Voelt de Belg zich onveilig? Jawel. Maar wil dat zeggen dat de criminaliteit alarmerende proporties aanneemt? Neen. Het “onveiligheidsgevoel” blijkt vooral een verzamelnaam voor allerhande vormen van burgerlijke ongerustheid.

In een technische school in Deurne plant een leerling zijn leraar een mes in de borst. In Berchem staakt het spoorwegpersoneel omdat de grote parkeerplaats bij het station te onveilig is. In Brussel leggen bus-, tram- en metrobestuurders het werk neer nadat een collega gemolesteerd werd; ze eisen meer bescherming.

De burgemeester van Leuven wil in de belangrijkste straten camera’s installeren om de stad veilig te houden. De burgemeester van Antwerpen wil camera’s installeren om het sluikstorten te bestrijden. In Sint-Niklaas vraagt de horeca dat de uitgaansbuurt met camera’s in het oog zou worden gehouden. In Gent wordt overwogen camera’s te gebruiken om autobestuurders op verkeerd rijgedrag te wijzen.

De Vlaamse minister-president is voorstander van “meer blauw op straat”. De voorzitter van de PRL speelt met het idee om enkele duizenden militairen in te zetten voor lokaal politiewerk. De federale minister voor Gelijke Kansen lanceert een campagne om geweld binnen het gezin te bestrijden. De VLD stelt in februari haar veiligheidsplan voor. Wellicht wordt daarin gepleit voor de zero tolerance: het bestraffen van ieder misdrijf, hoe klein ook, om de dader van verdere acties af te houden.

Het veiligheidsthema was de afgelopen weken niet uit het nieuws weg te branden. Voelen de democratische partijen, nu de verkiezingen van 13 juni naderbij komen, de hete adem van het Vlaams Blok in hun nek? Of is er meer aan de hand? Hoe onveilig is ons land eigenlijk? En wat kunnen we daaraan doen? Een gesprek met Paul Ponsaers, criminoloog aan de Universiteit Gent.

Moeten we ons ongerust maken?

Paul Ponsaers: Het wordt veel te weinig benadrukt dat het onveiligheidsgevoel zo goed als niets te maken heeft met reële criminaliteit. Dat blijkt uit nogal wat onderzoeken. In wijken waar een redelijk hoge criminaliteit wordt vastgesteld, is men het vaak dermate gewoon om daarmee rekening te houden dat men zich helemaal niet onveilig voelt. Terwijl bewoners van residentiële buurten, die objectief erg veilig zijn, zich vaak wel onveilig voelen. Het is belangrijk om het onveiligheidsgevoel en de criminaliteit van elkaar los te koppelen. Maar het is niet omdat er geen relatie is tussen beide fenomenen dat je ze niet ernstig moet nemen.

Hoe ernstig vat u ze op?

Ponsaers: De objectieve onveiligheid, de criminaliteit die we daadwerkelijk kunnen vaststellen, stijgt de facto. Je moet dat niet ontkennen. Maar dramatisch is de toestand niet. Soms heb ik het gevoel dat men bang is om erover te praten. Het veiligheidsthema is, met de verkiezingen van 13 juni in zicht, hoog op de politieke agenda terechtgekomen. Maar het debat blijft beperkt tot veel verbaal geweld. De concrete informatie die over het thema beschikbaar is laat men links liggen. Terwijl je op basis daarvan zou kunnen aantonen dat de stijging zeker niet dramatisch is. En ook dat gewelddaden, die inderdaad toenemen, in het geheel van de criminaliteit een marginaal gegeven blijven. Diefstal is nog altijd de belangrijkste vorm van criminaliteit. Dat is trouwens in alle Europese landen zo. Maar door niet open en duidelijk over het onderwerp te durven spreken, geef je extreem rechts de ruimte om paniek te zaaien bij de bevolking.

Maar die gevoelens van onveiligheid zijn toch niet alleen het gevolg van paniekzaaierij?

Ponsaers: Het onveiligheidsgevoel bij de mensen is reëel. Maar ook hier moet je een onderscheid maken tussen twee fenomenen: enerzijds is er de angst om daadwerkelijk slachtoffer te worden van een of andere vorm van agressie, en anderzijds is er die algemene bezorgdheid dat de dingen niet behoorlijk functioneren, dat de overheidsinstellingen niet meer aangepast zijn. Het is niet omdat men betreurt dat de politie nog niet is hervormd dat men bang is om te worden overvallen. Die nuancering wordt nooit gemaakt. Wanneer je de burger in enquêtes zoals de Veiligheidsmonitor van het ministerie van Binnenlandse Zaken ( zie kader) vraagt wat de problemen zijn waarmee hij het meest te maken krijgt, hebben maar weinigen het over criminaliteit. Verkeersproblemen zijn veel belangrijker.

Onder de noemer van het onveiligheidsgevoel worden vele vormen van ongerustheid samengebracht. Mensen voelen zich onveilig omdat de sociale zekerheid precairder wordt, omdat ze moeilijk werk vinden, omdat aids bestaat… Een scholier kan zich onveilig voelen omdat hij in de klas gepest wordt. Maar daaraan kan de politie niets veranderen. En er is het gevaar van de selffulfilling prophecy: als je de mensen maar vaak genoeg zegt dat ze zich onveilig voelen, dan gààn ze zich ook onveilig voelen.

Is die algemene sfeer van onveiligheid die nu waar te nemen is mede een gevolg van de Dutroux-affaire?

Ponsaers: De Dutroux-affaire heeft veel kwaad gedaan. Door de affaire is het beleid juist weer sterk toegespitst op bestraffing van criminaliteit. Heel wat andere, erg zinvolle beleidsinitiatieven zijn daardoor in de verdrukking geraakt. De inspanningen bijvoorbeeld om bemiddeling tussen slachtoffer en dader tot stand te brengen. Met bemiddeling los je een probleem tenminste echt op. Stel dat je auto wordt gestolen, dan is het belangrijkste toch dat je die auto terugkrijgt? Nu ligt de klemtoon weer op straf, vergelding, wraak. Maar heeft het zin om het hele politieapparaat in werking te stellen om iemand die om vier uur ’s nachts door rood is gereden, zonder ongelukkige gevolgen, een boete van een paar duizend frank te doen betalen?

Maar de Dutroux-affaire lijkt ook de onveiligheidsgevoelens bij de burger versterkt te hebben. Er is bijna geen kind meer dat nog alleen met de fiets naar school mag.

Ponsaers: Marc Dutroux is natuurlijk het archetype, de verpersoonlijking van het kwade. En de hele affaire, met de talloze onthullingen en verdachtmakingen, heeft zeker bijgedragen tot de slechte sfeer die er op dit moment heerst. Iedereen lijkt een verdachte te zijn geworden. Zo’n sfeer leidt ertoe dat je overal camera’s gaat zetten. Want iedereen moet bekeken worden, iedereen moet gecontroleerd worden. De discussie over de camera’s zegt heel veel over wat er aan het gebeuren is.

Er zijn natuurlijk ook de reusachtige maatschappelijke veranderingen. Mensen zijn veel mobieler geworden. Iedereen is permanent bereikbaar. Afstand bestaat niet meer. De ruimte is geëxplodeerd. De wereld, mijn dorp, weet u wel. Politie en justitie hebben het gevoel de controle kwijt te zijn. Ze leven in de illusie dat ze met technische maatregelen, iedereen in de computer stoppen bijvoorbeeld, weer vat op de samenleving kunnen krijgen.

Hoe kunnen we die onveiligheidsgevoelens dan wel efficiënt bestrijden?

Ponsaers: We moeten wat rustiger worden. Je kunt niet altijd alles controleren, dat is een fictie. We moeten proberen meer maatschappelijk te denken in plaats van juridisch. Als we iets willen doen aan de onveiligheid, moeten we ons niet enkel richten op de fetisj van de criminaliteit maar moeten we alle maatschappelijke problemen aanpakken. Te beginnen met de werkloosheid, dat is een evidentie. Hoeveel mensen die nu van school komen, vragen zich niet af welke perspectieven ze nog hebben? We krijgen hoe langer hoe meer een duale samenleving. Je hebt degenen die participeren. Zij hebben hun eigen vorm van criminaliteit, de zogenaamde witteboordencriminaliteit, maar gek genoeg jaagt die ons geen schrik aan. We zijn bang van degenen die niet meer participeren aan de samenleving, de outcasts. Laten we veel meer tijd en energie steken in het bestrijden van alle vormen van sociale uitsluiting.

Wat heeft de regering al verwezenlijkt op het gebied van veiligheid?

Ponsaers: Er zijn zeker zinnige dingen gedaan. Het opvallendste initiatief van de laatste jaren zijn de veiligheidscontracten, die later tot samenlevingscontracten zijn omgedoopt. De overheid sloot met 29 steden zo’n contract af. Op jaarbasis wordt er vier miljard frank aan besteed. Maar er zijn natuurlijk 589 gemeenten in ons land. Nu, het is wat het is. De meeste steden hebben een flink deel van de middelen geïnvesteerd in projecten met een zogenaamde brandweerfunctie: initiatieven die een crisissituatie helpen stabiliseren, die zorgen dat de schade niet groter wordt maar eigenlijk niets herstellen. Het gaat dan vaak over technische ingrepen zoals het plaatsen van alarmsystemen. Daarnaast heeft men ook een stuk sociale preventie weten uit te bouwen.

En dan heb je de hele politiehervorming. Hoewel ik daar mijn bedenkingen bij heb. Pas op, ik zeg niet dat het dom is wat ze nu doen, integendeel. Maar is dit het antwoord op de vragen die men had? Driehonderdduizend mensen hebben met de Witte Mars over de kasseien van Brussel gemarcheerd. Dat is niet weinig. Hun boodschap was simpel. Ze protesteerden niet tegen iets of iemand, ze zeiden alleen: “Zo gaat het niet langer. Overheid, kom eindelijk eens tegemoet aan onze bezorgdheden en behoeften.” Maar in plaats van hierover een fundamentele discussie aan te gaan, heeft de politiek de zaak vertechniseerd. Raakt u nog wijs uit de politiereorganisatie? Aan welke normale burger kun je die hervorming nu uitleggen? Of denkt u dat die driehonderdduizend nu echt verheugd zijn dat er een Hoge Raad voor de Justitie komt?

Vindt u het een goede zaak dat het veiligheidsprobleem wellicht een belangrijk verkiezingsthema wordt? Zullen de democratische partijen erin slagen het Vlaams Blok de wind uit de zeilen te nemen?

Ponsaers: Ik denk het niet. De democratische partijen hadden dit debat al maanden geleden moeten aangaan. Maar ze hebben geprobeerd het thema te ontwijken. Ze dachten aanvankelijk op andere politieke thema’s te kunnen scoren. Kijk maar naar de verkiezingsaffiches van CVP-voorzitter Marc Van Peel: over veiligheid geen woord. Het kleinste kind had nochtans kunnen voorzien dat dit onvermijdelijk een thema in de verkiezingscampagne zou worden. Nu staan ze met hun rug tegen de muur. Het verbaal geweld lijkt niet meer te stoppen. Terwijl een goed voorbereid, nuchter en sereen debat heel wat had kunnen ontmijnen. Ach, misschien ben ik wel naïef, met mijn geloof in de kracht van rationele argumenten.

Christine Albers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content