Han Renard

Binnenkort komen de eerste Senegalese ambtenaren stage lopen op het Participatiefonds, de federale overheidsinstelling die startende ondernemers begeleidt en werklozen toegang tot krediet verschaft.

Terwijl de regering op uiterst geheime locaties nog koortsachtig op zoek was – vergeefs, weten we intussen – naar een akkoord over Brussel-Halle-Vilvoorde, bracht federaal minister van Middenstand en Landbouw Sabine Laruelle (MR) een vierdaags bezoek aan Senegal. In haar kielzog voer een aantal mensen van het Participatiefonds mee. Dat fonds verstrekt goedkope leningen aan werklozen die een eigen zaak willen opstarten. In die zin is het ‘de voornaamste speler op het vlak van microkrediet in België’.

Minister Laruelle en het Participatiefonds wilden in Senegal meer vernemen over de werking van lokale spaarbanken en microkredietinstellingen. Dat om na te gaan of de door het Participatiefonds verworven expertise op het vlak van microfinanciering het West-Afrikaanse land iets kan bieden. Het idee om samen te werken werd geboren tijdens een bezoek aan ons land van mevrouw Maïmouna Sourang Ndir, de imposante Senegalese minister van Microkrediet.

Naar Afrikaanse normen is Senegal een schoolvoorbeeld van politieke stabiliteit, met vrije verkiezingen en democratische machtswissels. Na veertig jaar socialisme is sinds 2000 voor het eerst een liberaal aan de macht: president Abdoulaye Wade van de Parti Démocratique Sénégalais. Zijn programma is gebaseerd op armoede- en corruptiebestrijding, de hoofdopdracht van elke Afrikaanse machthebber. Desondanks blijft ook onder Wade het cliëntelisme welig tieren, in die mate dat het als een groot obstakel voor de economische ontwikkeling van het land wordt gezien.

Want hoewel Senegal het laatste decennium fraaie economische groeicijfers kan voorleggen (meer dan 5 procent per jaar sinds de devaluatie van de Franc CFA in 1994), gaat het de bevolking niet voor de wind, zeker niet de sukkelaars in de afgelegen landelijke gebieden. Eigenlijk bestaan er twee Senegals. Het Senegal van de grote steden als Dakar en St. Louis, waar de levensstandaard vrij behoorlijk is, evenals het onderwijs en de publieke voorzieningen. Daartegenover staat de rest van het land, waar de mensen onder de armoedegrens leven, slecht gevoed en gehuisvest zijn, en grotendeels van onderwijs verstoken blijven. De toestand is ernstig: 57 procent van de Senegalese bevolking leeft in extreme armoede, 60 procent is analfabeet.

In Senegal zijn circa vijfhonderd microkredietinstellingen actief. De meest rendabele, of liever: minst verlieslatende, onder hen hebben zich in netwerken georganiseerd. Niettemin zijn van die vijfhonderd kleine banken slechts een stuk of vier ook echt economisch leefbaar, waarvan geen enkele in ruraal gebied.

En toch is microkrediet de nieuwe hype in het land van hulpverleners en ontwikkelingswerkers. Volgens de believers is het een probaat en gemakkelijk inzetbaar middel om de Senegalese economie nieuw leven in te blazen. Precies omdat het de creatie van kleine bedrijven, handelszaken en landbouwondernemingen vergemakkelijkt. ‘Microkrediet mag niet als een vorm van sociale bijstand worden gezien’, verduidelijkt een plaatselijke ngo-werker. ‘Armoede raakt hier namelijk iedereen, en een op de twee Senegalese huishoudens doet wel eens een beroep op microkrediet.’

Traditionele commerciële banken laten de armen doorgaans links liggen. Terwijl microkredietinstellingen juist die mensen aan kleine sommen geld proberen te helpen. Maar ook zij worden geconfronteerd met het probleem van economische leefbaarheid. Door de lage bevolkingsdichtheid op het platteland is het moeilijk om de administratie- en werkingskosten per dossier te drukken. Ook het feit dat arme mensen geen onderpand kunnen geven, maakt het verstrekken van dit soort krediet tot een risicovolle onderneming. De gehanteerde interestvoeten zijn dan ook navenant en variëren, afhankelijk van de instelling, van 12 tot 25 procent. Door een ingenieus systeem van sociale controle binnen de lokale gemeenschappen heeft men het gevaar van niet-terugbetaling wel tot een minimum weten te beperken. Blijven de hoge werkingskosten, mede veroorzaakt door het gebrek aan professionalisme van lokale microbankiers. Daar zag het Participatiefonds voor zichzelf dan ook een (bescheiden) rol weggelegd.

Minister Laruelle sprak er in elk geval bemoedigende woorden. De KBC bij ons is óók zo begonnen, drukte ze de verbaasde Senegalezen op het hart, wat anno 2005 – ‘het jaar van het microkrediet’ – toch een hoopvolle boodschap mag heten.

Over enkele maanden – de precieze datum ligt nog niet vast – arriveert de eerste delegatie Senegalese ambtenaren van minister Ndir op het Participatiefonds. Vooral de manier waarop toekomstige zelfstandigen hier begeleid worden, draagt hun interesse weg.

Han Renard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content