‘Iedereen op de grond’, tierde luitenant-kolonel Antonio Tejero de Molina een beetje grotesk in 1981. 25 jaar later duikt het spook van de staatsgreep weer op in Spanje, maar volgens premier José Zapatero is er niets aan de hand.

Het was een dramatisch en tegelijk komisch beeld. Dat besnorde mannetje met zijn gekke steek die het plechtige spreekgestoelte beklom en met zijn pistool begon te zwaaien. ‘Iedereen op de grond’, tierde hij. En dan enkele schoten, parlementsleden die op slag onder hun banken verdwenen, premier Adolfo Suarez die tussenbeide probeerde te komen. De televisiebeelden hadden in de Europese huiskamers iedereen met stomheid geslagen. Wat kende men van Spanje in 1981? Het hoorde nog lang niet bij de Europese Unie, Madrid was heel ver weg, voor het buitenland was Spanje vooral flamenco, toros en playa – en nu ook: Antonio Tejero, luitenant-kolonent bij de Guardia Civil, het gezicht van de staatsgreep die achttien uur zou duren.

Franco was nog maar zes jaar eerder overleden, de nieuwe grondwet was amper drie jaar oud, het land bevond zich in volle transitie en raakte er maar niet uit. Overal heerste onrust, zeker in de franquistische sectoren. De economische crisis, de stakingen, de ETA-aanslagen en de regionale autonomie-eisen vormden een steeds explosievere cocktail. Vooral Baskenland en Catalonië eisten na veertig jaar dictatuur hun rechten op. Catalonië had met zijn autonomie-eisen begin jaren 30 mee aan de basis gelegen van de burgeroorlog. Op de koop toe raakte Adolfo Suarez steeds meer geïsoleerd in zijn eigen christendemocratische UCD. Op 29 januari 1981, een kleine maand voor de staatsgreep, kondigde hij zijn ontslag aan, kort nadien koos zijn verscheurde partij Leopoldo Calvo Sotelo als opvolger. Maar die haalde op 20 februari geen meerderheid bij de stemming in het parlementaire investituurdebat. Het leek wel of het land geen kant meer uit kon.

Wie tussen de regels kon lezen (en door de franquistische censuur waren de Spanjaarden daarin zeer bedreven), wist dat er iets op til was. Op 22 februari verscheen op de voorpagina van het extreemrechtse dagblad El Alcázar een niet mis te verstaan artikel met de titel ‘Een zekere verliezer’. Mocht Calvo Sotelo ’s anderendaags, op maandag 23 februari, bij een tweede stemming toch een meerderheid vinden, dan zou hij zo zwak staan dat hij met de Catalaanse verkozenen moest onderhandelen, voorspelde de journalist. ‘Waarover kan de centrumkandidaat met de Catalaanse minderheid onderhandelen? Alleen over zaken die zich politiek en moreel gesproken aan de manoeuvreerruimte van elke regering onttrekken: staatszaken, soevereiniteit, integriteit. (…) De nipte centrumoverwinning kan ons duur te staan komen. Duur en onaanvaardbaar!’ Een grote foto ernaast van het lege parlement. ‘Alles klaar voor de zitting van maandag’, stond erbij. Een pijl in de tekst wees naar het uur waarop de stemming was voorzien: ‘voor het 18.30 uur slaat’. Meer symbolisch kon het amper.

Om 18.23 uur, die 23e februari, stormde Tejero met 180 Guardia Civil-agenten en burgers het halfrond binnen. In Valencia stuurde luitenant-generaal Jaime Milans del Bosch meteen zijn tankdivisie de straat op, in de overtuiging dat de andere regiocommandanten zouden volgen. Om 22.30 uur vernam Tejero dat het leger in Sevilla, Valencia, Barcelona en Zaragoza zeker koning Juan Carlos zouden steunen als die Milans del Bosch aan het hoofd van een nieuwe regering benoemde. Ongeveer op hetzelfde moment stuurde de koning een beslissende telex naar zijn regionale commandanten: hij steunde de staatsgreep niet. Om 1.15 uur deelde hij dat ook mee aan de bevolking tijdens een televisietoespraak. Toen was de staatsgreep eigenlijk al mislukt, toch bleven de tanks in Valencia nog tot de ochtend gebruiksklaar staan. In Madrid gaf Tejero zich pas ’s middag over. Vijf dagen later werd ook Alfonso Armada, de nummer twee van het leger, achter de tralies gezet. Hij kreeg 30 jaar cel, net zoals Milans del Bosch en Tejero. Veel andere militairen en burgers die de coup steunden, bleven buiten schot.

Het schouwspel in het parlement heeft iedereen gezien, maar over wat zich die dag achter de schermen afspeelde, hebben journalisten en historici het laatste woord nog niet geschreven. Wie was het brein achter de coup? Wat was de precieze rol van de geheime dienst Cesid? Ging het om één staatsgreep of kwamen hier meerdere plannen samen? Rechtstreekse betrokkenen, zoals Francisco Laina, het hoofd van de staatsveiligheid, hebben nog steeds hun verhaal niet verteld.

‘GESCHIEDENIS HERHAALT ZICH’

In 2003 liet de commerciële televisiezender Antena 3 geluidsopnames horen van Tejero’s telefoongesprekken tijdens de staatsgreep. Een ontluisterend document, waaruit blijkt hoe geïmproviseerd het er toeging. Om 19 uur, een halfuur na de schoten, belde de Guardia Civil-officier met zijn vriend Juan Garcia Carrés, vakbondstopman tijdens het Franco-bewind, nu verbindingsman met andere coupplegers. ‘Geef me je telefoonnummer zodat ik je kan lokaliseren’, zei Carrés.

Tejero: ‘Kijk, we zijn hier, in het parlement.’

Carrés: ‘Geef me dan het telefoonnummer van het parlement.’

Tejero: ‘Maar heb je dat niet?’

Carrés: ‘Ik weet het niet, verdomme…’

De kogelinslagen in de fresco’s van het halfrond zijn vandaag nog steeds zichtbaar, maar de rest van Spanje is de voorbije 25 jaar onherkenbaar veranderd. De moderne, welvarende democratie weet dat een nieuwe coup, mocht die er al komen, nooit zou slagen. Het leger is grondig vernieuwd, en de Franco-nostalgici spelen ook buiten het leger geen rol van betekenis meer. Milans del Bosch is ondertussen overleden, Tejero en Armada kwamen vervroegd vrij om gezondheidsredenen. Tejero woont tegenwoordig aan de Costa del Sol, waar de Antena 3-camera’s hem twee jaar geleden betrapten: een oude man in bermuda, een zielige verschijning uit een steeds verder verleden.

Toch stond het land vorige maand in rep en roer. José Mena Aguado, de commandant van de landmacht, uitte tijdens zijn nieuwjaarstoespraak zijn ‘bezorgdheid’ over de eenheid van zijn Spanje. Hij verwees daarbij expliciet naar het Estatut, het nieuwe autonomievoorstel van het Catalaanse regioparlement, dat nu in behandeling is bij de nationale Cortes (het parlement) in Madrid. ‘Catalonië is een natie’, begon de ontwerptekst, waarin meer middelen en bevoegdheden gevraagd werden. De tekst leidde ogenblikkelijk tot felle politieke confrontaties, de zwaarste sinds het linkse kabinet-Zapatero in 2004 aan de macht kwam. In een uitzonderlijk bitse sfeer bestookten links en rechts elkaar met verwijten, de oproep om de cava, de Catalaanse schuimwijn, te boycotten, kreeg ruim gehoor, tot frustratie van de producenten.

‘De geschiedenis herhaalt zich’, zei generaal José Mena Aguado. ‘Het volstaat de toespraken te lezen van de parlementsleden Companys, Ortega y Gasset en Azana, toen het Spaanse parlement in mei 1932 over het statuut van Catalonië debatteerde. (…) Gelukkig bakent de grondwet een reeks grenzen af die geen enkel autonomiestatuut mag overschrijden. Daarom is mijn boodschap er een van kalmte. Maar als die grenzen toch zouden worden overschreden, wat vandaag gelukkig ondenkbaar lijkt, dan zou artikel 8 van de grondwet van toepassing zijn: “De strijdkrachten, bestaande uit de landmacht, de zeemacht en de luchtmacht, hebben als opdracht de soevereiniteit en onafhankelijkheid van Spanje te garanderen, zijn integriteit en zijn grondwettelijke orde te verdedigen”.’

Spanje had het al eens eerder gehoord. Als het Estatut werd goedgekeurd, dan zou het leger ingrijpen. Met zoveel woorden had de generaal het niet gezegd, maar in de uitzinnige sfeer rond het Estatut werd het bijna overal zo uitgelegd. Het was overigens niet de eerste keer dat Mena zulke uitspraken deed. Tijdens zijn nieuwjaarstoespraak van 2005 had hij zich even bezorgd getoond over ‘het uiteenvallen van Spanje’ en het leger ‘een belangrijke ontradende factor’ genoemd. Toen waren het de Basken die een autonomievoorstel naar Madrid hadden gestuurd, het plan-Ibarretxe, maar de kaarten lagen anders: de socialisten lieten de Baskische minister-president zijn plan verdedigen in het nationale parlement, maar maakten van meet af aan duidelijk dat het geen kans maakte. Wellicht daardoor kraaide er geen haan naar Mena’s bezorgdheid.

TEJERO IS TERUG

Een jaar later kostten dezelfde gedachten de generaal de kop. Minister van Landsverdediging José Bono gaf hem meteen huisarrest. Een week later zette de regering hem definitief opzij, omdat hij zich politiek niet neutraal had opgesteld en daarmee de militaire code had overtreden. Tegelijk raakte bekend dat Mena ook in oktober 2005 het Estatut op de korrel had genomen in de Hoge Raad van het Leger, een vergadering van generaals die de minister adviseren. Bono was die dag niet aanwezig geweest. Generaal Mena had gezegd erop te vertrouwen dat ‘de kroon de situatie’ zou rechttrekken. In het verslag dat aan de minister werd gestuurd, bleef het incident onvermeld.

Bij La Moncloa (de ambtswoning van de eerste minister) haastte men zich om Mena’s uitspraken als ‘een geïsoleerde zaak’ af te doen. De generaal had zelf zijn speech geschreven, er stak geen complot achter. Zapatero ontkende met klem dat er ongenoegen zou heersen in het leger. Daarmee sprak hij Mena tegen. ‘Ik heb de verplichting de gevoelens, ongerustheden en bezorgdheden van mijn ondergeschikten te kennen en die over te brengen, zoals gebruikelijk is, aan de hoogste autoriteit van mijn leger, en die openbaar te maken, op uitdrukkelijk verzoek van henzelf’, had Mena in zijn toespraak gezegd.

Er volgden meteen openlijke steunbetuigingen van militairen, vooral reservisten en veteranen, die brieven naar rechtse kranten stuurden. Ook een kapitein in actieve dienst stak zijn nek uit: Roberto González Calderón, compagniecommandant in het vreemdelingenlegioen in de Spaanse enclave Melilla in Marokko, nota bene de legereenheid waarmee Franco in 1936 zijn oorlog tegen de republikeinse regering-Azaña begonnen was. ‘Natuurlijk is er ongenoegen, hoe kan het ook anders, binnen en buiten het leger (…) omdat men ziet dat het modieus, democratisch correct en progressief is om in te gaan tegen het idee van Spanje, Kerk en familie, en geen respect te hebben voor hen die ons voorgingen en voor een beter Spanje vochten’, schreef hij in een brief die de lokale krant Melilla Hoy afdrukte. Hij was van plan geweest met zijn manschappen naar Madrid te trekken en de brief persoonlijk aan de minister te overhandigen, maar zag daar uiteindelijk van af. De kapitein kreeg twee weken arrest en verloor het bevel over zijn eenheid. Een Spaanse kolonel op het NAVO-hoofdkwartier in Brussel kreeg één dag arrest omdat hij in een lezersbrief generaal Mena zwaar op de korrel had genomen.

‘Wat is er aan de hand in het ministerie van Landsverdediging?’ vroeg de conservatieve Partido Popular (PP), de grootste oppositiepartij, zich af. ‘De publieke opinie heeft het recht dat te weten’, zei voorzitter Mariano Rajoy. ‘Terwijl de regering volstaat met te zeggen dat er niets aan de hand is.’ Links Spanje wijst juist Rajoy met de vinger na. Het zijn net de conservatieven die al maanden moord en brand schreeuwen over het Estatut, en daarbij het land voorhouden dat de Catalanen een bom onder Spanje hebben gelegd. Tegelijk blijven ze insinueren dat Zapatero zijn verkiezingsoverwinning van twee jaar geleden, meteen na de aanslagen van 11 maart 2004, gestolen heeft en trekken ze op die manier voortdurend de legitimiteit van een democratisch verkozen regering in twijfel. Het wordt Rajoy vooral niet in dank afgenomen dat zijn partij Mena’s uitspraken niet meteen heeft veroordeeld, maar in plaats daarvan verkondigde dat Zapatero deze situatie zelf gezocht had.

De PP is nu volop bezig handtekeningen te verzamelen om een referendum af te dwingen over het Catalaanse autonomiestatuut. Voor Antonio Tejero het sein om weer op het toneel te verschijnen. In een open brief riep ook hij op tot een referendum over het Estatut. Verscheidene krantenredacties weigerden de publicatie ervan, uiteindelijk kwam de brief in Melilla Hoy terecht. In de brief fulmineert Tejero tegen de socialisten en hun Catalaanse bondgenoten. ‘Wie denken ze wel dat ze zijn om met de integriteit van Spanje te kunnen spelen?’ Maar hij heeft één troost: Juan Carlos. ‘Gelukkig denk ik dat ze geen rekening gehouden hebben met de koning, die net zoals op die 23e februari, het woord zal nemen omdat er een rebellie uitbreekt. Want nu proberen ze echt de kroon van Spanje, waarvan hij de bewaarder is, kapot te maken.’

RUDY PIETERS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content