolescenten in Leuven. De halfjaarlijkse evaluatieverslagen dat elk proefproject bij de federale overheid moet indienen, zijn keer op keer positief. Daarom dringen de Vlaamse kinder- en jeugdpsychiaters er bij de overheid op aan om die thuisbegeleiding snel voor heel Vlaanderen en voor de verschillende leeftijdscategorie- en in te voeren. Navraag van Knack bij de overheidsdienst leert dat daartoe nog altijd geen enkele beslissing is genomen. De lopende projecten worden alleen geëvalueerd ‘om verder bij te sturen’. De gevolgen zijn nefast.

‘Psychiatrische thuisbehandeling is vooral een verhaal van centen’, beklemtoont professor Deboutte. ‘In Antwerpen financiert het universitair ziekenhuis samen met het OCMW al enige tijd zélf een psychiatrisch thuisbehandelingsteam, dat in 2004 alleen al zo’n vijfhonderd heel jonge kinderen thuis heeft begeleid. Maar de fondsen kalven af. Als de overheid niet overneemt, moeten we de mobiele equipe afschaffen.’

‘De versnippering van bevoegdheden tussen verschillende ministers en overheden (federaal, Vlaams, gezondheid, welzijn, justitie) voorkomt een daadkrachtig en efficiënt beleid’, aldus Peter Adriaenssens. ‘Misschien moeten we, zoals in Nederland, een staatssecretaris voor het Kind aan het werk zetten zodat alle noden van kinderen en jongeren overkoepelend en globaal kunnen worden aangepakt.’

MARLEEN TEUGELS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content