Sociale achtergrond speelt een grote rol bij hoe veilig mensen zich voelen in hun buurt.
U hoeft geen slachtoffer te zijn van een criminele daad om u onveilig te voelen. Dat is een van de conclusies van de onderzoekers Maarten Van Craen en Johan Ackaert (Universiteit Hasselt). Samen ontwikkelden ze met de ‘veiligheidsscan’ een nieuw meetinstrument dat ook rekening houdt met de socialeachtergrondkenmerken van de respondenten.
In de tien Limburgse politiezones waar het onderzoek plaatsvond, blijkt het al bij al nog mee te vallen met het onveiligheidsgevoel, ‘al hangt dat natuurlijk ook altijd af van de manier waarop de vraag wordt geformuleerd’, zegt Ackaert. ‘Zeven procent van de ondervraagden voelt zich onveilig in zijn directe woonomgeving, maar anderzijds geeft 22 procent aan dat er in de eigen gemeente plaatsen zijn waar ze liever niet komen.’
Dat de studie werd uitgevoerd in gemeenten die niet meteen met grote criminaliteit worden geassocieerd, doet volgens Ackaert niets af aan de resultaten. ‘Ook in de iets ruigere politiezone Beringen-Ham-Tessenderlo vloeit het onveiligheidsgevoel niet noodzakelijk voort uit slachtofferschap of criminaliteit.’ Overdreven snelheid in het verkeer vormt de grootste bedreiging voor de persoonlijke veiligheid. Daarnaast blijkt het onveiligheidsgevoel ook het gevolg te zijn van jongerenoverlast en een negatieve houding tegenover allochtonen. ‘Het is de perceptie die mensen hebben van jongeren of allochtonen die bepaalt of ze zich in hun eigen buurt of gemeente op hun gemak voelen. Hoe meer de bewoners zich storen aan rondhangende jongeren en overlast van het uitgaansleven, hoe onveiliger ze zich voelen.’
Niet iedereen laat zich de stuipen op het lijf jagen. Het gevoel leeft het sterkst bij ouderen, laaggeschoolden, vrouwen, ouders van jonge kinderen en mensen die weinig contact hebben met de buren. De onderzoekers waarschuwen ook voor de gevolgen. ‘Onze analyses tonen aan dat ze het vertrouwen in de politie én in het gemeente- of stadsbestuur aantasten, al geldt die bewering ook nog steeds in de omgekeerde richting.’
Van het Limburgse integratiemodel dat twintig jaar geleden als voorbeeld moest dienen voor de rest van Vlaanderen blijft intussen niet veel meer over. ‘De mijnindustrie zorgde voor een sterke sociale controle in een paternalistisch model. Maar na de sluiting is er niets in de plaats gekomen, waardoor ook de soepele integratie is verdwenen. De etnocentrische propaganda speelt met succes in op de groeiende negatieve houding ten opzichte van de allochtone bevolking, waarvan ondertussen een vierde aangeeft dat ze zich gedis- crimineerd voelt.’
H.C.