De regeringstop ging in Congo zijn ambities voor vrede en ontwikkeling uitleggen. Maar het zijn niet altijd de meest aangename lui met wie ze moeten onderhandelen.

Hoog gezeten op het voorzittersgestoelte van het Palais de la Nation, het parlement in de Congolese hoofdstad Kinshasa, fluisterden premier Guy Verhofstadt (VLD) en naast hem gezeten president van Congo, Joseph Kabila, elkaar af en toe wat in het oor. Ondertussen waren staatssecretaris van Ontwikkelingssamenwerking Eddy Boutmans (Agalev) en de Congolese minister van Buitenlandse Zaken Leonard She Okitundu ijverig bezig met het ondertekenen van vier samenwerkingsakkoorden, voor het oog van tal van Congolese en Belgische dignitarissen. ‘Ze vragen zich af wat we elkaar vertellen’, opperde Verhofstadt. Hij had even niet gelet op het dozijn openstaande microfoons vlak voor zijn neus.

Ja, wat hadden ze elkaar verteld?

Het was vorige zaterdag, 30 juni. Precies 41 jaar eerder had zich in datzelfde, sindsdien nauwelijks gemoderniseerde – maar wegens opgeschorte democratie ook niet al te veel gebruikte – halfrond van het parlement de soevereiniteitsoverdracht voltrokken waarmee het toenmalige Belgisch Congo zijn onafhankelijkheid verwierf. Hier kreeg het roemruchte incident zijn beslag tussen koning Boudewijn en Congo’s kersverse eerste minister Patrice Lumumba. Boudewijn had in een nogal paternalistisch en hautain klinkende toespraak de lof gezongen van het door zijn voorganger Leopold II gestichte koloniale regime, Lumumba repliceerde daarop met een gloedvolle aanklacht tegen het racistische karakter van de Belgische heerschappij. Het kwam tussen die twee nooit meer goed.

Anderhalve generatie later zijn de tijden veranderd. Voor het eerst sinds Wilfried Martens (CVP) ruim een decennium geleden eens te meer verzonk in de blubber van de dubbelzinnigheden die de Belgisch-Congolese relaties sinds 1960 altijd kenmerkten, kwam nog eens een Belgische eerste minister naar Congo. Om te werken, niet voor een dagenlange tournee door het land, het scenario dat premiers in vroeger tijden in Congo meestal te verwerken kregen. Dat eindigde wel eens in ondoordachte liefdesverklaringen aan land, volk en leiders. Verhofstadt ontdekte daarentegen een volgens hem schromelijk onderschatte ‘continentale oorlog’, waar zeven landen bij betrokken zijn, waarin al miljoenen doden vielen en die Congo helemaal aan de afgrond heeft gebracht.

DE DEUR PLATLOPEN

Verhofstadt kwam het werk afronden waarvoor zijn vice-premier en minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel (PRL) nu al anderhalf jaar in de weer is: meehelpen om vrede te stichten in het al jarenlang door oorlog verscheurde Centraal-Afrika. ‘De kern van het regeringsbeleid’, zo noemde de premier dat, enigszins geflatteerd. Daar hoorde niet te veel gezeur over vroeger bij; hij hield het bij een vage verwijzing naar een ‘innerlijke spiegel’ op de grens van goed en kwaad, tussen goede bedoelingen en onhandigheden. De premier spaarde de harde woorden op voor de actualiteit. Hoewel het niet in zijn oorspronkelijke tekst stond, bracht hij met zoveel woorden de corruptie van de Congolese politiek ter sprake of verwees hij naar het recente, ‘onweerlegbare’ rapport waarin Amnesty International de Congolese overheid van systematische folterpraktijken beschuldigt.

De echo van Louis Michel weerklonk het duidelijkst in wat Verhofstadt daar in het Palais de la Nation te melden had over zijn intenties: dat België in Centraal-Afrika alleen de vrede wil dienen en geen verborgen agenda heeft. En wie nog eens het gerucht durft te herhalen dat een zoon van minister Michel van plan is om in Congo in zaken te gaan, krijgt een proces aan zijn broek. Toch lopen dezer dagen weer tal van Belgische – en andere – zakenlui de deuren van Congolese ministers plat, hopend op lucratieve contracten voor de wederopbouw van het land. Zozeer zelfs dat SP-kamerlid Dirk Van der Maelen al het spookbeeld van nieuwe witte olifanten oproept, de geldverslindende maar verder geheel nutteloze prestigeprojecten, die mee verantwoordelijk zijn voor de immense buitenlandse schuld van zoveel derdewereldlanden.

Maar de Belgische regering is het dus niet om zakelijke belangen te doen, wel om vrede en solidariteit. ‘Ik wil geen misverstand laten bestaan’, zei Verhofstadt. ‘We laten ons niet leiden door welke bijgedachte dan ook. Het gaat er niet om, niet meer, nooit meer, om ons te laten inspireren door dubbelzinnige motieven of twijfelachtige speculaties. De tijd van de bezweringen en zeker van de paternalistische sermoenen is voorbij.’

Dat laatste kon Boudewijn postuum in zijn zak steken.

EEN GEZEGLIJKER PRESIDENT

Het was dan, ironisch genoeg, uitgerekend aan president Kabila om toch nog ‘het genie’ van Leopold II aan te roepen. Daar had hij een goede reden voor. Hij prees dat genie omdat het ‘mijn land de grenzen gaf die vandaag de zijne zijn.’ Dat kon tellen als sneer aan het adres van Congo’s oostelijke buurlanden Rwanda, Uganda en Burundi, want hun militaire aanwezigheid in Congo geeft aan dat zij zich niet zo veel aantrekken van de door Leopold zo kundig getekende grenzen. Samen met hun stromannen in de gewapende rebellie bezetten met name Rwanda en Uganda tenslotte straks al drie jaar lang haast de helft van Congo’s territorium.

De oorlog heeft zogezegd veiligheid, democratie, machtsdeling en ontwikkeling als inzet, maar eigenlijk gaat het veel meer om brute macht of over de vraag op wiens bankrekeningen de opbrengsten van Congo’s bodemrijkdommen moeten terechtkomen. Hoewel alle in Congo oorlogvoerende partijen twee jaar geleden het vredesakkoord van Lusaka hebben ondertekend, krijgt dat pas de jongste maanden een begin van uitvoering: de buitenlandse troepen beginnen zich terug te trekken, het wapenbestand houdt min of meer stand, de Verenigde Naties (VN) konden hun blauwhelmen uitsturen, de zogeheten intercongolese dialoog, die de politieke macht in Kinshasa moet democratiseren, komt schuchter op gang, bij sommige strijdende partijen slaat de oorlogsmoeheid toe, de nieuwe president Kabila lijkt wat gezeglijker dan zijn voorganger, zijn begin dit jaar vermoorde vader Laurent-Désiré Kabila.

Die ontwikkelingen aanzag de Belgische regering als een window of opportunity, een unieke kans voor een gewaagd en spectaculair initiatief: de premier met Michel en Boutmans voor de jaarlijkse onafhankelijkheidsfeesten naar Congo sturen. En om bij die gelegenheid de Belgisch-Congolese samenwerking weer op gang te brengen met de vier op 30 juni ondertekende programma’s, samen goed voor 795 miljoen frank (19,707 miljoen euro). Om het symbolische effect niet te ontkrachten, belette de premier zelfs op tamelijk botte wijze dat Boutmans al begin vorige maand voor een werkbezoek naar Congo trok. Maar even dreigde de symboliek averechts uit te pakken. De vrees groeide dat de Congolese bevolking al te grote verwachtingen zou koesteren, die uiteindelijk alleen op een ontgoocheling konden uitdraaien. Maar ter plekke viel dat wel mee. Noch in de straten van Kinshasa, noch bij het onafhankelijkheidsdefilé kon de publieke belangstelling voor het hoge Belgische bezoek overweldigend worden genoemd. Congo gelooft niet meer in dromen.

Tussen twee haakjes, in Kinshasa kwam de Waalse minister van Landbouw José Happart (PS) zich vorig weekend plots geregeld voor de tv-camera’s wringen. Hij had zichzelf in het regeringsvliegtuig uitgenodigd, om iets schimmigs te gaan regelen in verband met een Waalse gift van gieters (!) en een bestelautootje. ‘Ziedaar de defederalisering van Ontwikkelingssamenwerking in de praktijk’, smaalde een (federaal) politicus.

En zo gebeurde het, mede door het toeval van de kalender, dat Verhofstadt zich vorige zondag, bij de officiële start van het Belgische EU-voorzitterschap, in Congo bevond. Want de ambitie ligt hoog: België wil een voorzet geven om Europa te mobiliseren voor een actieve inzet in Centraal-Afrika. Al zal dan wel nog moeten blijken hoe groot het enthousiasme van de Europese partners zal uitvallen. Maandag, meteen na zijn terugkeer, stelde Verhofstadt het thema al aan de orde bij de Europese Commissie en vandaag, woensdag, doet hij hetzelfde in het Europees parlement. En de komende weken reizen onder anderen EU-commissaris voor Ontwikkelingszaken Poul Nielson, de EU-Hoge Vertegenwoordiger van het Buitenlands Beleid Javier Solana en de Franse minister van Buitenlandse Zaken Hubert Védrine naar Kinshasa. Maar het Verenigd Koninkrijk waarschuwde Verhofstadt er vóór zijn vertrek dan weer voor om de EU toch maar niet te engageren in een al te voortvarend, voluntaristisch beleid.

LAATSTE DER GETROUWEN

Binnen de regering is de voorbije weken een hard robbertje geknokt over het ‘actieplan’ dat als blauwdruk moet dienen en dat vorige week in het parlement ter discussie voorlag. Daarbij was er aanvankelijk zelfs sprake van om maar meteen de in 1990 opgeschorte structurele samenwerking te hervatten, van budgetsteun (rechtstreekse injecties in Congo’s overigens onbestaande staatsbegroting) of van een kwijtschelding van de inmiddels tot 51,85 miljard frank (1,28 miljard euro) opgelopen schuld van Congo aan België. Het zal allemaal wat minder zijn. Al wil Verhofstadt de kabinetsraad morgen, donderdag, doen instemmen met de uitkering van de in 1990 bevroren leningen van staat tot staat, samen 334 miljoen frank (8,38 miljoen euro), die vooral de elektriciteitsmaatschappij SNEL ten goede moet komen.

Veel vers geld zal de Congolese regering zelf toch niet zien; het grootste part gaat rechtstreeks naar niet-gouvernementele organisaties en de projecten zelf. Niet alleen bestaat de vrees dat anders niet alle geld terechtkomt waar het thuishoort, bovendien is het nog de vraag hoe de ware machtsverhoudingen in het Congolese regime liggen. Kabila junior werd door de oude kliek getrouwen rond wijlen zijn vader als staatshoofd naar voren geschoven en kon pas his own man worden dankzij diplomatieke steun van het Westen. Maar veel wijst erop dat hij niet de echte en zeker niet de enige baas van het land is. Met name de beruchte veiligheidsdiensten lijken aan Kabila’s controle te ontsnappen. Vooral minister van Nationale Veiligheid Mwenze Kongolo, de laatste oudgediende uit de entourage van Kabila senior die van junior nog een portefeuille heeft gekregen, wordt daarvoor met de vinger gewezen.

Kongolo is ook de belangenbehartiger van Zimbabwe, dat, samen met Angola en Namibië, Congo te hulp kwam bij de Ugandees-Rwandese invasie van 1998. Doordat elk van deze landen ook, bij wijze van tegenprestatie, de hand mocht leggen op een part van Congo’s bodemschatten, werden deze landen bepaald niet slechter van hun solidariteit met Kinshasa. Ze houden ook politiek en zeker militair nog een dikke vinger in de pap. Zo staat het leger van Zimbabwe nog altijd in voor de persoonlijke bescherming van de president.

En of Kabila echt de democraat en mensenrechtenactivist is die hij voorwendt te zijn, moet ook nog in de praktijk blijken. Politieke of syndicale manifestaties worden al snel door een of andere politiedienst uiteen geranseld, politieke partijen behoeven een officiële erkenning die slechts mondjesmaat wordt verstrekt. Van de zowat zestig kandidaat-partijen – waarvan de meeste ongetwijfeld nauwelijks iets voorstellen – raakten er tot nu toe amper zeven officieel erkend.

GEEN FRISSE FIGUREN

In Congo lieten Verhofstadt en Michel dan ook geen gelegenheid onbenut om te stellen dat België in de Congolese oorlog ‘onpartijdig’ is en dus geen kant kiest. Behalve die van de bevolking. Al kan zo’n voyant bezoek zonder veel moeite als een legitimering van het Kabila-regime worden gezien. Dat vreesden toch de CVP in de Kamer vorige week en de in België verblijvende Congolese oppositie. Maar in Kinshasa kwam Verhofstadt dan weer tot de conclusie dat de oppositie en de sociale organisaties in Congo zelf – hij bedoelde: zij die de toestand ter plekke kennen – daar helemaal anders over denken en zeker niet twijfelen aan de goede zin van het verhogen van de Belgische steun aan het land, die dit jaar zowat 1,6 miljard frank (39,66 miljoen euro) zal bedragen.

De premier deed vooral veel moeite om contact te zoeken met zoveel mogelijk betrokkenen. Niet alleen sprak hij met de regering, de politieke oppositie en de société civile in Kinshasa, hij reisde ook naar Kisangani, dat wordt bezet door de Rassemblement Congolais pour la Démocratie (RCD), een ter plekke allerminst geliefde en alleen met Rwandese steun overlevende rebellenbeweging. Voor volgende vrijdag plant hij dan een ontmoeting in Parijs – waar hij toch met Michel naartoe moet voor EU-aangelegenheden – met Jean-Pierre Bemba, die aan het hoofd staat van het door Uganda gesteunde Front de Libération du Congo (FLC).

Dat moet in Parijs, want Bemba waagt zich niet op Belgische bodem, omdat hij door het gerecht wordt gezocht voor een privaatrechtelijke kwestie. In het door hem militair bezette noordwesten van Congo, ontpopt hij zich steeds meer tot wat hij eigenlijk altijd is geweest, een war lord, iemand die met het machinegeweer zaken doet. Volgens de VN toont hij zich allerminst coöperatief in het vredesproces en bovendien blijkt hij ook de hand te hebben in de destabilisering van de naburige Centraal-Afrikaanse Republiek. Dat pleziert Frankrijk dan weer allerminst, zodat het nog niet eens zeker is of Bemba wel naar Parijs zal mogen afreizen.

Het zijn dus niet de meest frisse figuren waar Verhofstadt en Michel als vredesapostelen mee te maken krijgen. En al verliezen de rebellen onder hen aan invloed en betekenis, het blijven reële krachten op het terrein. Nog de meest onfrisse zijn ongetwijfeld de Interahamwe en andere restanten van de milities die verantwoordelijk waren voor de Rwandese genocide van 1994. Met hen is het dat de Congolese oorlog begon, toen ze naar Congo vluchtten en Rwanda daar met hen korte metten wou maken.

Deze zogeheten ‘negatieve krachten’ zouden vandaag weer actief zijn in de oostelijke Kivu-provincie. Met de steun van Kinshasa, zo heet het, om Rwanda te jennen, zoals ook onder Kabila senior al gebeurde. En dat motiveert Kabila’s opponenten dan weer allerminst om de wapens neer te leggen, zo kreeg het Belgische bezoek van de RCD in Kisangani te horen. Maar of dat alles wel klopt, konden de VN-waarnemers vooralsnog niet bevestigen. Tenslotte is desinformatie ook een vorm van oorlogsvoering. Zo is het wel erg moeilijk om hoogte krijgen van wat er in Congo precies gebeurt. En hoe daar vrede te stichten valt.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content