Karachi en Islamabad hopen op nieuwe kansen na de oorlog. Voorlopig krijgen ze alleen klappen.

Farrukh Saleem, directeur van de schoenfabriek Firhaj Footwear, is het met het protest bijna eens: ‘Waarom moeten de Verenigde Staten Afghanistan nu bombarderen? En welk land zal het volgende doelwit zijn?’ De argwaan tegen de VS is groot. Telkens weer hebben de VS Pakistan als pion in hun geopolitieke spel gebruikt, telkens weer hebben ze het land daarna met de gebroken potten laten zitten. Het eerste effect van de bombardementen op Afghanistan was, als per toeval, het in elkaar stuiken van de Pakistaanse economie. Dat was toch wat de hele exportgerichte sector van leerbewerking en textiel zag aankomen. Nergens is de economie zo duidelijk zichtbaar met politiek verweven als in Pakistan.

Wat was er aan de hand? In de begindagen van de oorlog wilden de buitenlandse luchtvaartmaatschappijen niet meer naar Pakistan vliegen. Dat hield immers _ volgens de Pakistanen denkbeeldige _ risico’s in. Bovendien vonden ze geen passagiers meer en zijn de verzekeringspremies met tweehonderd procent verhoogd. Dus raakten de producten het land niet meer uit. De eindbestemming van al die waren is Europa en de VS, en nu was het tijd voor de nieuwe bestellingen, voor de lente. Maar die kwamen niet. De kopers in Europa en de VS vertrouwden er niet op dat de Pakistanen zouden kunnen leveren. Ze wachtten liever af. ‘Zégt u hen dat toch! Dat hier geen enkel probleem is, niet met productie en niet met aflevering! De vliegtuigen vliegen, u bent hier toch ook aangekomen? De schepen komen en gaan in Karachi met de regelmaat van een klok.’ Dat pleidooi was overal te horen. Een deel ervan was pure angst.

HYPOTHEEK OP DE TOEKOMST

Textiel is goed voor 60 procent van de Pakistaanse uitvoer. ‘Dit was een bar slecht moment voor die Afghaanse actie’, zegt Nadeem Maqbool van de textielfederatie in Karachi. ‘Zeker, ze beloven ons veel geld nu om aan hun kant te gaan staan, we hebben ook geen andere optie, maar in afwachting keldert onze economie. Niet alleen de oorlog zit in de weg: de Amerikaanse economie was al aan het vertragen en op 11 september heeft die er een klap bij gekregen. De mensen gaan dit seizoen geen kleren kopen. Daarom krijgen wij geen bestellingen: de economie is bevroren. En het ging hier net wat beter. Het zal allemaal wel beter gaan, maar wanneer? Hoe lang kunnen we het nog uitzingen? Worden we daarvoor niet weggeveegd?’

Pakistan is niet alleen gevoelig voor olieprijzen. Het heeft ook last van humeuren, en van corruptie. Het is, met alle respect voor zijn geschiedenis en zijn 140 miljoen inwoners, een voor tweederde feodaal land dat probeert een moderne, nucleaire macht te spelen. De discrepantie tussen het een en ander heeft een spleet veroorzaakt, waarop een heel andere handel floreerde dan die in schoenen en textiel. In de maanden voordat generaal Pervez Musharraf de macht greep, was zelfs de eerste minister van het land niet bereid om zijn geld in Pakistan zelf te investeren, maar belegde hij alles in het buitenland. Zijn voorgangster kan het land niet binnen omdat zij _ of haar echtgenoot _ van gelijklopende feiten beschuldigd wordt. Meteen ligt daarmee een enorme hypotheek op de toekomst van de Pakistaanse politiek.

En op de economie. Wilde de generaal _ de zelf aangestelde baas van een land met 1710 miljard frank (42,39 miljard euro) buitenlandse schuld waar maar één inwoner op de honderd belasting betaalde _ zijn boeken weer geloofwaardig maken, dan moest hij die kapitaalstroom omkeren. De waslijst van maatregelen die hij daarvoor moest nemen, is ellenlang. Hij moest immers belastingen gaan innen en daartoe moesten het belastingstelsel en de diensten hervormd worden. Hij moest weten hoe groot de zwarte economie was, en dus liet hij een inventaris maken, waardoor hij met echte rellen af te rekenen kreeg. Hij haalde technocraten uit de zakenwereld in zijn regering, die de bureaucraten en de grootgrondbezitters vervingen. Hij wilde minstens zijn regering en de allerhoogste ambtenarij transparant maken, en zo goed als corruptievrij. Daarin is hij geslaagd, zeggen Pakistaanse commentatoren, al zal het nog jaren duren voor de zuivering ook in de lagere rangen echt voelbaar wordt.

De generaal moet daarbij ook uitkijken dat hij zijn anti-corruptieactie niet te ver drijft. Want er zijn mogelijk hooggeplaatste personen bij betrokken, en ook het leger is al vaker wel dan niet aan de macht geweest. Momenteel zou het scherp wat van die actie af zijn. Hij is natuurlijk gaan privatiseren. Maar het probleem is dat nogal wat van die staatsbedrijven zo verlieslatend zijn dat niemand bereid is er veel geld voor te geven.

ECONOMIE IS POLITIEK

De generaal zit ook met een gigantisch onderwijsprobleem. Slechts 10 procent van de kinderen op schoolleeftijd zouden naar school gaan. Er is geen geld voor. En ouders kunnen het zich niet permitteren om kinderen naar school te laten gaan in plaats van ze te laten werken. Om tapijten te maken bijvoorbeeld, of in de voetballenmakerij. Het geld dat die kinderen verdienen, telt niet als loon, maar is een bijverdienste. Net zoals het geld dat vrouwen verdienen nooit als loon geldt, waar ze ook werken. Maar dat is cultuur, geen economie.

Economie is wel dat werknemers die nooit school gelopen hebben, geen hoogontwikkelde, laat staan technologische industrie mogelijk maken. Wil de generaal zijn economie modern ontwikkelen, dan moet hij zijn kinderen naar school sturen. En niet naar de madrasas. De koranscholen zijn in Pakistan al jarenlang de scholen voor de armen, aanvankelijk veelal voor Afghaanse vluchtelingen: ze zijn gratis, de kinderen krijgen er eten en onderdak en soms zelfs kleding, en ze leren er niets anders dan de koran. De Taliban kwamen daaruit. De minister van Onderwijs liet de madrasas in de provincie tellen, en kwam op 11.000 uit. In het hele land zijn dat er misschien 70.000: elke moskee heeft er wel één. Ze proberen de madrasas nu te dwingen om ook algemeen onderwijs te leveren. Sommige zouden daartoe bereid zijn.

Economie is politiek: als de generaal zijn economie wil opkrikken, moet dat via het onderwijs. De slag om het onderwijs is de enige manier om de politiek uit de handen van de fundamentalistische partijen los te wrikken. Zeker nu de ongelukkige Amerikaanse oorlog tegen de Taliban hem daar misschien een onverhoopte kans voor heeft gegeven. Want de religieuze partijen, die allemaal de Taliban steunden, teren op de madrasas, op het analfabetisme van het Pakistaanse volk. Op een gegeven moment zal de generaal moeten kiezen.

De doorslaggevende keuze is hem opgedrongen. De keuze om mee te doen met de Amerikanen en tegen de Taliban, die Pakistaanse creatie. Hij kon ook niet anders, Pakistan weet dat. ‘Het is ten slotte beter in de wereld te leven’, zegt een industrieel. Niettemin heeft de generaal de beslissing genomen, een gevaarlijke beslissing. Volgens velen zal Pakistan de rekening betalen, hoe de oorlog ook afloopt. In ruil voor die beslissing beweren de westerse mogendheden nu dat ze Pakistan schadeloos willen stellen. Het Internationaal Monetair Fonds ging al akkoord om een leningenpakket toe te staan. De VS hieven alle sancties in verband met de Pakistaanse atoombommen op. De generaal, intussen president Musharraf, kwam midden november terug uit de VS met de belofte van 45 miljard frank (1,11 miljard euro) hulp en, misschien, een grotere opening van de Amerikaanse markt voor Pakistaanse kleren en textiel. In de Europese Unie had hij dat laatste al een tijd verkregen. Ook een deel van de buitenlandse schuld zou herschikt worden. Dat is de beloning, om voor één keer aan de winnende kant te zijn gaan staan. Maar het is slechts een begin. Pakistanen wachten af of de Amerikanen hen ook dit keer in de steek zullen laten.

Sus van Elzen

Foto’s: Maria Fialho

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content