Virologe Martine Peeters ligt mee aan de basis van de ontdekking dat het aidsvirus bij de apen ontstaan is, en de sprong van aap naar mens maakte. Een gesprek over wetenschap met maatschappelijke gevolgen, en over angst voor virussen.

Ze lijkt oprecht bezorgd over de chimpansees in de zoo waar het gesprek plaatsvindt. Vanwaar komen de dieren? Ze blijken uit een familiecircus te komen, waar ze een ongemakkelijk leven in krappe kooien leidden. Nu hebben ze wat meer ruimte, en een vorm van familie.

De Vlaamse virologe Martine Peeters is een voor een topwetenschapster nogal timide vrouw die in het oog van een storm terechtkwam toen ze ontdekte dat de chimpansee de oorsprong is van het aidsvirus. Wat impliceerde dat het virus ooit de sprong maakte van de ene aap naar de andere, van de chimpansee naar de mens.

Peeters begon haar onderzoek aan het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen, bij de wereldvermaarde aidsbestrijder Peter Piot. Ze ging er aan de slag als werkloze met vrijstelling van stempelcontrole, in de hoop een contract voor een verblijf in Afrika los te krijgen. Dat lukte, en ze trok naar Gabon, waar ze de Franse aidsepidemioloog Eric Delaporte ontmoette. De twee werden een stel, een complementair stel, zeggen ze zelf, de ene in het ziekenhuis, de andere in het laboratorium. Nu hebben ze samen een onderzoekscentrum in het Franse Montpellier.

De speurtocht naar de geheimen van het virus blijft hen boeien. En andere virussen liggen op de loer om de sprong naar de mens te maken.

Hoe kwam u erbij om de bron van het aidsvirus in apen te situeren?

MARTINE PEETERS: Er zijn twee grote types van het aidsvirus: het algemene hiv-1 en het hiv-2 dat veel zeldzamer is en vooral in West-Afrika voorkomt. Er was al een link gelegd tussen hiv-2 en bepaalde kleine apensoorten. We zijn in Gabon begonnen met het testen van alle apen die we konden vinden op de aanwezigheid van een aidsvirus. Tot onze verrassing vonden we het vrij snel in twee chimpansees.

Het was dus toch onverwacht?

PEETERS: Het was een open vraag, maar als we niet zouden zijn gaan kijken, hadden we het nooit geweten.

Was de hypothese van de sprong uit een aap er toen al?

PEETERS: Nog niet voor hiv-1. Aanvankelijk wilde niemand ons geloven. We hebben heel wat moeite gehad om onze ontdekking gepubliceerd te krijgen.

Wordt zoiets dan niet geverifieerd?

PEETERS: Men zei gewoon dat het niet kon. Uiteindelijk heeft het vakblad Aids het bekendgemaakt. De sequentie van het virus is later door het Franse Institut Pasteur in het topvakblad Nature gepubliceerd, maar daar waren wij niet bij betrokken.

Zitten u en uw echtgenoot’s avonds dan te klagen over tegenwerkingen?

PEETERS: Nee hoor, het hoort er blijkbaar allemaal bij. En zo erg was het nu ook weer niet. Wij wilden gewoon ons werk doen.

Heeft Peter Piot altijd in uw verhaal geloofd?

PEETERS: Ja, hij heeft me altijd gesteund. We zijn contact blijven houden, zelfs nadat hij aan het hoofd van de aidsorganisatie van de Verenigde Naties was gekomen.

Na uw eerste ontdekking bestond wel de hypothese van de sprong van aap naar mens?

PEETERS: Dat werd inderdaad onze werkhypothese. We hadden er nog geen beeld van hoe het is kunnen gebeuren, maar we zagen overal waar we kwamen in Afrika dat er apen te koop werden aangeboden.

In feite deed u aan avontuurlijke wetenschap: constant door de jungle trekken?

PEETERS: Het was toch vooral spannend in het laboratorium, als we onze resultaten begonnen te krijgen. Maar het is een aangename afwisseling als je een expeditie kunt opzetten om stalen te verzamelen.

Dan is er dus de hypothese. Hoe gaat zoiets verder?

PEETERS: Je gaat in eerste instantie kijken hoe dicht de virussen die we in de chimpansees vonden tegen het menselijke aidsvirus aanliggen. Je moet een soort virusverwantschap opstellen, en dat duurt een tijd, zeker omdat we er lang over gedaan hebben om mensen ervan te overtuigen geld in ons onderzoek te steken. We konden ons idee dus niet meteen gaan testen op de intensieve manier die nodig was om het goed te doen. We moesten er daarenboven over waken dat we geen extra druk op de apen legden. We wilden vermijden dat we door onze wetenschap de jacht op beschermde apen zouden stimuleren.

Dat men de apen zou willen uitroeien omdat ze een aidsvirus droegen?

PEETERS: Of dat ze apen zouden beginnen te schieten voor ons onderzoek. Met Peter Piot hebben we zelfs chimpansees uit dierentuinen getest. Daar zat een dier bij dat illegaal was ingevoerd en door de douane in beslag was genomen, en dat ook drager van een aidsvirus bleek te zijn. De zoo in kwestie wilde het niet meer houden, dus hebben we het overgedragen aan een Nederlandse instelling voor de opvang van chimpansees.

Een soort chimpanseerusthuis?

PEETERS: Ja, er mogen geen proeven met apen gebeuren. Er zitten tussen de honderd en de tweehonderd dieren, die vooral in gevangenschap zijn gekweekt voor wetenschappelijk onderzoek.

Zou u zelf proeven op apen doen om een idee te testen?

PEETERS: (gedecideerd) Nee, nooit. We zijn na het gebeuren met de zoo-aap zelfs gestopt met het testen van dieren in zoos. We wilden vermijden dat er nog meer dieren gebannen zouden worden omdat we er een virus in vonden.

Hebben zoos er geen belang bij te weten of hun apen drager zijn?

PEETERS: Voor de bezoekers van een zoo is er geen enkel risico op overdracht, want het virus vereist intens contact om de sprong naar de mens te kunnen maken. Voor het verzorgend personeel zou het toch nuttig kunnen zijn te weten dat er een risico is. We zijn dan op zoek gegaan naar andere manieren om ons onderzoek voort te zetten.

U moest noodgedwongen de Afrikaanse jungle in?

PEETERS: Niet echt de jungle, want we wilden geen dieren schieten. We zijn in 1999 in Kameroen maandenlang langs de markten getrokken, waar we hier en daar apenbloed te pakken kregen. Daarmee konden we aantonen dat heel wat apen met een aidsvirus besmet zijn. Het probleem was dat bijna niemand wilde toegeven dat er chimpansees op die markten lagen, omdat ze beschermd zijn en niet bejaagd mogen worden. Gelukkig zijn we na verloop van tijd uit de nood geholpen door de ontwikkeling van een speciale techniek in de Verenigde Staten, waarmee de aanwezigheid van een aidsvirus op niet-invasieve wijze kan worden aangetoond.

Niet-invasieve wijze?

PEETERS: Via onderzoek van viraal RNA (ribonucleic acid) in uitwerpselen. Het volstond het woud in te trekken en uitwerpselen van chimpansees te zoeken om de aanwezigheid van het virus aan te tonen. Tot onze grote verrassing vonden we onlangs zelfs een aidsvirus in een gorilla, dat sterk verwant is aan het chimpanseevirus, hoewel we er geen idee van hebben hoe het de sprong van chimpansee naar gorilla gemaakt zou kunnen hebben. Misschien hebben dus ook gorilla’s een rol gespeeld in de sprong van het virus naar de mens.

Hoe maakte het virus de sprong van chimpansee naar mens?

PEETERS: Dat moet via de jacht gegaan zijn, door rechtstreeks bloedcontact. Als met een virus besmet bloed van een gedode chimpansee via een wonde in contact komt met bloed van een jager kan het de sprong maken. We speuren daarom ook naar de aanwezigheid van andere apenvirussen in jagers, maar die hebben we nog niet gevonden.

Er zijn verschillende virussen in het apenbloed?

PEETERS: Er zijn veel virussen en varianten van virussen, en elke apensoort heeft zijn eigen ‘aids’-virus. We vinden er voortdurend nieuwe bij. Die blijken gelukkig niet allemaal even succesvol in het maken van een sprong. We weten dat er voor hiv-1 drie keer een sprong van aap naar mens is geweest, getypeerd als M, N en O. Alle drie hebben ze zich in de mens kunnen verspreiden, maar alleen M is verantwoordelijk voor de wereldwijde epidemie. Van type N zijn er slechts een twintigtal gevallen in Kameroen beschreven, en type O behelst ongeveer 1 procent van de aidsgevallen in Kameroen en de omringende landen. Voor hiv-2 zijn er minstens acht sprongen geweest, waarvan er slechts twee zich verder verspreid hebben.

Waarom is specifiek groep M en niet de rest globaal gegaan?

PEETERS: Dat weten we niet. We onderscheiden nu negen subtypes van dat M-virus, waartussen meer dan veertig recombinanten ontstaan zijn: mengelingen van verschillende subtypes die vervolgens op zichzelf verder evolueren.

Verandert het virus meteen na de sprong in een mensenvirus?

PEETERS: Het virus verandert niet per se, hoewel het zich in een mensenlichaam misschien een beetje zal aanpassen, want het betreft toch een andere biotoop dan een apenlichaam. In feite verandert vooral de naam: een siv (van apen) wordt een hiv (van mensen), maar het kan hetzelfde virus zijn, dat zich pas nadien aanpast.

Er is een theorie dat de mens met aids besmet is geraakt door poliovaccins in Congo die op basis van chimpanseebloed gemaakt waren.

PEETERS: Dat was storend, vooral omdat het snel duidelijk was dat er weinig of geen argumenten waren om de theorie te steunen, terwijl het poliovaccin een efficiënt vaccin was dat zo in diskrediet raakte. De theorie bracht dus kinderlevens in gevaar. Maar ik hoor er niet veel meer van, dus veronderstel ik dat de theorie een stille dood aan het sterven is. Hoewel je op het internet nog altijd de vreemdste hypothesen vindt over het ontstaan van aids, zoals de stelling dat het uit een Amerikaans militair laboratorium ontsnapt is.

Hebt u de plaats van de belangrijkste sprongen in kaart kunnen brengen?

PEETERS: We weten dat het in het westen van Centraal-Afrika gebeurd moet zijn, in Zuidoost-Kameroen, Gabon, Congo. De virussen van de chimpansees daar zijn veel meer verwant aan het hiv van de mens dan bijvoorbeeld de virussen van chimpansees in Oost-Congo. In het Lobeke-reservaat in het uiterste zuidoosten van Kameroen is een derde van de chimpansees drager van het virus – dat is veel.

En de timing van de sprongen?

PEETERS: Er wordt van uitgegaan dat het vooral in de jaren dertig van de vorige eeuw is gebeurd.

Is het bekend hoe het virus vanuit Afrika de rest van de wereld heeft veroverd?

PEETERS: Er zijn aanwijzingen. Zodra de besmetting zich stevig in de mensenpopulatie genesteld heeft, kan het snel gaan. We weten dat er binnen Afrika een sterke verspreiding is geweest via prostituees langs routes die veel door vrachtwagenchauffeurs gebruikt worden. De eerste stap buiten Afrika zou tussen 1960 en 1975 gezet zijn, met één of meerdere besmette mensen die vanuit Congo in Haïti zijn terechtgekomen. Vandaar is het virus naar de VS gegaan, waar het zich vooral via de homoseksuele gemeenschap en drugsgebruikers heeft verspreid.

De virussen reizen de wereld rond en veranderen onderweg?

PEETERS: Ja. In Centraal-Afrika vinden we alle types en subtypes. In de VS vinden we alleen subtype B, in Zuid-Amerika B en F, die zich vervolgens gaan mengen zijn, in Zuidoost-Azië E en A, maar in China B en C. Het is een heel ingewikkeld plaatje.

Hoe is het bij ons terechtgekomen?

PEETERS: Het virus reist echt met mensen mee. Er zijn veel bewegingen tussen Afrika en Europa, dus moeten er veel kansen op besmetting zijn geweest. Er zijn verschillende subtypes rechtstreeks vanuit Afrika Europa binnengekomen, en het subtype B dat in Amerika terechtkwam, is vandaar naar hier gekomen. De globalisering heeft het virus veel kansen gegeven.

Het spoor van het oprukkende virus is goed te volgen?

PEETERS: We kunnen het vrij goed in kaart brengen. Tijdens de burgeroorlogen in Congo is het subtype C van het virus uit Zuid- en Zuidoost-Afrika mee opgerukt tot in Congo’s hoofdstad Kinshasa, waar het zich goed genesteld heeft. Het is meegebracht door soldaten van Zimbabwe die meevochten met het leger van Laurent-Désiré Kabila. We weten dat het aidsvirus oorspronkelijk ook in Kinshasa onder de mensen is beginnen te woekeren, maar dat is op ongeveer 1000 kilometer van de plaats in Zuidoost-Kameroen waar we het chimpanseevirus gevonden hebben dat het meest aan dat van de mens verwant is, en waar dus waarschijnlijk de sprong naar de mensenwereld is gemaakt. Misschien heeft het virus zich via besmette jagers over de rivieren verspreid, misschien zit het ook in chimpanseepopulaties in Gabon of Congo, maar dat hebben we nog niet goed kunnen onderzoeken.

Waarom niet?

PEETERS: Het is omslachtig om expedities op te zetten om op grote schaal chimpansee-uitwerpselen in het woud te gaan zoeken. Daarenboven moet je er altijd voor op je hoede zijn dat de mensen die je inhuurt je om de tuin kunnen leiden: uiteindelijk krijg je alleen uitwerpselen te zien, en soms schotelen ze je dingen van andere apen voor die ze gemakkelijker te pakken hebben gekregen.

Worden apen ook ziek van de virussen?

PEETERS: Er zijn maar enkele gevallen van zieke apen beschreven, en dan meestal in gevangenschap, als ze ouder worden dan in de natuur het geval zou zijn. Meestal kunnen ze er goed tegen.

Hebben ze in de loop der tijden een soort weerstand ontwikkeld?

PEETERS: Waarschijnlijk wel. Verschillende teams proberen te begrijpen hoe het gegaan is, maar uitsluitend in laboratoria op bloedstalen. Er zijn voorlopig geen technieken die toelaten dit in het woud te bestuderen.

Wordt de gorilla er ziek van?

PEETERS: We hebben de besmetting alleen via onderzoek van feces kunnen aantonen. Het is heel moeilijk gorilla’s in het wild te zien te krijgen, dus we kunnen op geen enkele manier vaststellen of ze een soort aids hebben. We blijven ze wel volgen. We kunnen via een specifieke analyse van elke hoop uitwerpselen die we vinden nagaan van welke individuele aap hij is. Misschien zal dat op termijn iets opleveren.

Heeft het risico op een besmetting met aids de jacht op apen verminderd?

PEETERS: We hebben aan ons werk sterke educatiecampagnes gekoppeld, met betrekking tot de bescherming van apen en de volksgezondheid, die in de afgelegen delen van Centraal-Afrika waar nog apen leven niet sterk is uitgebouwd, en dat is vriendelijk uitgedrukt. Maar of dat werkt, weten we niet. De mensen hebben er niet veel alternatieven voor de jacht om in leven te blijven. Je kunt natuurlijk wel proberen de handel te verminderen.

Maar de mensen zijn zich bewust van het probleem?

PEETERS: Tja, mensen in Afrika staan anders tegenover sterven en ziek zijn dan wij. Er heerst veel bijgeloof. Ze worden ziek omdat ze een duiveltje gezien hebben of door een tovenaar zijn vergiftigd. Het is onmogelijk een cultuur van de ene dag op de andere te veranderen. Ook bij ons veranderen mensen hun gedrag niet altijd als ze weten dat ze van iets ziek kunnen worden.

Ze blijven roken ondanks het risico op longkanker?

PEETERS: Dat is daar een mooie illustratie van.

Maakt u zich zelf zorgen over een besmetting als u veldwerk in Afrika doet?

PEETERS: Nee.

Is de strijd tegen de ziekte aids op de goede weg?

PEETERS: Het is moeilijk om het virus efficiënt te bestrijden. Er zijn veel varianten, en die veranderen voortdurend, zodat het moeilijk is het onder controle te brengen. Ik denk dat het nog lang gaat duren voor er een goed vaccin komt. Dat kan alleen als er een stukje van het virus gevonden wordt dat veel minder verandert dan de rest. De enige optie op korte termijn is het virus remmen. We kunnen de ziekte onder controle houden met een combinatie van aidsremmers, maar we kunnen niet genezen.

Mensen lijken hun bezorgdheid over aids toch wat verloren te zijn?

PEETERS: Voor de patiënten is er de jongste twintig jaar veel veranderd. Ze kunnen nu met aids in leven blijven, maar het vergt een levenslange behandeling met een steeds wisselende cocktail van aidsremmers om te vermijden dat het virus in hun lichaam resistent wordt. Er worden gelukkig steeds nieuwe remmers ontwikkeld. Enkele Vlaamse bedrijven zijn voortrekkers in het onderzoek naar goede aidsremmers.

Sommige mensen blijken een aangeboren weerstand tegen het aidsvirus te hebben.

PEETERS: Ja, en we weten jammer genoeg nog altijd niet waarom, want het zou een goede indicatie kunnen zijn om het virus efficiënt te bestrijden. Er zijn nog te weinig goed gedocumenteerde gevallen van resistente mensen om zicht te krijgen op een algemeen principe.

Als u een verkoudheid of een griepje hebt, kijkt u daar als virologe anders tegen aan dan wij?

PEETERS: Nee, ik ga naar mijn huisarts, zoals iedereen.

Waarom komen griepvirussen vooral uit Azië en aidsvirussen uit Afrika?

PEETERS: Dat heeft vooral met de verspreiding van de oorspronkelijke dragers te maken. De apen in Azië dragen geen aidsvirussen. Griepvirussen schuilen in andere dieren, onder meer in gevogelte.

Waarom is het aidsvirus dodelijk voor de mens en een griepvirus niet?

PEETERS: Elk virus is anders. Niet alle aidsvirussen zijn trouwens even dodelijk. In griepvirussen zit ook een brede waaier van effecten.

Maakt u zich zorgen over doemscenario’s van dodelijke virusepidemieën op globale schaal?

PEETERS: Aids heeft in een dikke twintig jaar tijd meer dan 60 miljoen mensen besmet, van wie er ondertussen 20 miljoen gestorven zijn. Per 150 mensen is er nu één met het aidsvirus besmet. Dat is toch een scenario om van wakker te liggen.

Wat is het spectaculairste virus dat u kent?

PEETERS: Ik vind aids behoorlijk spectaculair hoor, met zijn dramatische effect op wereldschaal. Het ebolavirus dat nu in gorillapopulaties woekert in Centraal-Afrika is spectaculair omdat het zo’n sterke doder is. Het doodt een mens in enkele dagen tijd, terwijl het aidsvirus daar vele jaren over doet. Bepaalde vogelgriepen moeten we zeker in het oog houden. Als die erin zouden slagen niet alleen van kippen of eenden naar mensen te springen, maar ook de sprong van mens tot mens te maken, kunnen ze voor grote problemen zorgen. Het goede nieuws is dat we met aids bewezen hebben dat we een zware virale infectie in de hand kunnen krijgen. De eerste gevallen van de ziekte werden begin jaren tachtig beschreven, en minder dan tien jaar later waren de eerste bestrijdingsmiddelen beschikbaar. Dat is bemoedigend.

MET DANK AAN DE ZOO VAN OLMEN, WAAR HET GESPREK PLAATSVOND. WWW.Olmensezoo.be.

DOOR DIRK DRAULANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content