Racing Genk speelt deze week voor een plaats in de halve finale van de beker van België, zondag komt Club Brugge op bezoek. Sluit Genk definitief aan bij de top? Technisch directeur Ariël Jacobs wikt zijn woorden.

Twee landstitels, twee Belgische bekers, en één keer Champions League in zes jaar tijd. Alleen Anderlecht en Club Brugge doen beter dan Racing Genk. Die twee leggen ook een grotere regelmaat aan de dag. Club eindigt al tien seizoenen na elkaar niet buiten de eerste twee, Anderlecht niet buiten de eerste vier. Terwijl Genk elk succesjaar met twee drie seizoenen terugval bekoopt. Vooral door de verkoop van zijn beste spelers, zoals de ‘koningskoppels’ Strupar-Oulare en Sonck-Dagano. Bij ‘de grote drie’ van weleer, Anderlecht-Brugge-Standard, mag Genk ondertussen wel de plaats van Standard opeisen.

Toch heeft Genk meer standvastigheid nodig. Een langeretermijnpolitiek, laten we het woord er maar meteen uitspuwen. Die taak ligt sinds dit seizoen op de schouders van Ariël Jacobs, lange tijd jeugdverantwoordelijke van de Belgische Voetbalbond, daarna trainer bij RWDM en tot vorig jaar bij La Louvière. Daar verving hij in oktober 2001 een druïde. Daniël Leclercq heette die, een Galliër uit Frankrijk met rare gewoonten. Sneed de dag voor de match maretakken af, voorspelde feilloos de uitslag (1-3 verlies) en deed zijn spelers kort voor de aftrap toverdrank innemen. Het gevolg laat zich raden: La Louvière stond allerlaatste met twee punten uit negen matchen.

Toen kwam Ariël Jacobs, en sleepte ‘de Wolven’ mee naar een onverhoopte tiende plaats in de eindstand. Zijn eerste volledige seizoen eindigde hij slechts vijftiende, maar tot ieders verbazing won hij wel de beker van België. En vorig jaar, nog steeds met een hoop krabbenkokers, parkeerde Jacobs ‘les Loups’ op een onwaarschijnlijke zevende plaats in de eindrangschikking. En kegelde Europees ei zo na Benfica uit de UEFA-cup.

Een man met kennis van zaken dus, in schrille tegenstelling tot degene die thans tegenover hem zit in het Fenixstadion. Zijnde uw dienaar. Dat het dit seizoen voor Racing Genk maar kwakkelend begonnen is, ziedaar de eerste en meteen ook sterkste vraag op ons lijstje.

Ariël Jacobs: ‘We zijn inderdaad moeizaam gestart. Vroeg moeten beginnen in de Intertoto-beker, waar we Borussia Dortmund hebben uitgeschakeld, vaak krijg je dan in de aanhef van het seizoen een terugval. We hebben een reeks wedstrijden gehad waarin het net niet goed genoeg liep, en waarin vooral de afwerking net niet voldoende was. Veel gelijkspelen en een paar keer gewonnen dankzij een doelpunt in de laatste minuut.

‘Maar sinds half december loopt het beter. Vóór de ongelukkige nederlaag op Standard hadden we achttien op achttien gehaald, en hebben we ons met één grote sprong op de derde plaats genesteld. Ook omdat andere ploegen het lieten afweten. Bij Club Brugge kunnen we niet meer bij, maar mochten we tegen hen winnen, zou dat een morele stimulans zijn om misschien toch op de tweede plaats van Anderlecht te mikken. Al wil ik de lat niet te hoog leggen.’

Genk heeft vorig seizoen het tijdperk Sef Vergoossen afgesloten. Jij bent als technisch directeur gekomen, René Vandereycken met zijn eigen methodes als nieuwe trainer. Is dat de reden van het moeizame begin?

ARIËL JACOBS: Vergoossen was al weg tijdens het vorige seizoen, dat tijdperk wás al afgesloten. Genk heeft de voorbije jaren veel spelers laten vertrekken, en we zaten wat krap in de breedte. Ikzelf kwam als nieuweling in een nieuwe functie. René had vooraf gezegd dat hij eerst met FC Twente de Nederlandse bekerfinale wilde afwerken, en kwam er dus ook vrij laat bij. Dat heeft voor wat vertraging gezorgd bij het aantrekken van nieuwe spelers. Ze wilden hier absoluut een klassieke ‘nummer 10’ aantrekken. Maar die is niet makkelijk te vinden en kost veel geld. En er waren andere onevenwichten, die een dringender oplossing vergden. In het middenveld hadden we in de eerste plaats een linksvoetige en aanvallend ingestelde speler nodig. Dat is Orlando Engelaar van NAC Breda geworden.

Ook in de verdediging kwamen we tekort. We hebben dat opgelost door Gert Claessens een rij achteruit te schuiven, maar het was niet zeker dat dat zou meevallen. In de winterstop hebben we Tomislav Mikulic aangetrokken voor achteraan, Nenad Stojanovic voor de aanval, en voor het middenveld bood zich plots de kans aan om Tom Soetaers bij Ajax weg te halen. Die mag je niet laten liggen.

Het lijkt een nieuwe trend: al in de winterstop de aankopen voor het volgende seizoen doen.

JACOBS: Het is niet zozeer in functie van het volgende seizoen, het zijn opportuniteiten inzake prijs-kwaliteit die je moet grijpen als ze zich voordoen. Het is mijn taak om voorbereid te zijn op het mogelijke vertrek van vaste basisspelers. Komt er een goed bod voor een van onze mannen, dan zijn we verplicht hem te laten gaan. Wacht je, dan komt dat aanbod nadien misschien niet meer. De waarde van een voetballer kan in een paar weken tijd enorm stijgen, maar ook enorm dalen. Kijk naar Aruna bij Anderlecht. Misschien hebben ze daar al lang spijt dat ze hem in augustus niet hebben verkocht. Met ons beperkte budget moeten wij elk goed bod aannemen. Maar dan moet je ervoor zorgen dat je niet halsoverkop op zoek moet naar een alternatief. Dat moet er al zijn.

Vandaar dat jullie nu al Hans Cornelis van Club Brugge hebben vastgelegd, en op Benji De Ceulaer van Sint-Truiden jagen.

JACOBS: Onze rechtsachter Brian Priske doet het goed bij ons, maar ook in de Deense nationale ploeg. Dan loop je automatisch in de kijker van de Duitse clubs, die Denemarken speciaal in de gaten houden. Vooraan kan er ook altijd iets gebeuren. We gaan niet wachten tot we door de feiten verrast worden.

Is de kern samenstellen de belangrijkste taak voor een technisch directeur?

JACOBS: Het is een belangrijk deel van die taak, maar niet het enige. Ik wil vooral een goed zicht krijgen op de jeugd: hoe daar gewerkt wordt, welke talenten er rondlopen, en hoe we die optimaal kunnen begeleiden om binnen enkele jaren een kans in de A-ploeg te maken. Dat veronderstelt ook dat we aan de juiste jongens de juiste contracten geven.

In de A-ploeg van Genk zit geen enkele speler uit de eigen jeugd.

JACOBS: Er zijn twee eigen jongeren in de ruime kern. Dat aantal moet omhoog, maar dat kan niet in een paar maanden. Het is een algemeen probleem in het Belgisch voetbal hoor. Anderlecht en Brugge hebben nu wel een paar opvallende successen met eigen kweek, maar heel talrijk zijn de jonge Belgische talenten niet. Daarom ben ik het ook niet eens met het cliché dat derderangsbuitenlanders onze eigen jongeren zouden blokkeren. Noem ze mij, de jonge Belgen die beter zijn. In de A-ploegen zie ik er maar enkelen. In de B-ploegen zitten ze niet. En in tweede klasse zitten ze ook niet, want daar zijn het meestal de oudere ervaren spelers die de toon zetten.

De waarheid is heel anders. Die zogenaamd derderangsbuitenlanders zijn niet alleen financieel interessanter dan de Belgische jeugd, ze zijn doorgaans ook gewoon beter. De Waalse ploegen halen in Frankrijk werkloze voetballers, of mannen die daar in derde of vierde klasse aan de slag zijn. Blijkt dat die hier meteen een forse meerwaarde brengen, en tot de beteren van onze competitie behoren. Als ze dan ook nog minder kosten, niet alleen vanwege het fiscale voordeel, maar ook omdat jonge Belgen of hun entourage veel te hoge eisen stellen, dan zou je als club wel gek zijn om toch de jonge Belg te verkiezen.

Je hebt op de Voetbalbond zelf geprobeerd dat tij te keren.

JACOBS: Ik hamer al vijftien jaar op hetzelfde aambeeld: de technische opleiding moet beter, véél beter. De kwaliteit van onze voetballers gaat ontegensprekelijk achteruit, en ook het spelpeil van onze com- petitie zakt. De internationale rankings liegen niet, en daarin zakt België diep weg.

Maar de nationale jeugdploegen halen merkwaardig genoeg betere uitslagen dan vroeger.

JACOBS: Je mag je daar niet op verkijken. De min-negentien en de min-zeventien doen het op dit moment inderdaad goed, omdat ze een sterke selectie bij elkaar hebben. Maar de spoeling is ook in die leeftijdscategorieën al erg dun. Te dun om goed te zijn. Want ze gaan niet allemaal doorbreken op het hoogste niveau, en er zullen er zeker geen meer bij komen. Overigens propageert de bond het idee dat bij de jeugd de opleiding moet primeren op het resultaat, dan is een goed resultaat alleen niet voldoende.

Dat het resultaat in de jeugd niet belangrijk zou zijn, is onzin. Wat ben je er als jonge kerel mee om een goede opleiding te krijgen, als je elke week met 5-0 verliest?

JACOBS: Dat is waar. De wil om te winnen, moet deel uitmaken van de sportbeleving. Niet ten koste van alles, maar je mag ook geen spelers kweken die het gewoon zijn om te verliezen, en het dus ook niet erg vinden. Een echte sportman wil altijd winnen. Ook op training in de partijtjes drie tegen drie. Maar veel jongeren kan dat niets schelen. Ik hoor rijpere voetballers daar vaak over klagen.

Nog zo een onding is om alle jeugdelftallen volgens het systeem van de A-ploeg te laten voetballen.

JACOBS: Dat is de Nederlandse school, geschoeid op de Ajaxleest. Je kweekt dan voor iedere positie de allerbeste van zijn leeftijd, maar die jongens kunnen maar op één plaats uit de voeten. En hoeveel potentieel goede voetballertjes gooi je dan overboord? Twee begaafde elementen voor dezelfde plaats betekent dat een van de twee afvalt. De jeugdtrainer moet op basis van wie hij ter beschikking heeft zelf maar kiezen in welk patroon hij speelt. Maar in de opleiding moet wel één lijn zitten. Aandacht voor de techniek, bijvoorbeeld. Of een bepaalde tactische scholing, zonder daarvan een dogma te maken. Het is mijn taak om dat allemaal van dichtbij te volgen, ik kom tijd tekort.

Moet een club met het potentieel van Racing Genk niet resoluut naar de top durven mikken? En dus ook navenant investeren?

JACOBS: Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Ons budget is beperkt tot vijftien miljoen euro per jaar. Daarmee sta je Europees niet bij de eerste tweehonderd. Marc Degryse stelt het ook bij Club Brugge: dat budget móét omhoog. Maar kan het wel? Ons stadion is voor een heel seizoen uitverkocht, loges en seats zitten vol. Daar zit niet veel marge meer in. Onze merchandising is beperkt tot de ruime regio. En de televisierechten in België zijn wat ze zijn, en zullen niet spectaculair exploderen neem ik aan. Waar moeten wij dan dat hoger budget halen?

In de zak van Jos Vaessen. Daar zit genoeg geld in.

JACOBS: Onze voorzitter hééft al heel wat geïnvesteerd, dat is een publiek geheim. Maar de club mag niet van één man afhangen. Het probleem van Racing Genk is hetzelfde als van vele andere: de afbetaling van het stadion weegt te zwaar, en dat zal nog een paar seizoenen duren. Kijk naar alle ploegen in financiële moeilijkheden: ofwel zijn ze naar tweede gezakt met een heleboel eersteklassecontracten die blijven doorlopen, ofwel hebben ze een nieuwe tribune gezet.

Het is in dat domein dat Nederland ons ver vooruit is. Daar betaalt de overheid fors mee aan de accommodaties. Zowel voor de topclubs als voor de dorpsploegen, die over veel betere terreinen en installaties beschikken dan wij. Ook in Frankrijk duwt de overheid de kar. In Wallonië hebben ze allemaal hun stadions verbouwd met grote steun van de overheid. Vlaanderen blijft achter. Hier rollen stads- en clubbesturen vechtend over de Grote Markt.

We moeten onze blik meer op Nederland richten. Daar zijn ook dommigheden gebeurd, zeker ten tijde van het fiasco van het nieuwe televisiestation Sport 7. Maar over het algemeen slagen zij erin om het product voetbal beter te verkopen dan wij. Hun budgetten zijn groter dan de onze, ze hebben grotere en betere stadions, en hun televisiecontract brengt veel meer op. Ze hebben de helft meer inwoners dan België, en dubbel zoveel als Vlaanderen. Desondanks moeten onze topclubs niet veel onderdoen voor die van hen, en de rest van onze eerste klasse is niet slechter dan de rest van de Nederlandse eredivisie. We moeten ervoor zorgen dat dat zo blijft.

Je zit in de club als technisch directeur tussen twee eigengereide figuren: voorzitter Jos Vaessen en trainer René Vandereycken. Twee mensen die, om het zacht uit te drukken, de contramine niet schuwen, ook niet met elkaar. Ben jij de schokbreker tussen hen in?

JACOBS: Dat is overdreven. Maar als technisch directeur moet je de verbindingsman zijn tussen álle geledingen van de club. Dus ook tussen bestuur en technische staf, of tussen voorzitter en trainer. Onze voorzitter heeft het hart op de tong, en voor onze trainer is het begrip ‘rechtlijnigheid’ uitgevonden. Twee eigenschappen die ik op prijs stel, maar ‘zin voor diplomatie’ is ook zo een eigenschap. Als men met verklaringen of polemieken uitpakt, mag de club daarvan geen schade ondervinden. Idem voor wat spelers in de pers gaan vertellen. Anders moet ik aan de alarmbel trekken.

Bepaal jij als technisch directeur de manier van spelen van het eerste elftal?

JACOBS: Nee. In de toekomst kan ik misschien de krijtlijnen aangeven, maar daar zijn we nu nog niet aan toe. De eerste bekommernis is zorgen voor doorstroming van de jeugd naar de hogere categorieën, en voor een sterke A-kern. Aan de trainer om daarmee te werken. Hoe hij dat doet, is zijn verantwoordelijkheid.

Doe je dit liever dan op het veld staan en op de bank zitten?

JACOBS: Zolang ze je gezondheid niet aantast, is de bank de meest intense plaats om voetbal te beleven. Maar ik stond het liefst op het veld. Een trainer heeft drie taken: winnen, zijn ploeg zo goed mogelijk maken, en zijn spelers individueel zo goed mogelijk maken. Ik ben altijd met dat laatste begonnen, de andere twee volgen dan wel. Vanuit mijn nieuwe functie kan ik hetzelfde doel nastreven, maar je voelt dat je minder directe invloed hebt.

Het heeft mij in het begin wat aanpassing gekost om mijn plaats te vinden. Je krijgt een leidinggevende taak die nog niet bestond, in een structuur die al wel bestond. Ik kwam van een kleine club plotseling in een grote terecht. En de trainer pikte pas op het laatst in, terwijl de Intertoto wachtte en we nog spelers moesten aantrekken. Maar ik heb mijn draai nu gevonden. We hebben ons in de loop van het seizoen al goed versterkt, we hebben al jongens voor volgend seizoen binnen of op het oog, we zijn nog in de running voor de beker, en mogelijk zelfs voor de tweede plaats. Wie klaagt? Als we winnen tegen Club Brugge, niemand in Genk.

Door Koen Meulenaere

‘Het Nederlandse voetbal is niet zoveel beter, maar het wordt beter verkocht.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content