Ondanks 23.000 betalende toeschouwers op de wereldbekerfinale in het Ardense Houffalize staat het mountainbiken als competitiesport in België nog in zijn kinderschoenen. Maar het is een sport met een enorm potentieel.

Belgische fietsenwinkels verkochten in het afgelopen jaar ruim 200.000 mountainbikes, schat de fietsenafdeling van Febiac. Omgerekend de helft van de totale fietsenverkoop in 1998. O²Bikers, dat maandelijks 50.000 lezers in de Benelux en Frankrijk bereikt, gelooft dat er elk weekend van de zomer enkele duizenden bikers georganiseerde tochten rijden – naast tientallen die alleen, in clubverband of met het gezin de bossen in fietsen. Volgens de MountainbikeGuide telt België ruim 6000 kilometer bewegwijzerde mountainbikeroutes. De recreatieve toertochten schieten als paddenstoelen uit de grond, tot groot jolijt van duizenden kandidaat-deelnemers. Ook het competitieve mountainbiken zit in de lift, zelfs qua publieke belangstelling – daarvan zijn de 40.000 betalende toeschouwers tijdens het weekend van de wereldbekerfinale van twee weken geleden in Houffalize het beste bewijs.

Maar puur sportief blijven de alleterreinfietsers (ATF) in België de ongewenste stiefbroertjes van de wegrenners, vinden insiders. Amper drie Belgische renners dringen door tot de wereldtop van de nog piepjonge sport. Achter hen gaapt een kolossaal gat – in de komende paar jaar dreigt geen enkele nieuwe Belg nog aansluiting te krijgen bij de internationale top.

België heeft amper een handvol grote wedstrijden op de kalender staan. Er is de Grand Prix in Kluisbergen, de wereldbekermanche in Houffalize – die vorig jaar door de UCI zelfs werd afgevoerd – maar er staan naar verluidt enkele kandidaten klaar om nieuwe organisaties op poten te zetten. Alleen klagen die over een gebrek aan steun van de Belgische Wielrijdersbond, onder wie het mountainbiken ressorteert. “De BWB zag de veldtoertochten en de wedstrijden met de mountainbike vroeger te veel als een bron van inkomsten”, zegt Johan Wannijn van de Funny Bikers Kluisbergen. Inmiddels heeft de bond begrepen dat ATF-topwedstrijden geen melkkoeien zijn. “De andere disciplines financieren de initiatieven in het mountainbike”, aldus BWB-woordvoerder Tom Vandamme. De BWB telt een zeshonderdtal competitierijders en enkele honderden recreanten, maar volgens insiders houden de echte bikers zich ver van de wielerbond af. Christophe Meurice van O²Bikers: “Het ATF-gebeuren speelt zich af buiten de wielerclubs waarop de BWB gebouwd is. Het is in de eerste plaats vrijetijdsbesteding, pas in tweede instantie een competitiesport. En de bond heeft noch de middelen noch de knowhow om elk weekend twintig organisaties voor Monsieur et madame Tout Le Monde in goede banen te leiden.”

De pogingen zijn er wel. De Valvert Challenge, de Beker van België voor Mountainbike, en de National Challenge pogen enige structuur in het kluwen van organisaties te brengen. En er wordt gebouwd om ATF een plaatsje in de bondsstructuren te gunnen. “Vroeger stippelden een sport- en een recreatiegerichte commissie de beleidslijnen uit. Mountainbiken, dat op de twee benen hinkt, viel daartussenin”, verklaart Tom Vandamme. Een herstructurering op bondsniveau, samen met het aantrekken van VISA als hoofdsponsor – 5 miljoen frank per jaar – en het aanstellen van Rudy De Bie en José De Cauwer als parttime coaches, moeten daarin verandering brengen. Vandamme: “Op anderhalf jaar tijd hebben we al een hele weg afgelegd. We financierden een trip naar Sydney om onze toppers het olympische parcours te laten verkennen en we stuurden hen vorig seizoen ook een week vòòr het WK naar Canada. Meer kunnen we niet doen, als we ook de ploegen in hun waarde willen laten.”

Het lijkt de gemakkelijke weg, geen beleid dat een brede selectiebasis wil kweken. Zegt Meurice: “De inspanningen zouden zich moeten toespitsen op jongeren, die veel moeilijker toegang tot stages en internationale topwedstrijden krijgen, maar daar wel een schat aan ervaring kunnen opdoen. Naast de grote drie hadden nog minstens vier andere bikers verdiend om, bijvoorbeeld, naar het jongste EK te worden uitgestuurd.” Thierry Maréchal, voorzitter van de mountainbikecommissie van de BWB, pareert: “Vorig jaar waren er vier stages en zes internationale wedstrijden voor jongeren. Maar het accent ligt op onze toppers, dat is waar. Na de Olympische Spelen in Sydney zal de aandacht naar de jeugd verlegd worden.” Peter Van den Abeele, de Belgische nummer drie, beaamt: “De bond is in snelheid gepakt door de snelle evolutie van het mountainbiken in de jongste tien jaar. Maar nu laten ze niets meer aan het toeval over. Dat bondsvoorzitter Laurent De Backer voor het eerst in negen edities naar Houffalize afzakte, onderstreept de interesse.”

SPORT IS MEER DAN FUN

Het probleem van het moutainbiken schuilt in het fun-imago dat het als recreatiesport meedraagt. “Maar het is een harde sport”, zegt Van den Abeele, een gewezen Belgisch kampioen cyclocross met enige ervaring in het wegrennen. “Laatst reden we in de Verenigde Staten een wedstrijd met Tourwinnaar Lance Armstrong. Gevraagd naar zijn ervaring, zei hij dat hij de zwaarste twee en een half uur uit zijn loopbaan achter de rug had.”

Het mountainbiken is een atletisch veeleisende, jonge sport in volle ontwikkeling en met een uitstekend groeipotentieel als competitiesport. Het lokt recreanten die zich door de natuur willen bewegen, maar ook prestatiesporters die in hun eentje de strijd tegen de elementen willen aangaan – mountainbiken heeft op dat vlak iets van triatlon: materiaalposten zijn verboden, wie lek rijdt, moet afstappen of zelf een nieuwe band zetten.

De sport heeft bovendien een belangrijke sponsorbasis bij de (vooral Amerikaanse) fietsenindustrie. Alleen worden die voordelen door de bondsinstanties en de media te weinig als dusdanig herkend. Mogelijk heeft de miskenning ook te maken met het gebrek aan vedetten in het ATF-gebeuren. Filip Meirhaeghe, de nummer drie van het jongste WK in het Canadese Mont-Saint-Anne, bronzen belofte Roel Paulissen en Van den Abeele, maar ook de Franse wereldkampioen Christophe Dupouey, Thomas Frischknecht, Miguel Martinez of Jérôme Chiotti hebben niets van het vedettisme dat in bepaalde sporten leeft – het publiek kan hen aanraken en zich in sommige wedstrijden zelfs met hen meten, want de scheiding tussen de profs en de anderen wordt bewust klein gehouden. Ze zijn ambassadeurs van de sport, die in bepaalde wedstrijden zelfs inschrijvingsgeld betalen om mee te mogen rijden. “Renners en publiek, we zijn allemaal bikers onder elkaar”, zegt Roel Paulissen, derde op het jongste beloften-EK en de kroonprins van het mountainbiken in België.

Startpremies voor de races zijn zeldzaam, zeker in België. “In Frankrijk of Nederland bestaan ze wel”, aldus Paulissen. “Maar ze zijn lang niet zo gevuld als de omslagen die, bijvoorbeeld, de cyclocrossers voor de start toegestopt krijgen.”

Dat is een gevolg van de loonstructuur aan de mountainbiketop, die uitgaat van stevige maandlonen, maar kleinere premies en prijzenpot. Volgens de vakpers bedraagt het loon van wereldkampioen Christophe Dupouey 18 miljoen frank per jaar, en van Thomas Frischknecht 15 miljoen per jaar; de winnaar van een wereldbekermanche vangt ongeveer 350.000 frank. Mede daarom laten de toppers uit de andere fietsdisciplines zich zelden met het mountainbiken in.

Bovendien vrezen de wegrenners valpartijen, en verkondigde bondstrainer Erik De Vlaeminck jarenlang aan zijn veldrijders dat wedstrijden met de mountainbike zouden interfereren met hun training. Wat Roel Paulissen wél, maar Peter Van den Abeele in navolging van Frischknecht niet beaamt. In elk geval houdt het Bart Wellens of Sven Nijs weg van het ATF-gebeuren. “Erik stelt stilaan zijn mening bij”, zegt bondstrainer Paul Ponnet. “Hij beseft dat we in de toekomst aan polyvalente fietsers moeten sleutelen, die zich op één discipline toespitsen, maar er verschillende in hun trainingsschema inpassen.”

Ook internationaal kent het mountainbiken alle stuiptrekkingen van de jonge, ontluikende sport. De Franse VTT Tour, een meerdaagse ronde gegroeid onder de vleugels van de Société du Tour de France, verstikte onder het gewicht van zijn logge organisatie. De Low Countries Mountainbike Tour (LCMT), een negendaagse ronde voor recreanten die België en Nederland aandoet, trok er voor zijn maideneditie lessen uit: de negen dagen werden uitgezongen met een dozijn medewerkers. Het budget van 4 miljoen frank werd vooral opgesoupeerd aan het volpension dat vastzat aan het inschrijvingsgeld. “Mountainbikers zijn gesteld op comfort”, weet organisator Kurt Titeca. “Wij logeerden hen in hotels in plaats van in de tenten van de VTT Tour.”

BELGIE IS HET IDEALE LAND

In België is de mountainbike sinds tien jaar populair. Tijdens de piekjaren verkochten de fietsenconstructeurs tot 350.000 alleterreinfietsen per jaar. Vandaag heeft de markt zich gestabiliseerd en wordt er gespecialiseerder en kwaliteitsgerichter gewerkt. Het aantal organisaties – vroeger een viertal per weekend – kan nu boven de twintig uitstijgen en dikt nog altijd aan. De Grand Prix in Kluisbergen, een wedstrijd met een budget van anderhalf miljoen frank op de laatste zondag van augustus, was de allereerste mountainbikewedstrijd in Vlaanderen. Initiatiefnemer Johan Wannijn, een fietsenmaker: “Toen Kettler elf jaar geleden prototypes voorstelde in het Zoniënwoud, was ik meteen verknocht aan de combinatie tussen sport en natuur. De GP in Kluisbergen moest de microbe op vele anderen overbrengen.” Het mountainbiken haalde het van de milieubeweging, legde speciale paden aan en sprak een steeds groter publiek van vrijetijdsfietsers aan.

Vandaag, tien jaar later, probeert de BWB de recreanten en de competitierijders dichter bij elkaar te brengen. Vanaf volgend seizoen kunnen recreanten zich ’s morgens met elkaar meten op het parcours waar ’s middags voor de Beker van België wordt gekoerst. Volgens Thierry Maréchal zoekt de bond ook organisatoren van open wedstrijden in lijn, waar profs en recreanten samen de start kunnen nemen. De Low Countries Mountainbike Tour is zo’n wedstrijd. “België is daar het ideale land voor”, zegt Kurt Titeca. “Het parcours is afwisselend, met bossen, de Ardeense heuvels, stranden en kasseistroken op fietsafstand. Allemaal heel bereikbaar bovendien, dankzij het dichte netwerk van snelwegen. Daarom hebben Belgische wedstrijden meer kans om tot het grote publiek door te dringen dan, bijvoorbeeld, Franse VTT-koersen.”

Het ATF’en kende hier echter vooral een boom als wintersport. “De wielertoerist haalde in de winter zijn alle-terreinfiets van stal”, zegt José De Cauwer schouderophalend. “Dat schiep een totaal verkeerd beeld van het mountainbiken.” Verschillende toporganisaties gaan daartegenin. Het EK in Aywaille in 1998, de wedstrijd in Kluisbergen, maar vooral de wereldbekermanche in Houffalize zetten de mountainbike letterlijk in het zonnetje. Ook de LCMT poogt dat beeld te doen vervagen en het biken te verkopen als een zomersport die ook bij de grote massa op bezoek gaat.

“We moeten de bikers uit de bossen krijgen”, gelooft Titeca. “Het succes van het wegrennen steunt op het feit dat elk dorpje in Vlaanderen zijn wielerwedstrijd heeft. Als we het mountainbiken weghalen van de gesloten circuits waar alleen de intimi komen, kunnen we van de doe-sport ook een kijksport maken.” De LCMT plant daarom aankomsten in hartje Leuven en Geraardsbergen en liet de bikers hartje zomer onder massale belangstelling aankomen op de markt van Ieper, in het centrum van Ronse en op het strand van De Panne. Een beproefde formule, want het gemeentebestuur van De Panne – nog een pionier onder de mountainbike-organisatoren – en het organisatiebureau Consultants in Sports (CIS) van Bob Verbeeck hadden het in verschillende recreatieve strandraces al voorgedaan.

“Dat het werkt, daar is Houffalize het beste bewijs van”, vindt Paulissen. “Wie dat niet wil, hoeft niet het bos in, maar kan er de wedstrijd vanop een terrasje in het stadscentrum volgen. En de publieke belangstelling voor de wereldbekermanche in het Ardennendorpje zwelt elke editie aan.”

Frank Demets

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content