Valery Gergiev heeft reden tot feesten. Zijn 50e verjaardag valt samen met de 25e van zijn carrière aan het Mariinski Theater, met de 300e verjaardag van de stad St.-Petersburg, en met de herdenking van zijn favoriete componist: Sergej Prokofiev. Eind deze maand staat de Russische topdirigent in het Brugse Concertgebouw.

26/4, 20 u.: met Rotterdams Filharmonisch in Brugge (Berlioz, Debussy, Ravel); 27/4, 11u.: met Rotterdams Filharmonisch in Brugge (Mahlers zesde symfonie)

Gergiev is ook aan het werk te zien in ‘Russian Ark’ van Aleksander Sokurov: nog tot 20 april in Flagey in Brussel, en vervolgens in het Filmmuseum in Brussel en in Gent.

Valery Gergiev staat bekend als de bezigste bij in het hele muziekbedrijf. Het is niet uitzonderlijk dat hij ’s middags in St.-Petersburg en nog diezelfde avond in New York dirigeert. Staat hij niet ergens op een podium, dan is hij er wel naar onderweg: 100 voorstellingen dirigeert hij per jaar als artistiek directeur van het Kirov (of Mariinski) Theater in St.-Petersburg, ruim twintig concerten geeft hij als chef-dirigent van het Rotterdams Filharmonisch Orkest, en minstens evenveel voorstellingen als eerste gastdirigent in de Metropolitan Opera van New York. Daarnaast gasteert hij nog regelmatig bij de belangrijkste wereldorkesten en is hij artistiek directeur van maar liefst zes grote muziekfestivals: van het Mikkeli-festival in Finland tot de Witte Nachten in St.-Petersburg (dit jaar met een drie maanden lange feesteditie, van 6 mei tot 6 augustus).

Gergiev leeft en dirigeert als een primaire oerkracht – instinctief, bestiaal, visionair, demonisch soms. En zijn charisma werkt elektriserend op musici en publiek. In ’77 won hij de Herbert von Karajanwedstrijd in Berlijn en sindsdien is hij in haast alle opzichten uitgegroeid tot de Karajan van onze tijd: een fenomeen als musicus, maar ook als mediatiek manager van een machtig muziekimperium.

ECHT OF FAKE

In Brussel was Gergiev al vaker te gast. In Brugge serveert hij nu een Frans programma (Ravel, Debussy, Berlioz) en de zesde, ’tragische’ symfonie van Gustav Mahler. Hij laat zich uiteraard niet van zijn stuk brengen door de vraag of hij zich met zijn Russische achtergrond niet erg ver verwijderd voelt van de Hollandse Mahlertraditie: ‘Ik respecteer de beroemde Mahlertraditie in Nederland. Maar een traditie mag niet stilstaan. Ze moet steeds uitgebreid en verrijkt worden. Ik speel Mahler overal, van Los Angeles tot in Tokyo. En bovendien: Sjostakovitsj ligt heel dicht bij Mahler. Mahler is zelf ook twee keer in St.-Petersburg komen dirigeren. En kort daarna hebben Bruno Walter en Ivan Sollertinsky zijn muziek in Rusland uitgevoerd. Leonard Bernstein en Kyrill Kondrashin hadden ook Russische wortels, maar waren uitstekende Mahlerdirigenten.’

Maar voorbeelden zijn dat niet voor hem: ‘In zijn beste opnamen is Bernstein niet te overtreffen. Maar het heeft absoluut geen zin om voor een orkest te gaan staan en na te bootsen wat je ergens anders gehoord hebt. Nee, een echte Mahleruitvoering begint pas als je de emoties uit zo’n symfonie zo intens mogelijk probeert te herscheppen. Het publiek voelt dat ook meteen aan: of het echt is of fake. Het gaat niet naar een concert om een plaatje te horen, wel om iets magisch, iets ongelooflijks mee te maken. In een concert moet iets gebeuren wat je niet wilt missen. Wij moeten als dirigent geen steriel verpakt massaproduct afleveren, maar wel een pakkend kunstwerk overbrengen.’

Liefst ziet Gergiev zichzelf als gedreven promotor van het te lang miskende Russische repertoire. Bovenal van Sergei Prokofiev: ‘Vergelijk het met wat Sir Charles Mackerras gedaan heeft voor Leos Janacek. Dertig jaar geleden werden zijn opera’s nergens uitgevoerd. Nu staan ze overal. Dat wil ik ook doen voor Prokofiev. Ik geloof echt in zijn muziek: in zijn opera’s De Speler, Liefde voor de Drie Sinaasappelen, De Vuurengel, Oorlog en Vrede. Of in zijn Scytische Suite. Daarom hebben we er in Rotterdam ook een documentaire over gemaakt: om mensen ervan te overtuigen wat voor een fantastische muziek het is. Ik herinner me een gesprek met mijn vriend Simon Rattle, die er vroeger niet van hield. Nu dirigeert hij het zelf ook regelmatig…’

Gergiev heeft zich voorgenomen om zijn dirigeeractiviteiten een beetje terug te schroeven. ‘Men schrijft altijd dat ik nooit slaap. Nu, mijn slaapregime zal de komende jaren niet veranderen. Maar ik wil meer tijd vrijmaken om jonge artiesten op te leiden. Zoveel getalenteerde jonge mensen verdwijnen voor ze nog maar tien procent van hun potentieel benut hebben. Nadat ik de Karajanwedstrijd gewonnen had, heeft het de volle elf jaar geduurd voor ik het Leningrad Filharmonisch Orkest kon dirigeren. En dat was niet eens een schandaal.’ Daarom heeft hij vijf jaar geleden het Kirov Jeugdorkest opgericht, dat zich onder de vleugels van het Mariinski Theater optimaal kan ontwikkelen, en de Mariinsky Academy voor jonge zangers, die geleid wordt door Gergievs zus Larissa. Ze levert schitterend zangtalent af, dat straks de generatie van Olga Borodina, Galina Gorchakova, Gegam Grigorian en Nikolai Putilin moet aflossen.

Of er daarnaast nog tijd blijft voor andere dingen? ‘Ik hou van voetbal en van de bergen in mijn geboortestreek, de Kaukasus. Maar het meest van al nog van mensen: collega-musici, maar even goed oude mensen die nog nooit van me gehoord hebben. Mensen die interessant zijn, en waar ik van kan leren. Zo beschouw ik de componisten die we uitvoeren eigenlijk ook: als mensen die je ontmoet, beter leert kennen en die je later ook helpen om weer andere dingen te begrijpen. Het is een proces dat altijd voortduurt.’

Jo Paumen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content