De oorlog in Congo heeft een waar gezondheidsdrama veroorzaakt dat de hele regio bedreigt. Sinds augustus 1998 hebben epidemieën en hongersnood meer slachtoffers gemaakt dan de slachtpartijen en de gevechten.

De Democratische Republiek Congo is er erg aan toe. De economie ligt plat, de infrastructuur is totaal vervallen. De oorlog en de verwoestingen hebben de weg geëffend voor die andere twee ruiters van de apocalyps: hongersnood en epidemieën. Zelfs als het staakt-het-vuren van 10 juli standhoudt, is het einde van de ellende nog lang niet in zicht.

De hulporganisaties beseffen hoe dramatisch de toestand is. Eind augustus houden ECHO, de humanitaire dienst van de Europese Unie, de VN-hulporganisaties en de Belgische ontwikkelingshulp een vergadering in Nairobi (Kenia) om de nodige hulp te mobiliseren.

Marti Waals, woordvoerster van de katholieke ngo Memisa ( Medical Mission Action) vreest dat de recente epidemie van Marburg-koorts (hevige koorts en vrijwel onstuitbare bloedingen) maar het “topje van de ijsberg is”. De epidemie heeft zestig mensen het leven gekost. Maar ze bleef beperkt tot Watsa, een tamelijk geïsoleerde streek vlakbij de Sudanese grens. De gevolgen hadden veel erger kunnen zijn als de epidemie was uitgebroken in een stad als Kikwit, de hoofdstad van Bandundu. In 1995 maakte het Ebolavirus daar 230 doden.

Het simpele feit dat de Marburgkoorts zich onder de goudzoekers van Watsa heeft kunnen verspreiden van januari tot mei, zonder dat de gezondheidsdiensten van de Congolese hoofdstad Kinshasa of de rebellenhoofdstad Goma ergens van wisten, zegt genoeg. Dat wijst op een totale ineenstorting van het gezondheidssysteem in het hele land: zowel in het regerings- als in het rebellengebied. Overal ontbreken de meest noodzakelijke middelen om een epidemie in te dijken: antibiotica, desinfecterende producten, steriele verbanden en natuurlijk ook beschermende kleren en rubberlaarzen voor de hulpverleners.

Het hospitaal van Kikwit moet voor de elementairste onderzoeken – stoelgang en bloed – microscopen lenen bij apothekers in de stad. In vrijwel het hele land zijn de vaccinatiecampagnes gestopt. De belangrijkste reden is de onveiligheid. In april hebben regeringstroepen het hospitaal van Tshundi (Oost-Kasai) leeggeplunderd. In dezelfde streek pikten soldaten van president Laurent Kabila op 8 juni alle medicijnen en chirurgisch materiaal uit het ziekenhuis van Lusambo, net voor de stad in handen van de rebellen viel.

De gevolgen zijn niet te overzien. Voor de onafhankelijkheid werden jaarlijks zo’n vijfduizend nieuwe gevallen van slaapziekte genoteerd. De toestand was toen ongeveer onder controle. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) worden nu zo’n 45.000 gevallen per jaar genoteerd. WGO-cijfers wijzen uit dat zo’n driehonderdduizend mensen besmet zijn en dat er jaarlijks twintigduizend aan de ziekte overlijden. De WGO meldt dat de gezondheidstoestand in Congo vandaag gelijk is aan die van de jaren dertig.

De belangrijkste infectiehaard van de slaapziekte is Noord-Oubangui, vlakbij de grens met Centraal-Afrika. Maar de epidemie breidt zich uit naar streken waar de ziekte al sinds decennia was uitgeroeid, zelfs naar streken waar ze nooit voorkwam: in Oost- en West-Kasai, Noord-Katanga, Bandundu en langs de Ndjili-rivier naar de hoofdstad Kinshasa. Op sommige plaatsen wagen de boeren zich niet meer op hun velden, zegt Marti Waals. Ze zijn bang voor de zwermen tseetseevliegen die de ziekte overbrengen.

De algemene onveiligheid bemoeilijkt ook de verdeling van vliegenvallen. Die zijn nochtans het goedkoopste preventiemiddel (ze kosten maar een goede 300 frank), terwijl de goedkoopste behandeling – op basis van arsenicum – vijf keer zoveel kost.

En er is haast bij. Ebola- of Marburgpatiënten kunnen maar gedurende enkele dagen andere mensen besmetten, voor ze zelf sterven. Maar wie aan de slaapziekte lijdt, kan tien jaar lang besmettelijk zijn alvorens te sterven.

Ook hier speelt de onveiligheid en de failliete economie een rol. Omdat er te weinig brandstof is en ze vrezen dat hun voertuigen in beslag zouden worden genomen, doen de ploegen van Memisa alles te voet. In 1998 slaagden ze er toch in om zo’n driehonderdduizend mensen te testen. In dat tempo hebben ze wel vier jaar nodig om alle gevallen op te sporen.

NIEUWE VIRUSSEN

Maar de grootste doder is malaria, die minstens 50.000 Congolezen per jaar het leven kost. En die schatting houdt niet eens rekening met het feit dat veel patiënten thuis sterven, in de rimboe, zonder dat de gezondheidsdiensten op de hoogte zijn. De zieken kunnen het transport naar een ziekenhuis vaak niet betalen, of ze vinden de verplaatsing te gevaarlijk, of ze gaan gewoon niet meer omdat ze weten dat de ziekenhuizen toch geen geneesmiddelen meer hebben.

Ook de lamentabele staat van het wegennet verergert de situatie nog. Rond Kisangani zijn de meeste wegen overwoekerd door het oerwoud. En omdat er haast geen benzine meer is, zijn prauwen vrijwel het enige overgebleven transportmidddel.

Bovendien zijn de malariamuskieten resistent geworden tegen de kou en de insectenverdelgers. Ze komen nu al voor op de hooggelegen plateaus van Kivu, zegt Jean-Marc Biquet van Artsen zonder Grenzen.

Door het stopzetten van de vaccinatiecampagnes rukken ook andere ziektes zoals mazelen, hersenvliesontsteking en tuberculose weer op. Om epidemieën tegen te gaan, moet zowat negentig procent van de bevolking ingeënt zijn. Maar in de steden zou nu nog zo’n dertig procent gevaccineerd zijn, op het platteland vrijwel niemand meer.

In mei brak een epidemie van hersenvliesontsteking uit in Bokoro (Bandundu). Honderd mensen stierven. De bevolking van Kinshasa werd pas gewaarschuwd toen de epidemie uitgewoed was. Op zo’n manier kan de toestand snel dramatisch worden. In juni bleek de watermaatschappij wegens een tekort aan desinfecteermiddelen niet langer te kunnen garanderen dat het leidingwater drinkbaar was in Kinshasa en in de meeste grote steden. Dat betekent dat elk moment de cholera weer kan uitbreken. Tussen januari en maart van dit jaar stierven al zo’n honderd mensen in de hoofdstad aan cholera. En dit eerste halfjaar zijn er ook al in Lubumbashi en in verschillende streken van de Evenaarsprovincie cholera-epidemieën gesignaleerd.

Er is zelfs een direct verband tussen de oorlog en cholera-epidemieën, beweert een arts. Volgens hem breekt de epidemie vaak uit in kazernes, waar de hygiënische toestand lamentabel is. In juni werd een kazerne vlakbij de hoofdstad geëvacueerd om een cholera-epidemie te vermijden.

In 1998 brak cholera uit aan boord van een troepentransportschip. De rekruten werden over de Kasairivier van Kinshasa naar Ilebo gebracht waardoor – voor het eerst sinds tientallen jaren – weer cholera uitbrak in Kananga, de hoofdstad van West-Kasai.

In de Evenaarsprovincie heerst kinderverlamming. De vaccinatie moest daar onderbroken worden omdat gevechten tussen rebellen en het regeringsleger de Congostroom te onveilig maakten. Zelfs als er gevaccineerd wordt, gebeurt dat zo onsystematisch dat het weinig resultaat heeft.

NIET TE BETALEN

De ineenstorting van de economie heeft directe gevolgen voor de volksgezondheid. Een behandeling met antibiotica kost minstens vierhonderd Belgische frank, of een kwart van het maandsalaris van een goedbetaalde arbeider. De mensen kopen bijgevolg geneesmiddelen op straat die verlopen zijn of in te kleine hoeveelheden worden verkocht. En dat bevordert het ontstaan van resistente bacteriën. De toenemende ondervoeding maakt de zaak nog erger.

In één jaar is de prijs van het basisvoedsel in Kinshasa verviervoudigd. Volgens deskundigen lijdt de helft van de inwoners aan acute ondervoeding. Ze leven van een gemiddeld dagrantsoen van 360 gram voedsel, terwijl 680 gram als minimum geldt om in leven te blijven. In de rimboe is de toestand niet veel beter. Honger dwingt de mensen ertoe op elk soort wild te jagen. Ze dringen steeds dieper in het oerwoud door op zoek naar voedsel, en brengen daaruit nieuwe virussen mee naar een omgeving die geen enkele verdediging tegen ze heeft.

Zo is het gegaan met het Ebola-virus en onlangs ook met de nieuwe ziekte apenpokken, die zich in de Evenaarsprovincie verspreidt en waarvan chimpansees de dragers zijn.

Zelfs als er morgen vrede komt in Congo, dan nog is de gezondheidstoestand in het land zo dramatisch dat de hele regio van de Grote Meren wordt bedreigd.

Het is in feite het boemerangeffect van de ongelooflijk rijke biodiversiteit van het land. Virussen stoppen niet aan grenzen en behalve Uganda controleert geen enkel buurland de gezondheid van de mensen die de grens overkomen. De toestand in Angola is wellicht nog rampzaliger. De humanitaire hulporganisaties mogen het rebellengebied niet in. Bijna driekwart van het land is in handen van de Unita-rebellen en valt dus buiten elke medische controle: noch de regering, noch de rebellen laten daar humanitaire hulp toe.

De ministers van president Laurent Kabila lijken het gevaar ook helemaal niet te beseffen. Het duurt tot drie weken voor minister van Binnenlandse Zaken Gaetan Kikudji de ngo’s toestemming geeft om de oorlogszones in te gaan. En ondertussen tikt de bom voort.

François Misser

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content