Hubert van Humbeeck

Tevreden keerde een Belgische delegatie terug van een rondreis door China. Premier Dehaene en landbouwminister Pinxten verkenden elk van hun kant de grenzen van de nieuwe Chinese openheid.

Even buiten het Zuid-Chinese stadje Guilin begint een boottocht door een landschap dat al ten tijde van de Tang-dynastie, ver voor het jaar 1000, werd bezongen voor zijn uitzonderlijke schoonheid. Het is vereeuwigd op talloze, traditionele Chinese schilderijtjes die een lijnenspel van heuvels voorstellen, met hangende bamboetwijgjes als het ware treurend op de voorgrond. Meer dan van welk kunstobject ook houden Chinezen, zo wordt verteld, van wat de natuur onverwacht met een steen heeft gedaan, van de weerspiegeling van rotsen in het water, van de verrassingen die de meanders van een rivier bieden aan wie uitkijkt naar wat de volgende bocht brengt.

Zo kruipt de Li-rivier traag van de stad weg door een altijd wisselend landschap van lage, groene heuvels die door een onzichtbare hand grillig zijn rondgestrooid. Buffels stappen traag door het lage water; drie, vier aan elkaar gebonden bamboestokken vormen een vissersbootje. De tocht duurt enkele uren en noopt tot overpeinzing. Guilin is niet zomaar het eindpunt van vele officiële reizen naar China. Eerder dit jaar liet ook de Amerikaanse president Bill Clinton er zich over het water glijden.

Zoals veel hoogwaardigheidsbekleders voor hen, beëindigde ook een Belgische delegatie een Chinese rondreis op de Li-rivier. Landbouw- en KMO-minister Karel Pinxten (CVP) vergezelde premier Jean-Luc Dehaene op een trip die hem onder meer ook in Beijing, Xi’an en Zhengzhou bracht. De Belgische agro-economie verwacht veel van de langzame opening van de Chinese markt. Afspraken moesten worden gemaakt, barrières opgeruimd, een en ander in perspectief geplaatst. De minister moest al langer een bezoek brengen aan de landbouwprovincie Henan, waarmee België samenwerkingsakkoorden heeft. De reis in het kielzog van de eerste minister opent deuren en verleent faciliteiten.

DRUK IS UIT DEN BOZE

Op de wankele Aziatische markt is China tegenwoordig merkwaardig genoeg een punt van rust. Merkwaardig omdat het zelf in volle overgang is en zichzelf ternauwernood in balans kan houden. Maar toen de geldmarkten in Azië vorig jaar in elkaar klapten, beslisten de Chinese leiders om hun munt stabiel te houden. Waarnemers zijn het erover eens dat daarmee erger werd voorkomen; Amerika en Europa zijn er Beijing dankbaar voor. Maar de inspanning kost de Chinezen nu groei, en die hebben ze hartsgrondig nodig om de pijn van de hervormingen in hun economische structuren op te vangen. De yuan is duur in Azië en dat speelt de Chinese export parten. Dat verlies willen ze graag compenseren door een grotere afzet op de Europese en Amerikaanse markten. Het ene plezier is het andere waard.

Met de klap van de recente overstromingen erbovenop, wordt de verhoopte groei van zo’n 9 procent in 1998 beslist niet gehaald. Gevreesd wordt dat de naald bij 4 à 5 procent zal blijven hangen. En elk procent minder dan waarmee gerekend werd, betekent vijf miljoen werklozen meer. Mensen voor wie geen ontslagregeling is voorzien en die op niets kunnen terugvallen. In een stad als Shanghai gaan nu al naar schatting drie miljoen mensen schuil, die uit het binnenland op de glitter van de rijkdom zijn afgekomen, maar die daar officieel niet zijn en die dus eigenlijk ook niet bestaan. Het Engelse weekblad The Economist, nooit om een mening verlegen, vermoedt dat er in China nu al zoveel werklozen zijn als de hele bevolking van Duitsland.

De Antwerpse mouterij Boortmalt maakte van het Belgisch ministerieel bezoek gebruik om in de buurt van Beijing zijn Chinese joint venture met de nodige luister te openen. De uitgelaten stemming op die zonnige herfstdag, met de aandoenlijke kinderfanfare, zal straks misschien omslaan: van de ongeveer vierhonderd werknemers van de mouterij moet goed de helft verdwijnen. Moeilijkheden kan dat niet geven: Chinese werknemers genieten geen bescherming, geen enkele. De in ons land veelbesproken loonkost bedraagt bij Boortmalt en elders goed vierduizend frank per maand. Een Engelse ingenieur, die voor British Sugar een joint venture opzet in het binnenland, wist dat de werknemers daar 150 yuan per week krijgen, zo’n 650 Belgische frank.

De spanningen die daar het gevolg van zijn, onder meer tussen de ontwikkelde steden langs de kust en het arme, achtergebleven binnenland, dreigen het hele land te laten ontploffen. Voor The Economist is de vraag niet of dat gebeurt, maar wanneer.

Het Westen en de internationale organisaties zijn daarom bijzonder behoedzaam in hun beoordeling van de Chinese hervormingen. Druk is uit den boze – een herhaling van het Russische scenario moet te allen prijze worden vermeden. De kwestie van de mensenrechten, bijvoorbeeld, wordt ook nog slechts en sourdine ter sprake gebracht. Er zijn nu andere prioriteiten.

BELGISCHE KOEIEN UIT NEDERLAND

Ondertussen blikt Karel Pinxten in Guilin tevreden terug. Hij kon zijn ding doen, de rest is afwachten. China is een van de drie landen waarop de Belgische wetenschappelijke en technische samenwerking zich concentreert – samen met Bulgarije en Polen. Enkele jaren geleden werd met de provincie Henan een specifiek akkoord gesloten; Henan is landbouwgebied – meer dan 70 procent van de bevolking werkt in de sector.

Het akkoord heeft betrekking op verschillende terreinen. Vooral wat op het gebied van planten is afgesproken, loopt behoorlijk. Het is de bedoeling dat variëteiten worden uitgewisseld en soorten veredeld. Er loopt een project rond koolzaad en er wordt geprobeerd om de kweek van witloof in China te introduceren. Er is belangstelling voor de manier waarop in België champignons worden geteeld.

Het deel van het programma dat betrekking heeft op de vleessector looptstroever. Omdat er om hygiënische redenen Europese embargo’s rusten op de invoer van gevogelte en zeevruchten op de Europese markt, doet China op zijn beurt moeilijk ten aanzien van landen waar BSE is vastgesteld bij runderen of die te kampen hebben gehad met varkenspest. Dat is vervelend, omdat België vooral op dat vlak over exportcapaciteiten beschikt. De bedoeling daarbij moet zijn met onze knowhow de omzetting van veevoeder in vlees te verbeteren en door kruising van rassen de kwaliteit van het Chinese varkensvlees op een hoger niveau te tillen.

De Chinese landbouw voorziet op dit moment in de behoeften van het land. Maar als met de toename van de welvaart de vraag groeit naar meer en beter rund- en varkensvlees redden ze het met de huidige productie niet meer. Er zal dan, bijvoorbeeld, meer graan in de aanmaak van veevoeder moeten worden gestopt. Noël Devisch van de Belgische Boerenbond heeft de rekening gemaakt: als alle Chinezen een kilogram varkensvlees per jaar meer eten, heeft het land vier miljoen ton graan meer nodig. Dat wil dus zeggen dat de soorten moeten worden verbeterd, maar ook dat de importgrens van vijf procent die nu voor graan geldt, op termijn onder druk komt.

Dat er voor de Belgische overheid nog werk aan de winkel is, blijkt uit een bezoek aan een kweekstation voor runderen in de buurt van Zhengzhou, langs de Yangtze, de Gele Rivier. De befaamde blue blanc belge waarmee daar wordt gewerkt, is afkomstig uit Nederland – dat de hinderpalen met China officieel al wel heeft opgeruimd. De stieren die voor de kweek zorgen, komen uit Canada – waar ze wel zijn voortgesproten uit sperma van Belgische beesten. Het is voor de Belgische agro-economie op dit moment een magere troost.

Apart in het verhaal staan de lotgevallen van het nu ook bij ons beruchte, zogenaamde vijfde kwartier van het varken. Dat is een eufemisme voor de oren, poten en staart. Onderdelen die bij ons als slachtafval worden verbrand en tot veevoeder verwerkt, maar die in China als delicatesse gelden. Ook dat vlees valt nu nog onder het Chinese embargo. De mogelijkheid om het straks ingevroren naar Shanghai te kunnen verschepen, maakt enkele tientallen Belgische bedrijven bij voorbaat lyrisch.

De gesprekken die Karel Pinxten in Henan en Beijing voerde, hebben de Belgische positie niet verzwakt. Het aanbod om meer Chinese onderzoekers naar de centra van Gembloers en Gent te halen, werd goed onthaald. Het is ook de bedoeling om de ontwikkeling ter plaatse met meer zendingen beter op te volgen. Tijdens het onderhoud van Pinxten met zijn Chinese collega werd alvast een opening gemaakt om de wederzijdse problemen met embargo’s en hygiënevoorschriften enigszins te omzeilen. Het Chinese voorstel om niet alle provincies van het grote land over dezelfde kam te scheren, viel bij de Belgen in goede aarde. Het komt ook ons beter uit als China van zijn kant niet dezelfde regels laat gelden voor de hele Europese Unie.

WERK VOOR GROTE JONGENS

De grondstoffenbeurs van Zhengzhou is een van de drie die de Volksrepubliek nog rijk is. In het spiksplinternieuwe gebouw heerst een gewijde stilte. Als medewerkers gegevens in hun computer tikken, verandert de koers van de verhandelde goederen – in Zhengzhou is dat voornamelijk graan – op de grote schermen die een volledige wand van de zaal in beslag nemen. Het lijkt allemaal heel echt, maar de werkelijkheid is anders. Een verkeerde investering sloeg een krater in de middelen van de beurs, terwijl de silo’s waarin de graanvoorraden waren opgeslagen niet bestand bleken tegen het water van de voorbije overstromingen. Beijing zelf kwam tussenbeide om orde op zaken te stellen. De centrale overheid regelt het stockbeheer toch nog volledig zelf: voedselvoorziening is van strategisch belang.

Het is merkwaardig om zo’n beurs te zien werken, waarvan de privé-inbreng alsnog uiterst miniem is. Het blijven de staatsbedrijven die er actief zijn, de tussenorganisaties die daar normaal aan- en verkopen bestaan in China simpel nog niet of nauwelijks. Karel Pinxten wil bij zijn collega een idee aankaarten om België te laten helpen bij de organisatie van landbouwcoöperatieven – zoals, bijvoorbeeld, melkboeren zich bij ons in eerste instantie ook in coöperatieven verenigden om hun waar op de markt te brengen. De coöperatieve idee charmeert ook Boerenbondvoorzitter Noël Devisch. Hij speelt met de gedachte om een aantal kleine Chinese varkensboeren op die manier te organiseren om alvast op hun schaal te beginnen met de veredeling van het ras dat ze kweken.

Wat de demarches van Pinxten en zijn gevolg in China charmant maakt, is dat ze projecten op kleine schaal aankaarten die desalniettemin op termijn grote gevolgen kunnen hebben. En die eigenlijk toch ook hun plaats hebben in de grote discussie die gevoerd wordt over het al dan niet toetreden van China tot de Wereldhandelsorganisatie. De Amerikanen koppelen daar keiharde voorwaarden aan, de Europeanen tonen zich voorzichtig soepeler; er mogen geen potten worden gebroken, China zou van een soort overgangsregime moeten kunnen genieten.

Toch toont, bijvoorbeeld, Jean-Luc Dehaene zich uitermate tevreden dat de Chinezen een paar heikele kwesties zelf bij hem ter sprake brachten. Dat ze zich vast voornemen om een regeling voor intellectuele rechten uit te werken, en dat ze buitenlandse ondernemers meer rechtszekerheid willen bieden. Dat zijn met name de belangrijkste problemen, samen met de wijdverspreide corruptie, die kandidaat-investeerders tot omzichtigheid aansporen. Joint ventures worden niet zelden na verloop van tijd opgeblazen als de Chinese partner denkt de technologie voldoende onder de knie te hebben om zelf aan de slag te kunnen. Investeren wordt daarom ook alleen aangeraden aan bedrijven die tegen een stoot kunnen, en het geduld hebben om op termijn te denken.

MAO KOMT TERUG

In de prachtige, duizend jaar oude moskee in het hart van Xi’an verzamelen de gelovigen voor het gebed. Ze werd gebouwd terwille van de kooplui uit het Midden-Oosten die langs de zijderoute naar de toenmalige hoofdstad afzakten om er, met de goedkeuring van de keizer, zaken te doen. Hun nakomelingen wonen nog altijd in dezelfde wijk van de stad en bemannen de stalletjes door de buurt op weg naar de bezienswaardigheid. Ze hebben de handelaarsgeest van hun voorouders niet verloren.

Meer nog misschien dan in het wilde geraas van de moderne grootsteden lijkt het oude communisme in die bazaar ver weg. Toch is Mao Zedong tussen de snuisterijen volop aanwezig. Bustes, beduimelde exemplaren van het Rode Boekje, zakhorloges en aanstekers met zijn beeltenis. Gadgets voor passanten die van ver komen, ware het niet dat er iets meer aan de hand is. Het beeld van de voormalige Grote Leider duikt weer meer op, om er als het ware bescherming mee af te smeken. Mao wordt langzaam opgenomen in de godengalerij van het taoïsme, van mensen die bij leven goed hebben gedaan. Het volk dat zijn soms monsterlijke beslissingen heeft overleefd, heeft niets aan de dag van gisteren. Welke kant het met China opgaat weten, zo lijkt het wel, alleen de scherpslijpers van The Economist met zekerheid te vertellen. Als prins Filip over enkele maanden aan het hoofd van een handelsdelegatie in Beijing landt, is alles wellicht alweer anders.

HUBERT VAN HUMBEECK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content