Trauma’s van de geschiedenis: de kolonisatie gezien door de ogen van de Congolezen. En nee, ze verlangen niet terug naar het kolonialisme.

Martin Ewans, ‘European atrocity, African catastrophe. Leopold II, the Congo Free State and its aftermath’, RoutledgeCurzon, Londen, 284 blz., euro 34.

Lees hoe over Belgiës koning Leopold II wordt geschreven: ‘Hoe je het ook bekijkt, Leopold was een monster – een man met enorme talenten, maar ook iemand zonder principes, die bereid was om op grote schaal te liegen en te bedriegen om zijn doel te bereiken.’ Dat schrijft de Britse diplomaat Martin Ewans in zijn recente European atrocity, African catastrophe. Dit goed gedocumenteerde, zij het niet spectaculair vernieuwende boek is de zoveelste geschiedenis van de Belgische kolonisatie van Congo die uitloopt op een striemende aanklacht. (zie ook Knack, 29 januari 2003)

Dat avontuur begon met de wrede exploitatie vanaf 1885, toen Congo eerst Leopolds privébezit was en in 1909 officieel een Belgische kolonie werd. Volgens Ewans ontbreekt het aan statistieken om te kunnen berekenen hoeveel Congolezen Leopolds uitbuiting het leven heeft gekost. Daarvoor worden al eens aantallen tot tien miljoen genoemd. Maar hij twijfelt al evenmin aan de naar het genocidaire neigende gewelddadigheid van dat bewind.

België zette, weliswaar met de scherpste kantjes ervan afgevijld, Leopolds regime voort. Daarin lag ook de reden voor het fiasco van de dekolonisering in 1960 – en dus niet in een intrinsieke onbekwaamheid van de Congolezen. In de meeste kolonies ging het niet beter toe en, aldus Ewans, mogelijk steekt Belgisch-Congo daarbij vergeleken zelfs iets gunstiger af. Maar de wortels van Afrika’s ongeluk vandaag liggen in die geschiedenis. En ook nu is nog altijd sprake van uitbuiting en genocide – deze keer niet actief, maar door onverschilligheid.

GEEN NOSTALGIE

Hoezeer racisme, geweld en ongelijkheid de menselijke verhoudingen in Belgisch-Congo bepaalden, blijkt uit het boekje Onze Congo? waarin de Gentse antropologe Bambi Ceuppens het collectieve geheugen van de Congolezen over de koloniale tijd onderzoekt. Ze argumenteert met overtuiging en engagement, wat een gedreven en erg leesbaar essay oplevert (al had de uitgeverij haar tekst wat liefdevoller mogen bejegenen). Precies haar antropologische invalshoek, die de context probeert te reconstrueren waarin opvattingen over het verleden ontstaan, levert een scherp beeld van de koloniale verhoudingen.

Ceuppens heeft vooral aandacht voor voedsel en seksualiteit, vanwege de grote symbolische betekenis daarvan voor het menselijk bestaan. Want wie de controle daarover bezit, heeft ook de macht in handen. In de confrontatie van de Congolese ervaring met de Belgische, komt vooral het grote culturele onbegrip tussen beide groepen aan het licht. De Belgische visie reveleert een uitgesproken superioriteitswaan: de Congolees was een ‘kind’ dat moest worden opgevoed en bevoogd. Dat werd door de zwarte ervaren als een permanente vernedering en een met geweld in stand gehouden, structurele ongelijkheid en onmacht.

Een (nog altijd) wijdverspreide mythe die daaruit voortvloeide, wil dat de Belgen, ook missionarissen, op grote schaal Congolezen opaten, al is niet altijd duidelijk of deze idee alleen een symbolische betekenis had dan wel als een realiteit werd beschouwd. In alle geval drijft de conclusie boven dat de Belgen de Congolezen niet als volwaardige medemensen aanzagen, maar als een lagere soort, als consumeerbare dieren. Bewijst de mythe de primitiviteit van de Congolezen? Zeker niet, aldus Bambi Ceuppens. Ook de zogezegd beschaafde Belgen nemen soortgelijke mythen voor waar aan, waarbij ze wijst op de gelijkenissen tussen de Congolese kannibalenverhalen en de Belgische stadslegenden en samenzweringsmythen, bijvoorbeeld rond het kindermisbruik door ‘hooggeplaatsten’ in pedofilienetwerken. Beide zijn mythes die een fundamenteel wantrouwen in de gevestigde macht weerspiegelen.

Niets menselijks is de Congolezen vreemd. Het leidt Ceuppens tot een bewogen pleidooi voor de stelling dat er tussen Congolezen en Belgen meer gemeenschappelijkheid dan verschil bestaat. Want de kolonialistische verblinding houdt stand. Nog altijd geloven de Belgen graag dat in Congo een nostalgie naar de koloniale tijd bestaat. Niks van, stelt Bambi Ceuppens, de nokos (oompjes) die men in Congo graag uit België ziet terugkeren, zijn niet de paternalistische suikernonkels van vroeger, maar mensen die, eindelijk, in respect en wederkerigheid bijstand willen verlenen aan gelijkwaardige mensen met wie ze een brok geschiedenis delen.

Bambi Ceuppens, ‘Onze Congo? Congolezen over de kolonisatie’, Davidsfonds, Leuven, 112 blz., euro 9,95.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content